53912HA ZA 06-39753912HA ZA 06-39717 oktober 2007
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 28 november 2007
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 53912 / HA ZA 06-397 van
[eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2],
procureur mr. C.J. IJdema,
advocaat mr. P. Doorakkers te Oosterhout,
1. [gedaagde sub 1 zaak 1],
procureur mr. N.H. van Everdingen,
advocaat mr. D.J.M. Volkholz-Plaum te Rotterdam,
2. [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2],
procureur mr. U.T. Hoekstra,
advocaat mr. R.M. Terrahe te Apeldoorn,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLORIJN FINANCIËLE ADVIESGROEP BV,
procureur mr. K.P.T.G. Flos,
advocaat mr. W.J. Hengeveld te Rotterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 55839 / HA ZA 07-16 van53912 / HA ZA 06-39755839 / HA ZA 07-1653912 / HA ZA 06-39755839 / HA ZA 07-16
[gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2],
procureur mr. U.T. Hoekstra,
advocaat mr. R.M. Terrahe te Apeldoorn,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
gevestigd te Aarle-Rixtel,
procureur mr. M.W. Dieleman,
advocaat mr. J.M.A. van Dijk te Kaatsheuvel,
2. [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2],
De procedure in de hoofdzaak
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 31 januari 2007
het proces-verbaal van comparitie van 30 augustus 2007
de akte van de zijde van [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] van 17 oktober 2007.
De procedure in de vrijwaringszaak
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 14 maart 2007
het proces-verbaal van comparitie van 30 augustus 2007.
Omstreeks 1993 heeft [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] – met bemiddeling door [gedaagde sub 1] – een inboedelverzekering afgesloten bij verzekeringsmaatschappij Avéro Achmea (hierna: Achmea). Deze verzekering is laatstelijk verlengd tot 14 maart 2008. De verzekerde som bedroeg in 2005 in totaal € 86.450,--, waarbij kostbaarheden voor maximaal € 12.500,-- waren verzekerd.
3.2. In februari 2004 heeft Florijn Financiële Adviesgroep B.V. (hierna: Florijn) de verzekeringsportefeuille van [gedaagde sub 1] overgenomen. Feitelijk onderhield [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2], werkzaam voor Florijn doch tot 1 januari 2005 formeel in dienst van Please B.V., de contacten met [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2]. Vervolgens is de verzekeringsportefeuille overgedragen aan SAA Drechtstad Adviesgroep B.V. (hierna: Drechtstad). [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] is in dienst getreden van Drechtstad en bleef de contactpersoon voor [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2].
3.3. [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] verzamelt Swarovski-kristal. Zij had haar collectie uitgestald in een vitrine in de woonkamer. Op 16 maart 2005 is de collectie Swarovski-kristal uit haar woning gestolen. Zij heeft daarvan melding gedaan bij de verzekering.
3.4. Op 5 en 12 april 2005 heeft de door Achmea ingeschakelde expert – expertise- en taxatiebureau Hoeijmans van Riel Expertise B.V. – [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] bezocht. In het daarna opgemaakte schaderapport vermeldt de expert:
“Op 12 april 2005 hebben wij de verzekerde nogmaals bezocht. De verzekerde had drie volle vuilniszakken met lege doosjes van Swarovski artikelen van zolder gehaald, doch nog geen lijst gemaakt van de ontvreemde artikelen. Wij hebben samen met de verzekerde aan de hand van de doosjes een specificatie opgesteld.
Aan de hand van de specificatie hebben wij een akkoordverklaring opgemaakt. Wij hebben hierbij rekening gehouden met het feit dat niet van alle gestolen zaken nota’s certificaten of verpakkingsmateriaal aanwezig was. In verband hiermee hebben wij op de cataloguswaarde een beperkte aftrek toegepast.
Nadat wij de verzekerde de akkoordverklaring ter ondertekening hadden toegezonden, hebben wij een aanvullende claim van de verzekerde ontvangen. Deze claim omvat enkel Swarovski artikelen. Van deze artikelen heeft de verzekerde echter geen claimondersteunend materiaal, zoals nota’s, certificaten of verpakkingsmateriaal.
