ECLI:NL:RBMID:2008:BC4865

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
54210/HA ZA 06-439
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor sloopwerkzaamheden en bewijsvoering omtrent opdracht

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Middelburg, heeft eiseres, Aannemings- en Verhuurbedrijf [J.H.] & ZN. B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, wonende te Kattendijke, met betrekking tot de betaling van een factuur voor sloopwerkzaamheden. De procedure begon met een tussenvonnis op 30 mei 2007, waarin eiseres werd toegelaten om bewijs te leveren dat gedaagde haar opdracht had gegeven om containers en een keet te slopen en te verwijderen van een terrein in Kattendijke. Eiseres heeft getuigen gehoord, waaronder [R.N.], die verklaarde dat gedaagde hem had gevraagd om de containers te slopen en de kosten laag te houden. Gedaagde ontkende echter deze opdracht te hebben gegeven en stelde dat hij enkel contact had gehad met [R.N.] over chemisch afval, en niet over de containers of de keet.

De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen zorgvuldig gewogen. [M.H.J.G.], een andere getuige, bevestigde dat gedaagde betrokken was bij de werkzaamheden, maar zijn verklaring was niet op eigen wetenschap gebaseerd. Gedaagde's ontkenning van de opdracht en zijn verklaring dat hij enkel contact had gehad met [R.N.] over de afvoer van chemisch afval, werden als geloofwaardig beschouwd. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in het bewijs was geslaagd dat gedaagde als opdrachtgever kan worden aangemerkt voor de sloopwerkzaamheden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 1.640,00. Dit vonnis is uitgesproken op 13 februari 2008 door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
54210HA ZA 06-43954210HA ZA 06-43916 januari 2008
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 54210 / HA ZA 06-439
Vonnis van 13 februari 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGS- EN VERHUURBEDRIJF [J.H.] & ZN. B.V.,
gevestigd te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele,
eiseres,
procureur mr. P.M.E. Bilterijst,
tegen
[gedaagde],
wonende te Kattendijke, gemeente Goes,
gedaagde,
procureur mr. B.H. Vader.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 30 mei 2007
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 september 2007 aan de zijde van [Eiseres]
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 december 2007 aan de zijde van [gedaagde].
De verdere beoordeling
2.1. Bij tussenvonnis van 30 mei 2007 is [Eiseres] toegelaten om te bewijzen dat [gedaagde] haar opdracht heeft gegeven de containers en de keet op het terrein van Bouwbedrijf Boogert aan de [adres] te Kattendijke te slopen en te verwijderen. [Eiseres] heeft daartoe op 18 september 2007 [R.N.] en [M.H.J[M.H.J.G.] laten horen.
Op 4 december 2007 heeft [gedaagde] zichzelf en [M.E.J[M.E.J.M.S.] in contra-enquête laten horen.
2.2. [R.N.], projectleider bij [Eiseres], verklaart als getuige onder meer het volgende. Hij is als uitvoerder betrokken geweest bij de sloopwerkzaamheden op het onderhavige terrein. Naar aanleiding van de brief van Bijzonder Zeeland van 2 december 2005 heeft hij telefonisch contact met [gedaagde] opgenomen en het stukje in de brief over [gedaagde] geciteerd en gevraagd waar de containers naartoe moesten. [gedaagde] heeft hem toen gezegd dat hij geen locatie had om de containers naartoe te brengen en hem gevraagd wat hij er nog voor gaf. Hij heeft hem gezegd dat de containers in slechte staat waren en dat hij er niets voor gaf. [gedaagde] zei hem toen over de containers: “Sloop die maar voor mij en houd de kosten zo laag mogelijk”. Na verwijdering van de containers door medewerkers van [Eiseres] werd een oude caravan aangetroffen die gebruikt was als een soort keet. Hij heeft [gedaagde] toen gebeld om te vragen wat ermee moest gebeuren. [gedaagde] zei hem dat die keet van zijn vader was en dat [R.N.] die ook maar gelijk moest meenemen.
Met betrekking tot de kosten verklaart [R.N.] dat hij in maart of april 2006 [gedaagde] heeft gebeld over de kosten van het slopen en afvoeren van de containers en de keet en met de vraag naar welk adres hij de rekening kon sturen. [gedaagde] zou hem terugbellen, omdat hij het moest bespreken met zijn directeur. [R.N.] verklaart dat hij toen heeft gezegd: “Maar u heeft toch opdracht gegeven?” en dat [gedaagde] daarop zei dat, dat zo was, maar dat hij wilde kijken of hij het nog met het bedrijf kon worden verrekend.
