ECLI:NL:RBMID:2007:BB8656

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
27 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
59228 / KG ZA 07-153
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugzending van bankgarantie in kort geding tussen Vette Beheer BV en Continental Shellfish Organisation B.V.

In deze zaak vordert Vette Beheer BV veroordeling van Continental Shellfish Organisation B.V. (CSO) om de originele bankgarantie aan haar raadsman te zenden, zodat deze kan worden teruggezonden aan de bank met een verklaring dat er geen aanspraak op de bankgarantie zal worden gemaakt. Vette Beheer BV stelt dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM, ook de schadestaat- en executieprocedure omvat. De vraag of deze termijn is overschreden, hangt af van de feitelijke omstandigheden. CSO heeft in 1998 een procedure tegen Vette Beheer aanhangig gemaakt, waarin schadevergoeding werd gevorderd, nader op te maken bij staat. Vette Beheer BV betwist dat CSO schade heeft geleden.

Eén dag voor de behandeling van het kort geding komt CSO met een omvangrijk rapport dat door Vette Beheer BV integraal wordt betwist. Vette Beheer BV heeft spoedeisend belang bij haar vordering, aangezien zij driemaandelijks kosten van € 1.000,-- per kwartaal voor de bankgarantie moet betalen, wat inmiddels meer dan € 30.000 bedraagt. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM is overschreden en dat de bankgarantie moet worden teruggezonden.