Tijdens ons bezoek had de verzekerde ons al medegedeeld dat zij een deel van de collectie had aangekocht via een winkelier in Oosterhout. Tevens had de verzekerde een groot deel van de collectie aangekocht via particulieren in België (met name Antwerpen).
Na ontvangst van de aanvullende claim hebben wij aan de hand van de door de verzekerde aangegeven nummering de cataloguswaarde bepaald. Wij hebben de bedragen niet opgenomen in onze schadevaststelling, aangezien het bezit en de waarde voor ons niet voldoende aannemelijk kon worden gemaakt. De cataloguswaarde van de aanvullend geclaimde artikelen bedraagt € 20.469,00 inclusief B.T.W..”
De expert heeft de schade vervolgens vastgesteld op € 13.712,--; dat bedrag is ook genoemd in de (door [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] niet ondertekende) akkoordverklaring. Blijkens het rapport van de expert betrof genoemd bedrag voor het deel, groot € 10.502,--, de Swarovski-artikelen. Het bedrag van € 13.712,-- is door Achmea aan [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] uitgekeerd.
[eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van schadevergoeding voor een bedrag van € 24.956,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding. Bij akte van 17 oktober 2007 heeft zij laten weten haar vordering, voor zover gericht tegen [gedaagde sub 1], in te trekken.
Aanvankelijk verweet [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] en Florijn haar als tussenpersoon niet erop te hebben gewezen dat zij was onderverzekerd. Ter comparitie is die feitelijke grondslag in die zin gewijzigd, dat zij [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] en Florijn verwijt haar er niet opmerkzaam op hebben gemaakt dat zij niet goed was verzekerd. Zij had – in 2003 of in 2004 – haar Swarovski-verzameling uitgebreid met een (voor een bedrag tussen de € 12.500,-- en € 24.000,--) in Antwerpen aangekochte collectie. Zij had bij die collectie geen certificaten of doosjes gekregen. [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] is tweemaal bij [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] geweest en heeft de verzameling gezien. Hij had [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] documentatie moeten laten opstellen, zodat zij had kunnen aantonen dat de in Antwerpen aangekochte collectie daadwerkelijk deel uitmaakte van haar verzameling. Voorts had [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] de totale verzameling, gelet op de waarde ervan, in een kostbaarhedenverzekering moeten onderbrengen. Nu noch het een, noch het ander was gebeurd, hebben [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] en Florijn niet als een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot gehandeld; zij zijn voor het gevolg daarvan aansprakelijk. Dat gevolg is dat Achmea – nu [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] na de diefstal het bezit van de Antwerpse collectie niet kon aantonen – de schade door de diefstal van de collectie maar ten dele heeft vergoed. De totale verzameling (inclusief de Antwerpse collectie) is op 18 maart 2005, op basis van een omschrijving door [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2], getaxeerd op € 35.958,--; Achmea heeft € 11.002,-- uitgekeerd, zodat [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] een schade heeft van € 24.956,--.
4.2. [gedaagde sub 1] heeft – in reactie op de intrekking door [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] van de vordering voor zover tegen hem gericht – ter rolle van 17 oktober 2007 doorhaling van de zaak verzocht.
4.3. [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] en Florijn voeren verweer tegen de vordering van [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2]. Beiden stellen dat het de verantwoordelijkheid van [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] zelf was om bij haar tussenpersoon te melden dat haar Swarovski-verzameling was uitgebreid en na te gaan of dat gevolgen had voor de dekking onder de inboedelverzekering. Dat heeft zij niet gedaan; dat er daardoor mogelijk geen afdoende verzekering bestond kan dan niet aan de tussenpersoon worden verweten. Beiden stellen voorts dan [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] haar schade onvoldoende aantoont; de waarde van de totale verzameling is slechts gebaseerd op een taxatie achteraf op grond van een beschrijving van de artikelen door [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] zelf. Daarmee staat niet vast dat zij de artikelen daadwerkelijk bezat en evenmin dat de verzameling de door haar gestelde waarde had.
[gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] stelt voorts dat hij destijds in dienst was bij Please B.V. en aan Florijn – als accountmanager op de afdeling verzekeringen – was uitgeleend. Hem was door Florijn een stilzwijgende en functionele volmacht verleend; zijn handelen dient conform die volmacht aan Florijn te worden toegeschreven. Ter comparitie heeft [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] gezegd op 25 januari 2005 met [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] te hebben besproken dat de Swarovski-verzameling mogelijk meer waard was dan € 12.500,-- en dat het kostbaarhedendeel van de inboedelverzekering mogelijk moest worden verhoogd. [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] zou een taxatierapport laten opmaken; in afwachting daarvan is de verzekering niet gewijzigd. [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] heeft daarna van [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] niets meer gehoord tot de melding van de diefstal.
Florijn stelt voorts van het bestaan van de Swarovski-verzameling en van de uitbreiding ervan niet op de hoogte te zijn geweest; Florijn heeft in haar administratie niet kunnen terugvinden dat [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] heeft gerapporteerd dat hij met [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] over de verzameling had gesproken. Florijn betwist niet hetgeen [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] daarover ter comparitie heeft verklaard.
4.5. [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] heeft ter comparitie zijn vordering ingetrokken. Met gedaagde Please B.V. verschilt hij nog wel van mening over de proceskosten. Please B.V. wil veroordeling van [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] in die kosten, waaronder die van het verschijnen op de comparitie. [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] heeft zich daar in zoverre tegen verweerd, dat hij stelt de wederpartij tijdig voor aanvang van de comparitie per fax van de intrekking op de hoogte te hebben gesteld.
[eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] heeft haar vordering voor zover gericht tegen [gedaagde sub 1] ingetrokken; zij heeft daarbij gemeld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de proceskosten. Hoewel [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] dat niet met zoveel woorden heeft gezegd, begrijpt de rechtbank dat zij de procedure tegen [gedaagde sub 1] hiermee wil beëindigen, en dus doorhaling verlangt. [gedaagde sub 1] heeft expliciet om doorhaling gevraagd. De rechtbank zal de zaak, voor zover gericht tegen [gedaagde sub 1], doorhalen.
5.2. De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] – na de wijziging van de feitelijke grondslag van haar vordering ter comparitie – aldus dat zij [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] en Florijn verwijt dat zij als haar tussenpersoon haar er niet voor hebben behoed dat zij na de diefstal aan Achmea niet heeft kunnen aantonen dat de Swarovski-artikelen die zij bezat een hogere totaalwaarde hadden dan (het aan haar vergoede bedrag van) € 11.002,--, namelijk een waarde hadden van € 35.958,--. Die hogere waarde was met name gelegen in een door [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] in Antwerpen aangekochte collectie, waarvan zij geen certificaten en verpakkingsmateriaal had, en ook geen gedocumenteerde inventarisatie.
5.2.1. Uit het vorenstaande – en nu het tegendeel niet is gesteld of gebleken – leidt de rechtbank af dat de inboedelverzekering voor de Swarovski-verzameling voldoende dekking bood toen die verzameling nog niet was uitgebreid met de collectie uit Antwerpen. De collectie uit Antwerpen heeft [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] aangekocht voor een bedrag tussen de € 12.500,-- en € 24.000,--. Zij heeft de aanschaf van een zo kostbare collectie (immers, zo kan uit de overige cijfers die in deze procedure zijn genoemd worden afgeleid, één tot twee keer meer waard dan de verzameling die zij op dat moment had) niet bij de verzekeringstussenpersoon (of bij Achmea) aangemeld. Dat had zij naar het oordeel van de rechtbank wel moeten doen: het ligt immers op de weg van een verzekerde om grote veranderingen in een verzekerd goed zelf bij zijn verzekeringstussenpersoon (of bij de verzekeringsmaatschappij zelf) te melden. Nu zij de tussenpersoon (en ook Achmea) niet op de hoogte heeft gesteld van de uitbreiding van haar verzameling, kan [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] – in beginsel – die tussenpersoon niet verwijten dat hij haar er niet op heeft gewezen dat zij haar nieuwe collectie (die niet was voorzien van certificaten en verpakkingsmateriaal) had moeten documenteren of in een andere verzekering had moeten onderbrengen.
