ECLI:NL:RBMID:2007:BB8669

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
21 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
56657 HA ZA 07-104
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Lozing van drainwater door Agro Care en de opgelegde dwangsommen door Waterschap Zeeuwse Eilanden

In deze zaak vorderde Agro Care, een vennootschap onder firma gespecialiseerd in de teelt van trostomaten, de vernietiging van dwangbevelen die door Waterschap Zeeuwse Eilanden waren opgelegd wegens vermeende lozing van drainwater op oppervlaktewater. De rechtbank Middelburg oordeelde dat Agro Care op 12 mei en 20 juni 2006 in strijd had gehandeld met een eerder opgelegde last onder dwangsom, die verbood om afvalwater te lozen op oppervlaktewater. Agro Care stelde dat er geen sprake was van lozing, maar de rechtbank oordeelde dat het water dat uit de silo's was gestroomd, in het oppervlaktewater terecht was gekomen. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en laboratoriumanalyses die aantoonden dat het geloosde water verontreinigd was met voedingsstoffen. De rechtbank wees de vordering van Agro Care af en veroordeelde haar tot betaling van de verbeurde dwangsommen van in totaal € 20.000,--. In reconventie vorderde het waterschap betaling van deze dwangsommen, wat eveneens werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat Agro Care als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
53518HA ZA 06-34653518HA ZA 06-34612 september 2007
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 56657 / HA ZA 07-104
Vonnis van 21 november 2007
in de zaak van
de vennootschap onder firma V.O.F. van Antwerpen-van Veen,
h.o.d.n. Agro Care,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Maasdijk, gemeente Westland,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
procureur: mr. J.P. Quist,
tegen
de publiek rechtelijke rechtspersoon
Waterschap Zeeuwse Eilanden,
zetelende en kantoorhoudende te Middelburg,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
procureur: mr. C.J. IJdema.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 6 juni 2007;
het proces-verbaal van comparitie van 3 september 2007.
De feiten
Agro Care is gespecialiseerd in het jaarrond leveren van verschillende soorten trostomaten van Nederlandse bodem. Deze trostomaten worden door Agro Care vanuit drie vestigingen van kassencomplexen geleverd. Eén van die vestigingen is het kassencomplex aan de Nieuwe Dwarsweg nummers 1 en 10 te Rilland, gemeente Reimerswaal. Deze percelen zijn in 2002 en 2004 gekocht, waarna de kassencomplexen zijn gebouwd.
De trostomaten worden geteeld op het substraat steenwol, dat is aangebracht op een hulpconstructie die circa 90 centimeter boven de ondergrond hangt. Het water met daarin voedingsstoffen wordt in deze steenwol gebracht en het water dat uit het steenwol drupt, wordt door middel van goten opgevangen. Dit opgevangen “drainwater” wordt door middel van een gesloten systeem verzameld, gedesinfecteerd en na bemonstering opgeslagen in silo’s en opnieuw aan de planten toegediend.
Bij besluit van 5 april 2006 van het dagelijks bestuur van het waterschap is Agro Care een last onder dwangsom opgelegd. Deze last houdt, voor zover thans van belang, het volgende in:
“(…)
De last houdt in dat er geen lozing van afvalwater mag plaatsvinden op oppervlaktewater. Bij niet naleving van deze last zal voor elke lozing van afvalwater vanuit een van uw vestigingen in Rilland een dwangsom worden verbeurd van € 10.000,-- per overtreding met een maximum van € 30.000,--. Gelet op het feit dat voor deze situatie reeds eerder een vergelijkbare last is opgelegd is dit besluit direct van kracht en is geen begunstigingstermijn gesteld.
(…)”
Tegen dit besluit heeft Agro Care geen bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 7 juni 2006 heeft het waterschap het volgende meegedeeld aan Agro Care: “(…) op 12 mei 2006 heeft een toezichthouder van het waterschap geconstateerd dat vanuit de locatie Agrocare 3 aan de Nieuwe Dwarsweg 10 te Rilland bedrijfsafvalwater is geloosd op het oppervlaktewater. Het betrof in deze situatie met voedingstoffen verontreingd drainwater vanuit een silo. Vervolgens is dit water naar het oppervlaktewater afgestroomd dan wel in het oppervlaktewater geloosd.
