ECLI:NL:RBMID:2007:BC6497

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
21 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
60114/KG ZA 07-187
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan vestiging van hypotheek op privé-eigendom in het kader van huwelijksgemeenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg is behandeld, vordert eiser sub 2, die gehuwd is met gedaagde, dat gedaagde medewerking verleent aan het vestigen van een tweede hypotheek op een winkelpand. Dit pand is privé-eigendom van eiser sub 2, maar de waarde ervan is ingebracht in de onderneming van eiser sub 2, die zich in een financiële noodsituatie bevindt. Gedaagde heeft conservatoir beslag gelegd op de gemeenschappelijke vermogensbestanddelen, waaronder het winkelpand, in het kader van een procedure tot scheiding van tafel en bed. Eiser sub 2 stelt dat de extra hypotheek noodzakelijk is om een faillissement van zijn onderneming te voorkomen.

Gedaagde betwist de liquiditeitsbehoefte van eiser sub 2 en stelt dat het vestigen van een tweede hypotheek een groot financieel risico met zich meebrengt, wat in strijd is met de belangen van de huwelijksgemeenschap. Gedaagde verwijst naar artikel 1:88 BW, dat beoogt echtgenoten te beschermen tegen benadelende rechtshandelingen. De voorzieningenrechter overweegt dat, indien gedaagde medewerking verleent aan de hypotheek, zij haar huidige zekerheden prijsgeeft, terwijl het onzeker is of eiser sub 2 daadwerkelijk een faillissement kan afwenden door deze hypotheek.

De voorzieningenrechter concludeert dat onder de gegeven omstandigheden geen medewerking van gedaagde kan worden verlangd. De keuze van gedaagde om haar verhaalsmogelijkheden te handhaven is gerechtvaardigd en in het belang van het gezin. De vordering van eiser sub 2 wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
60114KG ZA 07-18760114KG ZA 07-18721 november 2007
Sector civiel recht,
voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 60114 / KG ZA 07-187
Vonnis van 21 november 2007
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1].,
gevestigd en kantoorhoudende te Goes
2. [eiser sub 2],
wonende te Goes,
eisers,
procureur mr. B. van Leeuwen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Arnemuiden,
gedaagde,
procureur mr. W. Tiggelaar.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1]., [eiser sub 2] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding
de conclusie van antwoord
een fax d.d. 13 november 2007 met producties zijdens [eiser sub 2]
een tweetal faxen d.d. 14 november 2007 met producties zijdens [eiser sub 2]
een pleitnota zijdens [eiser sub 2].
De feiten
[eiser sub 2] is gehuwd met [gedaagde]. Tussen hen is een procedure aanhangig waarin [gedaagde] scheiding van tafel en bed verzoekt.
[gedaagde] heeft maritaal conservatoir beslag doen leggen op een aantal gemeenschappelijke vermogensbestanddelen van de huwelijksgemeenschap, waaronder een onroerende zaak, een winkelpand, gelegen aan de [adres] te Arnemuiden, hierna te noemen: het pand.
Het pand is privé-eigendom van [eiser sub 2], terwijl de waarde ervan is ingebracht in [eiseres sub 1]., de onderneming van [eiser sub 2].
Het geschil
[eiser sub 2] vordert, kort samengevat, veroordeling van [gedaagde] tot het verlenen van medewerking aan het ten gunste van de ABN AMRO Bank vestigen van een tweede of volgende hypotheek op het pand op straffe van een dwangsom met bepaling dat, indien niet binnen 7 dagen medewerking is verleend, de veroordelende uitspraak dezelfde kracht heeft als een akte van [gedaagde], aanwijzing van een vertegenwoordiger, althans indeplaatstreding van het vonnis van (een deel van) de op te maken akte.
Hij stelt dat zijn onderneming zich in een nijpende financiële situatie bevindt welke noopt tot het op zeer korte termijn aantrekken van aanvullende externe financiering, zulks ter afwending van een faillissement. Die extra financiering kan worden verkregen door vestiging van een extra hypotheek op het pand voor een bedrag van € 150.000,--. [eiser sub 2] verwijst daarbij naar de brief d.d. 17 oktober 2007 van de ABN AMRO Bank.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Primair betwist zij de door [eiser sub 2] gestelde liquiditeitsbehoefte. Voorts stelt zij er alle belang bij te hebben haar medewerking aan het vestigen van een tweede hypotheek op het pand te onthouden, nu er sprake is van een groot financieel risico dat zal leiden tot verdere uitholling van de huwelijksgemeenschap. [gedaagde] verwijst naar de ratio van artikel 1:88 BW en stelt dat het belang van het gezin in dit geval dient te prevaleren boven het door de [eiser sub 2] gestelde belang van de onderneming. Tenslotte stelt zij dat de vordering niet voor toewijzing vatbaar is nu [eiser sub 2] hiermee feitelijk ongedaanmaking van het door haar gelegde maritaal beslag beoogt en de gronden voor opheffing van conservatoir beslag niet aanwezig zijn.
De beoordeling
De onderhavige vordering is gebaseerd op artikel 1:88 BW. Dit artikel beoogt, zoals [gedaagde] terecht aangeeft, de echtgenoten, in het belang van het gezin, tegen elkaar te beschermen tegen het verrichten van rechtshandelingen die gezien het voorwerp van de rechtshandeling of de aard daarvan benadelend zijn of een groot financieel risico meebrengen.
Gelet op hetgeen ter zitting is aangegeven namens [eiser sub 2], beoogt hij met zijn vordering een hypotheek te vestigen die in rang voor gaat op het beslag dat namens [gedaagde] op het pand is gelegd. In feite wordt dus ook opheffing van het beslag gevorderd.
Nu het pand privé-eigendom is van [eiser sub 2] staat vast dat het onderdeel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap. De voorzieningenrechter overweegt dat, indien [gedaagde] de door [eiser sub 2] beoogde medewerking verleent, zij een zekerheid die ze thans heeft prijsgeeft, terwijl onzeker is of zij daar uiteindelijk bij gebaat zal zijn. Gezien de vele factoren die hierbij een rol spelen staat vooralsnog namelijk geenszins vast dat een faillissement onafwendbaar is bij gebreke van vestiging van de betreffende hypotheek. Daarnaast is ook onzeker of [eiser sub 2] door vestiging van de hypotheek op het pand een eventueel faillissement van zijn onderneming zal kunnen afwenden.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat onder die omstandigheden in redelijkheid geen medewerking van [gedaagde] kan worden verlangd. Haar keuze voor het handhaven van haar verhaalsmogelijkheden ten aanzien van het pand met het oog op de afwikkeling van de huwelijksgemeenschap lijkt, mede gelet op de onzekere financiële positie van [eiseres sub 1]., vooralsnog gerechtvaardigd en in het belang van het gezin. Daarbij komt dat gesteld noch gebleken is dat er gronden zijn voor opheffing van het door [gedaagde] op het pand gelegde beslag.
Gelet op het vorenstaande zal het gevorderde worden afgewezen.
Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter
wijst het gevorderde af,
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2007.