ECLI:NL:RBMID:2008:BC5989

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
22 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/887
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een dienstongeval en de ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg geoordeeld over de ontvankelijkheid van het beroep van eiseres, die een dienstongeval claimde. Eiseres, werkzaam als medewerkster wijksecretariaat op het politiebureau te Heinkenszand, had op 12 februari 2007 een ongeval gehad waarbij zij in een openstaand luik stapte. De Korpsbeheerder van de Politie Zeeland had in een besluit van 16 april 2007 vastgesteld dat dit ongeval geen dienstongeval was in de zin van artikel 1, eerste lid, sub z van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard op 2 augustus 2007. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank overwoog dat artikel 54 van het Barp vergoedingen regelt voor noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging in geval van een dienstongeval. Aangezien eiseres geen kosten had gemaakt en niet aannemelijk had gemaakt dat zij in de toekomst kosten zou maken, oordeelde de rechtbank dat eiseres geen belang had bij de procedure. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.

De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten dat eiseres geen medische hulp had ingeroepen en geen materiële schade had geleden. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een dienstongeval en dat de eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet relevant was voor de vraag of eiseres belang had bij de procedure. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. W.M.P. van Alphen, in tegenwoordigheid van griffier mr. H.D. Sebel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 07/887
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[eiseres]
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. N.D. Dane, advocaat bij de Nederlandse Politiebond te Woerden,
tegen
de Korpsbeheerder van de Politie Zeeland,
verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 16 april 2007 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat het ongeval, dat haar op 12 februari 2007 is overkomen geen dienstongeval is in de zin van artikel 1, eerste lid, sub z van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en dat derhalve artikel 54 van het Barp niet van toepassing is.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft dit bezwaar bij besluit van 2 augustus 2007 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 13 februari 2008 behandeld ter zitting. Eiseres is daar niet verschenen, maar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde drs. P.D. Spies.
II. Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder z van het Barp wordt onder dienstongeval verstaan: een ongeval, welk in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en dat niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.
Artikel 54 van het Barp bepaalt:
1. In geval van dienstongeval of beroepsziekte worden aan de desbetreffende ambtenaar vergoed de noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging.
2. Onze Minister kan bij ministeriële regeling nadere voorschriften vaststellen met betrekking tot het eerste lid.
2. Eiseres is werkzaam als medewerkster wijksecretariaat op het politiebureau te Heinkenszand. Op 12 februari 2007 is zij bij binnenkomst in dit bureau in een openstaand luik gestapt.
3. Verweerder heeft geweigerd dit ongeval aan te merken als een dienstongeval in de zin van het Barp en heeft als gevolg daarvan artikel 54 van het Barp buiten toepassing verklaard. In beroep heeft verweerder zich voorts op het standpunt gesteld dat eiseres geen belang heeft bij onderhavige procedure.
4. Eiseres meent dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat er geen sprake is van een dienstongeval. Ter onderbouwing van haar standpunt dat zij wel belang heeft bij onderhavige procedure heeft eiseres verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 9 december 2004 (LJN: AR7794).
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. De rechtbank leidt uit voormelde uitspraak af dat de CRvB daarin heeft beoordeeld of er sprake was van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dan wel een enkele verklaring voor recht werd gevraagd dat het daar aan de orde zijnde incident, los van enig rechtspositioneel voorschrift, als dienstongeval moest worden aangemerkt. De CRvB oordeelde dat er in dat geval sprake was van een besluit (en niet van een enkele verklaring voor recht), aangezien verweerder naar aanleiding van een omtrent dat incident ingevuld registratieformulier had beslist dat artikel 54 van het Barp niet van toepassing was. De rechtbank leidt voorts uit deze uitspraak af dat voor dit oordeel – dat er sprake is van een besluit - de omstandigheid dat betrokkene op dat moment (nog) niet concreet aanspraak maakte op een vergoeding, doch eerst om vergoeding wilde vragen indien het incident in de toekomst (opnieuw) tot schade zou blijken te leiden, niet relevant was.
7. De rechtbank komt op grond van deze uitspraak tot de conclusie dat in casu sprake is van een besluit. Dit laat echter onverlet de vraag of eiseres belang heeft bij de beoordeling van dat besluit in deze procedure. Naar het oordeel van de rechtbank kan voormelde uitspraak van de CRvB niet dienen ter beantwoording van die vraag. Het oordeel van de CRvB in die uitspraak, dat het niet relevant is dat (nog) niet concreet aanspraak wordt gemaakt op een vergoeding, dient te worden gezien in het licht van de vraag die daar voorlag, namelijk of van een besluit sprake was. De vraag of eiseres belang heeft bij onderhavige procedure beantwoordt de rechtbank ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
8. Op het ongevalsregistratieformulier heeft eiseres aangegeven door het ongeval op 12 februari 2007 schaafwonden, kneuzingen en blauwe plekken te hebben opgelopen. Blijkens dit formulier is aan eiseres in verband met dit ongeval geen geneeskundige hulp verleend en is er verder geen materiële schade ontstaan. Ook op het aangifteformulier (dienst)ongevallenverzekering van 15 maart 2007 geeft eiseres aan niet een arts te hebben gezien in verband met het ongeval en ook geen behandeling te hebben ondergaan.
9. Artikel 54 van het Barp beoogt bij (onder meer) een dienstongeval de noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging te vergoeden.
Nu eiseres geen kosten van geneeskundige behandeling of verzorging heeft gemaakt, zo leidt de rechtbank uit voormelde formulieren af, en zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze kosten in de toekomst te verwachten zijn, is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen belang heeft bij onderhavige procedure.
De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op
door mr. W.M.P. van Alphen, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: