RECH[EE]NK MIDDELBURG
Sector[plaats X]rsrecht
uits[plaats X]an[A]lvoudige kame[plaats X]bestuursrechtelijke zaken
[XX te C]
eisers,
gemachtigde mr. J.A. Platteeuw,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis,
te Oostburg,
verweerder.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen een op bezwaar genomen besluit van 13 juni 2007 van verweerder (hierna: het bestreden besluit).
Het beroep is op 13 december 2007 ter zitting behandeld. Eiser [A] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Bonnewel. Namens [vergunninghouder]. was aanwezig [MM], bijgestaan door mr. A.A. den Hollander.
1. Bij besluit van 2 januari 2007 heeft verweerder aan [vergunninghouder]. te [plaats X] vrijstelling verleend voor het uitbreiden en vernieuwen van houten puien met balkons aan de zuidgevel van het hotel [BBB] op het adre[plaats X].
2. Bij besluit van 2 januari 2007 heeft verweerder[plaats X]ergunning[plaats X] bouwvergunning voor genoemde bouwplannen verleend.
3. Het bezwaar van eisers tegen deze besluiten is met het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. In geschil is of verweerder in redelijkheid tot vrijstelling heeft kunnen besluiten. Voorts is ter beoordeling of verweerder terecht bouwvergunning heeft verleend.
5. Door eisers is betoogd dat er geen zorgvuldige afweging van de betrokken belangen heeft plaatsgevonden. Het feit dat de balkons boven een natuurgebied zijn voorzien, waarbij sprake is van een aanzienlijke overschrijding van het bebouwingsvlak, zal leiden tot een onomkeerbare situatie die ten koste van het gebied zal gaan. Er kan dan namelijk geen herstel van de aanwezige landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarde meer plaatsvinden. De gasten op de balkons zullen de rust in het natuurgebied verstoren. De overschrijding van het bebouwingsvlak bedraagt 60% van de maximaal toelaatbare overschrijding en dit moet bij de belangenafweging worden betrokken. Nu sprake is van een forse overschrijding boven een natuurgebied, hadden vrijstelling en bouwvergunning moeten worden geweigerd. Voorts is gesteld dat, naar analogie van artikel 18, lid 6, van het bestemmingsplan, advies had moeten worden ingewonnen van een landschap- en natuurbeschermingsdeskundige. De vraag is namelijk of met de besluiten geen onevenredige afbreuk aan de natuurwaarden in het gebied wordt gedaan. Het hotel ligt in een kwetsbaar duingebied dat tot de Natura 2000 gebieden behoort. Het realiseren van de balkons is een project in de zin van artikel 19d, lid 1, van de Natuurbeschermingswet en verweerder had dan ook moeten onderzoeken of er een vergunningplicht geldt. Eisers hebben in dit verband gewezen op uitspraken van 12 mei 2004 (kenmerk LJN: AO9200) en 17 oktober 2007 (kenmerk LJN: BB5839) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eisers hebben tevens gesteld dat door de realisatie van de balkons de mogelijkheid bestaat dat meer overlast ontstaat van de nabijgelegen discotheek [EE]. Verweerder heeft daar bij de besluitvorming geen rekening mee gehouden.
6. Verweerder stelt dat hij in redelijkheid tot vrijstelling heeft kunnen besluiten. Voor de overschrijding van het bebouwingsvlak met circa 2,42 meter kan op grond van artikel 6, lid 2, van het bestemmingsplan vrijstelling worden verleend. Een ontheffing op de Keur Waterkeringen en een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet mogen niet als voorwaarden aan een vrijstelling of bouwvergunning worden verbonden. Een uitvoerbaarheidstoets is bij een vrijstelling op basis van het bestemmingsplan en een bouwvergunning op basis van de Woningwet niet aan de orde. Het realiseren van de balkons bedreigt de natuur niet en is niet van invloed op de bedrijfsvoering van de nabijgelegen discotheek. Er ligt een positief welstandsadvies.
De rechtbank overweegt het volgende.