CSO voert verweer en betwist dat er sprake is van een onredelijke termijn. CSO heeft in 1995 een transactie met Vette Beheer BV uitgevoerd, waaruit een geschil is ontstaan. CSO heeft in Duitsland en Nederland procedures gevoerd. De rechtbank heeft eerder uitspraak gedaan in deze zaak, en CSO heeft een accountantskantoor ingeschakeld om de schade te berekenen. De rechtbank oordeelt dat CSO voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de zaak complex is en dat het opstellen van het accountantsrapport tijd heeft gekost. De vordering van Vette Beheer BV tot terugzending van de bankgarantie wordt afgewezen, en Vette Beheer BV wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
59228KG ZA 07-15359228KG ZA 07-1533 oktober 2007
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 59228 / KG ZA 07-153
Vonnis van 27 september 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VETTE BEHEER BV,
gevestigd te Yerseke, gemeente Reimerswaal,
eiseres,
procureur mr. S.D. Spruijt,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONTINENTAL SHELLFISH ORGANISATION B.V.,
gevestigd te Yerseke, gemeente Reimerswaal,
gedaagde,
advocaat mr. E.B. Kiela te Breda.
Het procesverloop
Het dossier bevat de volgende processtukken:
de dagvaarding
de brief van mr. Spruijt van 13 september 2007 met productie
de brief van mr. Kiela van 18 september 2007 met producties
pleitnotities van de zijde van mr. Spruijt met productie.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 20 september 2007, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
De feiten
In 1995 hebben partijen een overeenkomst gesloten met betrekking tot de verkoop door Vette Beheer BV aan CSO van aandelen in de vennootschap Vette & Verhaard B.V. Ten aanzien van deze koopovereenkomst is tussen partijen een geschil ontstaan.
CSO heeft ten laste van Vette Beheer BV beslag gelegd ter verzekering van een door haar gepretendeerde vordering tot schadevergoeding van ƒ 1.800.000,--. Dit beslag is opgeheven tegen zekerstelling in de vorm van een bankgarantie ten gunste van CSO en ten laste van Vette Beheer BV, afgegeven door ABN-AMRO Bank onder beslaggarantienr. GAA/107.45.24.350 d.d. 20 februari 2001, voor een maximum bedrag van ƒ 1.800.000,--. Deze bankgarantie is na verloop van vijf jaar verlengd en is nog steeds geldig.
CSO heeft tegen Vette Beheer BV een procedure bij de rechtbank aanhangig gemaakt, onder rolnummer 357/98, waarin zij partiële ontbinding van de overeenkomst vorderde met vergoeding van schade. Bij vonnis van 20 februari 2002 is Vette Beheer BV veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs van de aandelen en tot betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat.
In hoger beroep heeft het gerechtshof te ’s Gravenhage bij arrest van 22 november 2005 het vonnis van de rechtbank voorzover het betreft de vastgestelde koopprijs van de aandelen vernietigd en het vonnis voor het overige bekrachtigd.
Op 14 september 2007 heeft PricewaterhouseCoopers op verzoek van CSO een rapport inzake schadeberekening uitgebracht. CSO heeft inmiddels tegen Vette Beheer BV de dagvaarding in de schadestaatprocedure uitgebracht.
Het geschil
Vette Beheer BV vordert veroordeling van CSO om de originele bankgarantie aan de raadsman van Vette Beheer BV te zenden, ter terugzending aan de bank met een rechtsgeldige verklaring dat op de bankgarantie geen aanspraak zal worden gemaakt, op verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van CSO in de proceskosten.
Vette Beheer BV stelt dat de redelijke termijn op grond van artikel 6 EVRM in een civiele procedure mede de schadestaat- en de executieprocedure omvat. Of de redelijk termijn is overschreden hangt af van de feitelijke omstandigheden. CSO heeft reeds in 1998 een procedure aanhangig gemaakt tegen Vette Beheer en schadevergoeding gevorderd, nader op te maken bij staat. Vette Beheer BV betwist dat CSO schade lijdt/heeft geleden.
Thans, één dag voor de
behandeling van onderhavig kort geding, komt CSO met een zeer omvangrijk rapport
dat door Vette Beheer BV integraal wordt betwist. De uitgangspunten in het
rapport zijn ondeugdelijk. Het rapport is dan ook niet bruikbaar in de aanhangig
gemaakte schadestaatprocedure. Vette Beheer BV daarentegen dient driemaandelijks
kosten te betalen voor een bankgarantie ad € 1.000,-- per kwartaal (inmiddels in
totaal meer dan € 30.000) en heeft jegens de bank een contragarantie moeten
stellen. Zij heeft dan ook spoedeisend belang bij haar vordering.
Voornoemde omstandigheden leiden tot de conclusie dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM is overschreden. De bankgarantie dient te worden teruggezonden.
CSO voert verweer. Zij betwist dat er sprake is van een onredelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM.
In 1995 heeft er een transactie plaatsgevonden tussen twee takken van een familiebedrijf. Daaruit is een geschil ontstaan. CSO heeft in dit verband tegen Vette Beheer BV een procedure in Duitsland en een in Nederland gevoerd. De rechtbank Middelburg heeft uitspraak gedaan bij vonnis van 20 februari 2002. Er is hoger beroep ingesteld bij het hof in Den Haag. Gedurende deze beroepsperiode is CSO al begonnen met het verzamelen van documenten in het kader van de schadestaatprocedure. Bij arrest van 22 november 2005 heeft het hof de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de vaststelling van de koopprijs van de aandelen bekrachtigd. De termijn voor het instellen van de schadestaatprocedure is pas ingegaan op de datum van de uitspraak van het hof. CSO heeft een accountantskantoor ingeschakeld om de schade te berekenen. De vaststelling van het schadebedrag vergde meer tijd dan vooraf was gedacht. De raadsvrouw van CSO heeft de raadsman van Vette Beheer BV hiervan op de hoogte gehouden. Op 14 september 2007 is het rapport uitgebracht. De dagvaarding in de schadestaatprocedure is inmiddels eveneens uitgebracht.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een redelijke termijn spelen is van belang dat het een complexe zaak betreft, waarbij een onderneming in Duitsland is betrokken. Tevens speelt de houding van klager, in het hoger beroep, een rol. Vaststaat dat er kosten zijn verbonden aan de bankgarantie. Dit kan echter niet leiden tot het spoedeisend belang zoals dat door Vette Beheer BV is gesteld.
De beoordeling
Voor de beoordeling van de vraag of CSO met de nodige voortvarendheid de schadestaat procedure is begonnen moet er redelijkerwijs vanuit worden gegaan dat deze termijn begint te lopen op 22 november 2005. Van CSO kon niet verwacht worden dat zij een schadestaatprocedure aanhangig maakte, voordat de aansprakelijkheid van Vette Beheer B.V. vaststond. Omdat het gehele geschil aan het Hof ter beoordeling was voorgelegd, moest dus de uitspraak van het Hof worden afgewacht.
CSO heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de zaak dermate complex is dat het opstellen van het accountantsrapport veel tijd vergde. Niet aannemelijk is geworden dat CSO met de berekening van de door haar gestelde schade niet de nodige voortvarendheid heeft betracht. Het rapport is inmiddels uitgebracht en de dagvaarding in de schadestaatprocedure is betekend.
Gelet op het voorgaande zal de vordering tot (terug)zending van de bankgarantie worden afgewezen.
4.2. Vette Beheer BV zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De beslissing
De rechtbank
wijst de vordering af van Vette Beheer BV af,
veroordeelt Vette Beheer BV in de proceskosten, aan de zijde van CSO tot op heden begroot op EUR 251,00 wegens griffierechten en EUR 1.054,-- wegens procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2007.