5.2.2. Een en ander is anders in geval de tussenpersoon op andere wijze op de hoogte was geraakt van veranderingen (in dit geval: de uitbreiding) van de verzameling. Dan had de tussenpersoon wel de verplichting [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] voor te lichten over de gevolgen van die verandering voor de bestaande verzekering. In dit kader dient de stelling van [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] dat [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] de verzameling kende, te worden bezien. [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] heeft ter comparitie erkend de verzameling te hebben gezien. Evenwel heeft [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] niet gesteld – en evenmin is gebleken – dat het voor [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] duidelijk was of moest zijn dat die verzameling anders was dan die, welke aanvankelijk in verzekering was genomen en dat deze (voor een gedeelte) niet was gedocumenteerd. Juist nu het ging om een al bestaande, eerder in een verzekering ondergebrachte, verzameling (waarvan geen uitbreiding was gemeld) behoefde [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] niet te vermoeden dat er met de documentatie van de verzameling (bij Swarovski-artikelen worden, naar van algemene bekendheid is, gebruikelijk certificaten afgegeven) iets niet in orde zou zijn.
5.2.3. Slotsom is dat onvoldoende is gesteld om te kunnen komen tot de vaststelling dat [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] – en met hem Florijn – ervan op de hoogte was dat [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] een Swarovski-verzameling bezat, die onvoldoende was gedocumenteerd. Hen valt geen verwijt te maken van het feit dat zij niet op de noodzaak tot documenteren hebben gewezen.
5.3. [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] stelt voorts dat [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] – en Florijn – haar hadden moeten wijzen op onderverzekering en op de noodzaak op een nadere wijze te verzekeren. De rechtbank gaat aan die stellingen voorbij, omdat de grond waarop Achmea (niet meer dan) € 11.002,-- voor de gestolen artikelen heeft uitgekeerd niet samenhangt met eventuele onderverzekering of de omstandigheid dat de verzameling niet in een kostbaarhedenverzekering was ondergebracht. Tussen de door [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] genoemde omstandigheden en de gestelde schade is geen verband, zodat het niet nodig is nader op die omstandigheden in te gaan.
5.4. Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de tussenpersoon geen verwijt kan worden gemaakt van de omstandigheid dat [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] niet heeft kunnen aantonen dat zij meer Swarovski-artikelen had dan die waarvoor Achmea haar een vergoeding van € 11.002,-- heeft uitgekeerd. Dat zo zijnde kunnen de overige verweren van [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] en Florijn (waaronder de vraag of [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] zelf – zoals [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] stelt, maar [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] betwist – kan worden beschouwd als een tussenpersoon) in het midden blijven. De vordering zal worden afgewezen. [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] zal nu zij in het ongelijk wordt gesteld worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5.5. Ter comparitie heeft [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] zijn vordering ingetrokken. Daarop behoeft derhalve niet meer te worden beslist. Nu gedaagde [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] niet is verschenen, behoeft over kosten van de procedure, voor zover gevoerd tegen haar, niet te worden beslist. Wel zal over kosten in de procedure russen [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] en Please B.V. moeten worden beslist. [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] zal in elk geval de kosten van Please B.V., gemaakt tot het moment dat laatstgenoemde van de intrekking op de hoogte werd gesteld, dienen te vergoeden. Daaronder vallen het door Please B.V. betaalde griffierecht en de kosten (conform het liquidatietarief) van de conclusie van antwoord. Voorts zal [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] worden veroordeeld in de kosten (conform het liquidatietarief) voor het verschijnen ter comparitie . Immers heeft hij, door dat eerst op de ochtend waarop de comparitie om 10 uur was gepland om 8 uur te doen, Please B.V. niet tijdig van de intrekking op de hoogte gesteld. De vertegenwoordiger van Please B.V. en haar raadsman moesten op dat moment (komende vanuit Helmond en Kaatsheuvel) al op weg zijn naar Middelburg – en waren dat ook, zoals zij ter comparitie verklaarden.
haalt de zaak, voor zover daarbij [gedaagde sub 1] gedaagde is, door;
wijst de vordering, voor zover gericht tegen [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] en Florijn, af;
veroordeelt [eiseres zaak 1/gedaagde zaak 2] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] begroot op € 550,-- aan griffierecht en € 1.158,-- aan salaris procureur en aan de zijde van Florijn tot op heden begroot op € 550,-- aan griffierecht en € 1.158,-- aan salaris procureur;
veroordeelt [gedaagde sub 2 zaak 1/eiser zaak 2] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Please B.V. begroot op € 550,-- aan griffierecht en € 1.158,-- aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2007.