Gelet op het vorenstaande heeft u niet voldaan aan de last en heeft u voor een dwangsom verbeurd van € 10.000,--. Ik stel u in de gelegenheid het verbeurde bedrag conform bijgaande factuur te betalen aan waterschap Zeeuwse Eilanden (…)”.
Bij beschikking van 31 juli 2006 schrijft het waterschap: “(…) Op 20 juni 2006 heeft een toezichthouder van het waterschap geconstateerd dat vanuit de locatie Agrocare 3 aan de Nieuwe Dwarsweg 10 te Rilland bedrijfsafvalwater is geloosd op het oppervlaktewater. Het betrof in deze situatie met voedingstoffen verontreingd drainwater vanuit een drainagebuis van de betreffende kas. De betreffende drainagebuis mondde uit in het oppervlaktewater en derhalve vond er een lozing van drainwater op oppervlaktewater plaats. Uit de bijgevoegde analyseresultaten blijkt dat er sprake was van met voedingsstoffen verontreinigd water.
Gelet op het vorenstaande heeft u niet voldaan aan de last en heeft u voor een dwangsom verbeurd van € 10.000,--. Ik stel u in de gelegenheid het verbeurde bedrag conform bijgaande factuur te betalen aan waterschap Zeeuwse Eilanden. (…)”.
Het waterschap heeft bij brief van 31 juli 2006 eveneens een verbeurde dwangsom gevorderd in verband met een gebeurtenis op 7 juli 2006. Bij brief van 11 september 2006 heeft Agro Care bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen. Het dagelijks bestuur van het waterschap heeft het bezwaar van Agro Care gegrond verklaard en een creditfactuur toegezonden. De overige twee beschikkingen zijn in stand gebleven.
Omdat betaling door Agro Care van de overige twee verbeurde dwangsommen uitbleef, heeft het waterschap op 12 januari 2007 twee dwangbevelen uitgevaardigd tot invordering van beide verbeurde dwangsommen. Agro Care heeft tegen deze dwangbevelen verzet aangetekend.
Het geschil
in conventie
Agro Care vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, haar te verklaren tot goed opposante tegen de dwangbevelen d.d. 12 januari 2007 met aanslagnummers 560600356 en 560600475, en deze dwangbevelen buiten effect te stellen, met veroordeling van het waterschap in de kosten van deze procedure.
Agro Care legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Zij is van mening dat de dwangsommen door het waterschap ten onrechte zijn opgelegd en dat het waterschap ten onrechte is overgegaan tot executie van de dwangbevelen. Agro Care heeft in haar kassencomplex te Rilland een gesloten recirculatiesysteem, waarbij het drainwater wordt opgevangen en opgeslagen in silo’s. Om te voorkomen dat silo’s te vol raken met drainwater en overlopen, is een vlotter met alarmsysteem gekoppeld. Op 12 mei 2006 ging dit alarm af, waarna door het personeel de toevoer van drainwater is stopgezet. Enkele liters water zijn over de rand van de silo gelopen, maar dit is niet in het oppervlaktewater terechtgekomen. Als dat al het geval zou zijn, is er geen sprake van lozing, als bedoeld in het besluit van 5 april 2006, maar van een calamiteit. Ook op 20 juni 2006 is geen sprake geweest van lozing van drainwater. Het recirculatiesysteem is zodanig dat het drainwater niet in aanraking komt met de ondergrond en daarin ook niet kan indringen, terwijl de door het waterschap in haar beschikking van 31 juli 2007 genoemde drainagebuis niet in verbinding staat m et het kassencomplex. Het water dat door de drainagebuizen kan stromen is regen- en/of kwelwater. Bovendien blijkt uit de laboratoriumgegevens dat het door het waterschap bemonsterde water terzake de overtreding op 20 juni 2006 in het geheel niet overeenstemt met de laboratoriumgegevens van Agro Care in hetzelfde tijdvak van het bemonsterde drainwater. Er is dan ook geen sprake van lozing van drainwater in het oppervlaktewater.