2.3. [M.H.J.G.], zelfstandig ondernemer, verklaart als getuige onder meer dat hij eind 2005/begin 2006 voor [Eiseres] werkte op het onderhavige terrein en dat [R.N.] toen tegen hem heeft gezegd dat hij de uren die hij bezig was met de containers die op het terrein stonden, apart moest noteren, omdat het werk daaraan voor rekening was van Piet [gedaagde]. Verder verklaart hij dat Piet ([gedaagde]) diverse keren is komen kijken op het werk en dat hij het nog met hem over de keet gehad had, die later ontdekt werd. Getuige [M.H.J.G.]: “Die stond vol met chemische rommel, zoals accu’s, olietankje, golfplaten. Het was daar echt een bende. Piet zei dat ik dat maar voor hem op moest ruimen. Ik heb het er nog met hem over gehad dat hij veel kosten kon besparen als hij die chemische rommel zelf als particulier naar de milieustraat zou brengen. Dat is ook gebeurd. Hij heeft iemand gestuurd met een aanhangwagen.”
2.5. [gedaagde] verklaart in contra-enquête onder meer dat [R.N.] Pronova heeft gebeld over de containers die op het terrein stonden en hem toen aan de lijn kreeg. Hij heeft gezegd, dat zij die containers niet meer nodig hadden en dat die containers wat hen betreft als oud ijzer konden worden afgevoerd. Hij ontkent in zijn verklaring dat [R.N.] hem in dat telefoongesprek de brief van Bijzonder Zeeland van 2 december 2005 zou hebben voorgehouden (rechtbank: zoals [R.N.] als getuige verklaart) en dat hij [R.N.] heeft gevraagd of hij wat voor die containers wilde geven. Hij verklaart verder dat [R.N.] hem niet over de keet heeft gesproken. [R.N.] heeft de zaak (rechtbank: Pronova) gebeld vanwege chemisch afval. Hij zegt dat hij daar zelf alleen contact over heeft gehad met [M.H.J.G.]. Pronova had hem op het chemisch afval gewezen. Hij heeft het door een medewerker van Pronova laten afvoeren. Over de kosten verklaart hij dat er in maart/april 2006 geen telefonisch contact is geweest ter zake van het slopen of afvoeren van de containers. Hem is niet gevraagd naar welk adres de rekening moest. [R.N.] heeft niet tegen hem gezegd dat hij toch opdracht had gegeven. [gedaagde] ontkent te hebben gezegd dat hij wilde kijken of één en ander met Pronova kon worden verrekend. Ten slotte verklaart [gedaagde] nog dat als [R.N.] hem belde, dat op het zakelijke telefoonnummer van Pronova was.
2.6. De eveneens in contra-enquête gehoorde getuige [M.E.J.M.S.] heeft niets ter zake doende verklaard.
2.7. De slotsom moet zijn dat [Eiseres] niet is geslaagd in het bewijs. [M.H.J.G.] bevestigt ten aanzien van de containers weliswaar de verklaring van [R.N.], maar doet dit niet uit eigen wetenschap, maar op grond van wat [R.N.] hem heeft gezegd. Daartegenover staat de verklaring van [gedaagde] dat hij met betrekking tot de containers voor Pronova sprak en dat [R.N.] hem belde op het telefoonnummer van Pronova. Aldus is niet vast komen te staan dat [Eiseres] de containers in opdracht van [gedaagde] in persoon heeft verwijderd.
De verklaring van [M.H.J.G.] met betrekking tot de keet is voor meer uitleg vatbaar op het punt waar [gedaagde] gezegd zou hebben: ruim dat maar voor mij op. Bedoelt [M.H.J.G.] daarmee slechts het chemisch afval, of de keet met daarin het chemisch afval? Deze onduidelijkheid wordt niet door ander bewijs opgeheven. Dan blijft slechts de verklaring van [R.N.] over met betrekking tot de keet, met daartegenover de verklaring van [gedaagde], die ontkent dat het gegaan is zoals [R.N.] verklaart. Alles overziende is ook ten aanzien van de keet niet bewezen dat zij in opdracht van [gedaagde] in persoon is verwijderd.
2.8. [gedaagde] kan dus met betrekking tot de onderhavige opruimingswerkzaamheden niet als opdrachtgever van [Eiseres] worden aangemerkt, zodat hij niet verplicht is tot betaling van de factuur van 1 juni 2006. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.
2.9. [Eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht € 296,00-
- salaris procureur 1.344,00- (3,5 3,50punten × tarief € 384,00-)
Totaal € 1.640,00-
De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vordering af,
3.2. veroordeelt [Eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.640,00-.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2008.
HS