7. Artikel 44, lid 1, aanhef en onder c, van de Woningwet luidt:
De reguliere bouwvergunning mag slechts en moet worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Ingevolge artikel 15, lid 1, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) kan bij bestemmingsplan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de in het plan vervatte regels bevoegd zijn van bij het plan aan te geven voorschriften vrijstelling te verlenen.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Boulevard de Wielingen’ (hierna: het bestemmingsplan). De betreffende gronden zijn bestemd voor horecavestigingen, woondoeleinden (HW9) en waterstaatswerken.
Ingevolge artikel 6, lid 1, aanhef en onder a, van de voorschriften mogen bebouwingsvlakken in afwijking van de kaart en hoofdstuk II worden overschreden door tot gebouwen behorende balkons, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
In het tweede lid van artikel 6 is bepaald dat burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen van lid 1 van artikel 6, mits de overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt.
8. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan in de zin dat het bebouwingsvlak met circa 2,42 meter wordt overschreden en dat deze overschrijding boven gronden met de bestemming natuurgebied en waterstaatswerken zal plaatsvinden. Het bestemmingsplan voorziet ingevolge artikel 6 van de planvoorschriften in de bevoegdheid van verweerder om voor de bouw van een balkon vrijstelling te verlenen voor de overschrijding van het bebouwingsvlak op voorwaarde dat de overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt. De rechtbank stelt vast dat de in geding zijnde overschrijding binnen genoemde 3 meter blijft. Verweerder was aldus bevoegd om vrijstelling te verlenen. De wijze waarop verweerder van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, moet door de rechtbank terughoudend worden getoetst.
9. Hetgeen eisers in beroep tegen het verlenen van de binnenplanse vrijstelling hebben aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet tot het verlenen van de vrijstelling kon overgaan.
10. De rechtbank stelt in dat kader vast dat in het bestemmingsplan ten aanzien van de binnenplanse vrijstelling geen beperkingen voor de bestemmingen natuurgebied en waterstaatswerken zijn opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank moet de vraag of bij het concrete gebruik van de in het bestemmingsplan toegekende vrijstellingsbevoegdheid onderzoek naar de gevolgen van het bouwplan voor de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden had moeten plaatsvinden, dan ook negatief worden beantwoord. Bij het opnemen van de binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid in het bestemmingsplan worden die mogelijke gevolgen geacht te zijn betrokken. Bij een concrete aanwending van die bevoegdheid is geen plaats meer voor dit onderzoek. Voor zover de beroepsgronden gericht zijn op de natuurwaarden en het inschakelen van een landschap- en natuurbeschermingsdeskundige treffen zij dan ook geen doel. Gelet op het voorgaande komt aan de stelling dat de overschrijding van het bebouwingsvlak 60% van de maximaal toelaatbare overschrijding inhoudt, geen relevante betekenis toe.
11. Eisers hebben gesteld dat het bouwplan is voorzien in een zogeheten Natura 2000-gebied in de zin van artikel 1, onder m, van de Natuurbeschermingswet. De rechtbank heeft, gelet op de ter zitting afgelegde verklaringen, de getoonde documenten en de op de website van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangetroffen publicaties, niet kunnen vaststellen dat de in geding zijnde locatie ten tijde van belang als een Natura 2000-gebied was aangewezen. Ook de hierop betrekking hebbende beroepsgronden treffen geen doel.
12. De rechtbank stelt vast dat hetgeen eisers over een mogelijke toename van de geluidsoverlast van een nabijgelegen discotheek hebben gesteld, niet is onderbouwd. Voor zover al sprake zou zijn van een mogelijke toename van geluidsoverlast, komt daar naar het oordeel van de rechtbank in het kader van de verleende vrijstelling geen betekenis aan toe.
13. Gelet op het voorgaande is het bouwplan niet in strijd met het bestemmingsplan. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan bouwvergunning ingevolge artikel 44 van de Woningwet moet worden geweigerd, was verweerder verplicht bouwvergunning te verlenen.
14. De conclusie van het voorgaande is dat het bestreden besluit in rechte stand houdt. Het beroep van eisers is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2008
door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Bos, als griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.