Het waterschap voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat Agro Care de last van 5 april 2006 heeft overtreden op 12 mei 2006 en 20 juni 2006, zodat er dwangsommen tot een bedrag van € 20.000,-- zijn verbeurd. Op 12 mei 2006 is door de buitengewoon opsporingsambtenaar geconstateerd dat drainwater over de rand van een silo liep waarna het via het talud in de naastgelegen sloot is gestroomd. Agro Care geeft een te beperkte uitleg van het begrip “lozing”. Lozing behelst “het in oppervlaktewater brengen”. Het waterschap verwijst ter ondersteuning van haar verweer naar de jurisprudentie. Op 20 juni 2006 is geconstateerd dat water vanuit een in het talud gelegen drainagebuis op een sloot afstroomde. Er was een duidelijke waterstroom hoorbaar en van deze waterstroom is een monster genomen. Uit dit onderzoek vloeide voort dat sprake is van drainagewater. Overigens, ook al zou dit geen drainagewater zijn geweest, dan was in elk geval wel sprake van afvalwater en is de last onder dwangsom overtreden. Uitgesloten is dat sprake is van regen en/of kwelwater omdat het in die periode niet heeft geregend. De aanwezigheid van een gesloten watersysteem betekent volgens het waterschap niet dat er geen drainwater in de sloot terecht kan komen.
in (voorwaardelijke) reconventie
Voor het geval de eis in conventie wordt toegewezen vordert het waterschap betaling van de opgelegde dwangsommen van € 20.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente. Zij voert daartoe aan dat artikel 5:33 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat verbeurde dwangsommen bij dwangbevel kunnen worden ingevorderd. Deze dwangsommen mogen volgens de Hoge Raad ook bij dagvaarding worden ingevorderd. Daar Agro Care de door het dagelijks bestuur van het waterschap aan haar opgelegde last onder dwangsom niet heeft nageleefd, heeft Agro Care tweemaal een dwangsom verbeurd ter hoogte van € 10.000,--. Tot op heden is Agro Care nalatig gebleven deze dwangsommen te betalen. Zij is dan ook de rente daarover verschuldigd vanaf 12 juli 2006 respectievelijk 24 augustus 2006.
Agro Care voert verweer. Zij stelt zich primair op het standpunt dat, indien de rechtbank in conventie beslist dat Agro Care geen dwangsommen verschuldigd is, in reconventie dan geen veroordeling daartoe kan worden toegewezen. Subsidiair is zij van mening dat er een rechtsgrond ontbreekt omdat de door het waterschap gehanteerde dwangbevelprocedure exclusief is. Meer subsidiair voert zij aan dat niet twee wegen tegelijkertijd bewandeld kunnen worden. Omdat de bestuursrechtelijke weg inmiddels is gevolgd, is het gebruik maken van de civielrechtelijke weg door het waterschap een misbruik van recht c.q. ontbeert het het waterschap aan procesbelang. Er is evenmin een rechtsgrond voor het vorderen van wettelijke rente nu geen sprake is van een geldschuld als bedoeld in artikel 6:119 BW.
De beoordeling
in conventie
Het gaat in deze zaak om de vraag of het waterschap zich terecht op het standpunt stelt dat Agro Care tweemaal een dwangsom heeft verbeurd van in totaal € 20.000,--. De juistheid en rechtmatigheid van de last onder dwangsom van 5 april 2006 als zodanig staan niet ter beoordeling, nu daartegen geen bezwaar is gemaakt. Deze beslissing is dan ook onherroepelijk geworden.
Gebeurtenis op 12 mei 2006
De last onder dwangsom is helder: Agro Care diende zich te onthouden van het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater. Partijen zijn het erover eens dat toepasselijk is het Besluit van 21 februari 2002 houdende regels voor glastuinbouw en voor bepaalde akkerbouwbedrijven (hierna: Besluit Glastuinbouw). Het begrip lozen wordt daarin echter niet nader omschreven, doch naar het oordeel van de rechtbank dient onder lozen (taalkundig) te worden verstaan: “het laten wegvloeien van water”. De Wet verontreiniging oppervlaktewateren bepaalt in dat kader: “Het is verboden (…) afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, te brengen in oppervlaktewateren.”Anders dan Agro Care heeft betoogd is voor “lozing” dan ook niet vereist dat sprake is van actief handelen. Als onbetwist staat vast dat er op 12 mei 2006 drainagewater over de rand van de silo is gevloeid en op de grond terecht is gekomen. Dat is op zich voldoende om van lozing te spreken; gelet op de last is voorts nog van belang of dat drainagewater in het oppervlaktewater is terechtgekomen.
Daar het waterschap zich op het standpunt stelt dat het geloosde afvalwater in het oppervlaktewater terecht is gekomen, rust op haar de bewijslast. In dat kader heeft zij gewezen op het feit dat de melder van de vermoedelijke lozing, Braam, heeft gezien en gehoord dat er water de sloot in liep. Daarnaast heeft zij verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen van de buitengewoon opsporingsambtenaar. Daarin wordt vermeld: “(…) Op vrijdag 12 mei 2006 omstreeks 19:45 uur was ik, verbalisant, ter plaatse van de silo’s gelegen op het perceel Nieuwe Dwarsweg 10 te Rilland, gemeente Reimerswaal. Hier is het glastuinbouwbedrijf V.O.F. van Antwerpen van Veen, handelend onder de naam Agro Care, gevestigd.
Ik zag rond de meest noordelijk silo plassen van een doorzichtige vloeistof. Ik zag en hoorde dat de voornoemde vloeistof afstroomde in de aangrenzende sloot. Van de locatie heb ik een overzichtstekening bij dit proces-verbaal gevoegd (…) Van de situatie ter plaatse heb ik enkele foto’s gemaakt (…). Op genoemde plaats en datum, heb ik, (…) een monster genomen van de vloeistof die de sloot instroomde (…)”
In het proces-verbaal van 14 juli 2006 is vervolgens opgenomen: “(…) Door verbalisant [S.] is een watermonster genomen van de vermoedelijke lozing op oppervlaktewater. (…) Op vrijdag 2 juni 2996 heb ik, verbalisant [B.], de analyseresultaten ontvangen van het Laboratorium Zeeuwse Eilanden (…) Uit de analyseresultaten van het laboratorium (…) is gebleken dat voedingstoffen zijn geloosd wat een nadelige invloed heeft op oppervlaktewater. Tevens is de norm van koper dusdanig overschreden dat dit de MTR-waarden (…) 29 maal overschrijdt voor oppervlaktewater. Ook de norm voor zink overschrijdt 34 maal de MTR-waarden (…)”.
In samenhang met de overgelegde foto’s en de onvoldoende gemotiveerde betwisting door Agro Care is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat het water dat uit de silo’s stroomde, in het oppervlaktewater terecht is gekomen. Weliswaar heeft Agro Care een aanbod tot het leveren van tegenbewijs gedaan, maar de rechtbank komt hier, gelet op het vorenstaande, niet aan toe. Agro Care heeft onvoldoende gesteld om tot tegenbewijs te worden toegelaten. Dat brengt met zich dat Agro Care de last onder dwangsom heeft overtreden en dient zij het door het waterschap ingevorderde bedrag van € 10.000,-- te betalen. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Gebeurtenis op 20 juni 2006
Terzake de gebeurtenis op 20 juni 2006 stelt Agro Care zich primair op het standpunt dat niet gebleken is dat sprake was van drainwater dat uit de oude drainagepijp is gelopen. Het enige water dat uit de buis kan stromen is, volgens Agro Care, regen- dan wel kwelwater. Ter staving verwijst zij naar laboratoriumonderzoeken waaruit blijkt dat de gegevens van het waterschap in het geheel niet overeenstemmen met de laboratoriumgegevens van Agro Care van het bemonsterde drainwater. Subsidiair stelt zij dat, indien sprake is van drainwater, dit niet van haar bedrijf afkomstig is omdat de drainagepijp niet in verbinding staat met het kassencomplex. Er kan dan ook niet geloosd worden door deze pijp.
Ook in dit geval ligt het op de weg van het waterschap bewijs bij te brengen van haar stelling dat Agro Care afvalwater heeft geloosd op het oppervlaktewater. Zij verwijst in dat kader naar het proces-verbaal, opgemaakt op 14 juli 2006 door verbalisant P. [B.]. Daarin is door de buitengewoon opsporingsambtenaar het volgende vermeld: “(…) Op dinsdag 20 juni 2006, omstreeks 18:00 uur was ik, verbalisant [B.], in burger gekleed, ter plaatse op de openbare weg de Nieuwe Dwarsweg te Rilland, gemeente Reimerswaal. Ik bevond mij ter hoogte van perceelnummer 10, waar het glastuinbouwbedrijf Agro Care is gevestigd. (…) Ik zag en hoorde dat in de daar aanwezige watergang, vanuit een drainagebuis een vloeistof werd geloosd op oppervlaktewater. (…) Door mij is een watermonster genomen van de vermoedelijke lozing op oppervlaktewater. (…) Van de aangetroffen situatie op 20 juni 2006, heb ik foto’s gemaakt (…).” Uit de bijgevoegde analyseresultaten komt vervolgens naar voren dat: “uit het waterkwaliteitsonderzoek blijkt dat het watermonster zeer hoge gehaltes aan nitraatstikstof bevat. Dit duidt op een belasting met voedingsstoffen in een direct opneembare vorm. (…)”
Door het waterschap is daarnaast onvoldoende gemotiveerd betwist aangevoerd dat volgens de gegevens van het KNMI het al dagen niet had geregend. De rechtbank is van oordeel dat uit het vorenoverwogene kan worden afgeleid dat de vloeistof die door de bijzonder opsporingsambtenaar is waargenomen afvalwater betreft. Dat de onderzoekgegevens van drainwater die door Agro Care zijn overgelegd afwijken van de gegevens van het waterschap maakt dit niet anders. De laboratoriumgegevens van Agro Care zijn immers niet afkomstig van een op 20 juni 2006 genomen monster, maar van zogenaamd “zuiver drainwater”. Onweersproken is gebleven dat het door het waterschap genomen monster was vermengd met stoffen welke ter plaatse aanwezig waren. Met het waterschap is de rechtbank van oordeel dat niet ter zake doet of het drainwater dan wel afvalwater is. De last onder dwangsom bepaalt immers dat Agro Care geen “afvalwater” mag lozen, waaronder drainwater eveneens wordt verstaan. Uit het vorengaande kan dan ook worden geconcludeerd dat er afvalwater in het oppervlaktewater is geloosd.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of dit afvalwater afkomstig is van Agro Care. Vaststaat dat het afvalwater van het terrein van Agro Care afkomstig is en dat het in de sloot is gelopen (in het voornoemde proces-verbaal staat immers vermeld dat dit is gehoord en gezien). Het is dan aan Agro Care om aan te tonen dat het afvalwater toch niet afkomstig is van haar. In dat kader heeft zij een aantal mogelijkheden geopperd. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de drainagebuis niet is aangesloten op de kassen van Agro Care, zoals door Agro Care is gesteld en waartoe zij verwezen heeft naar een verklaring van [J.K.] van 29 januari 2007, niet zonder meer tot de conclusie kan leiden dat er dus geen afvalwater van Agro Care afkomstig kan zijn. Ook de mogelijkheid van een grondwaterpeilstuwing door toedoen van een eventueel aan de overkant van de sloot gelegen bedrijf is onvoldoende aangetoond. Ook kan het afvalwater niet van dit bedrijf afkomstig zijn, nu de drainagebuis zich aan de kant van Agro Care bevindt en niet aan de overkant van de sloot. Het afvalwater kan dan ook niet van een ander bedrijf afkomstig zijn.
Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat het waterschap voldoende heeft aangetoond dat sprake is van lozing van afvalwater door Agro Care in het oppervlaktewater, terwijl Agro Care dit onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Weliswaar heeft Agro Care een aanbod tot het leveren van tegenbewijs gedaan, maar de rechtbank komt hier, gelet op het vorenstaande, niet aan toe. Agro Care heeft onvoldoende gesteld om tot tegenbewijs te worden toegelaten. Dit brengt met zich dat Agro Care ook de tweede verbeurde dwangsom verschuldigd is, zodat haar vordering zal worden afgewezen. Zij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
In (voorwaardelijke) reconventie
Nu de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld niet is vervuld, zal de rechtbank op deze vordering niet inhoudelijk ingaan. Agro Care zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, die – gelet op de samenhang van het feitencomplex – worden gesteld op nihil.
De beslissing
De rechtbank
In conventie:
wijst de vordering van Agro Care af;
veroordeelt Agro Care in de kosten van het geding welke aan de zijde van het waterschap tot aan dit moment worden begroot op € 251,-- wegens griffierecht en een bedrag van € 904,-- wegens procureurssalaris;
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
In voorwaardelijke reconventie:
veroordeelt Agro Care in de kosten van het geding welke aan de zijde van het waterschap tot aan dit moment worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kuypers en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2007.