ECLI:NL:RBMID:2007:BB8581

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
13 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
56897 / KG ZA 07-44
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een samenwerkingsverband zonder schriftelijke overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg werd behandeld, vorderde eiser, h.o.d.n. Meta Products Zeeland (MPZ), dat Meta Plus Nieuwkoop B.V. hem zou toestaan zijn werkzaamheden als rayonmanager op exclusieve basis voort te zetten. Eiser stelde dat er een samenwerkingsverband bestond, ondanks het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst, en dat Meta Plus onterecht de samenwerking had beëindigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er inderdaad een samenwerkingsverband was, maar dat Meta Plus gerechtigd was om de samenwerking te beëindigen vanwege het gebrek aan vertrouwen in eiser. Dit gebrek aan vertrouwen was ontstaan doordat eiser zonder toestemming van Meta Plus rechtstreeks aan een klant had gefactureerd en het ontvangen bedrag niet had doorbetaald aan Meta Plus. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van eiser niet konden worden toegewezen, omdat hij niet had aangetoond recht te hebben op exclusiviteit in Zuid West Nederland. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 13 april 2007 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 44/2007
[eiser], h.o.d.n. Meta Products Zeeland (MPZ),
gevestigd te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
eiser,
procureur: mr. E.S. van Aken,
tegen:
Meta Plus Nieuwkoop B.V.,
statutair gevestigd te Nieuwkoop,
gedaagde,
advocaat: mr. J.M. Vervoorn.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser], MPZ en Meta Plus.
Het dossier bevat de volgende processtukken:
dagvaarding met bijlagen;
brief d.d. 29 maart 2007 van mr. Van Aken met bijlagen;
fax d.d. 4 april 2007 van mr. Vervoorn met bijlagen;
pleitnota zijdens [eiser].
De feiten
2.1. Meta Plus is een onderneming die zich bedrijfsmatig bezighoudt met onder meer het vervaardigen en assembleren van metaalproducten en constructiewerken, verkoop en plaatsen van speeltoestellen en straatmeubilair. Sedert eind 2003 is de heer [belanghebbende] werkzaam als statutair directeur bij Meta Plus.
2.2. [eiser] heeft middels zijn zelfstandig opererende handelsonderneming MPZ sedert begin jaren 90 zaken gedaan met (de rechtsvoorganger van) Meta Plus. Hij verwierf als rayonmanager van Meta Plus opdrachten van diverse instellingen voor Meta Plus en ontving daarvoor provisie.
2.3. Deze rechtbank heeft bij verstekvonnis d.d. 19 april 2006 de vordering van Meta Plus op [eiser] betreffende een bedrag van € 24.906,70 in hoofdsom toegewezen.
2.4. In juni 2006 heeft Meta Plus schriftelijk aan [eiser] laten weten de samenwerking tussen hen te beëindigen wegens het niet nakomen van diens verplichtingen.
Het geschil
3.1. [eiser] vordert, kort weergegeven, Meta Plus te veroordelen te gehengen en gedogen dat hij op exclusieve basis zijn werkzaamheden als rayonmanager kan blijven verrichten totdat partijen in onderling overleg het samenwerkingsverband hebben beëindigd, op straffe van een dwangsom, veroordeling van Meta Plus tot betaling van een bedrag van
€ 112.500,-- ten titel van voorschot op schadevergoeding en veroordeling van Meta Plus om de volledige orderportefeuille en cliëntenadministratie voor het rayon zuid-west sedert januari 2006 tot op heden aan hem af te geven. Hij stelt daartoe dat Meta Plus ten onrechte eenzijdig het tussen hen bestaande samenwerkingsverband heeft verbroken waardoor hij schade lijdt.
Volgens [eiser] is er sprake van een monopoliepositie in die zin dat opdrachten en bestellingen volgens de werkafspraken enkel worden verricht via de rayonmanager.
Hij wenst inzicht te krijgen in het cliëntenbestand voor zijn rayon teneinde de omvang van de schending van zijn monopoliepositie te kunnen vaststellen.
3.2. Meta Plus heeft verweer gevoerd. Zij stelt primair dat de voorzieningenrechter in deze rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van het gevorderde, nu gezien haar vestigingsplaats de voorzieningenrechter in het arrondissement Den Haag bevoegd zou zijn. Voorts betwist zij de spoedeisendheid van de vordering. Daarnaast stelt Meta Plus dat er tussen partijen geen samenwerkingsverband bestaat dat een grondslag vormt voor hetgeen gevorderd wordt, er was sprake van wederzijds zakendoen op basis van opdrachten c.q. offertes. Zij betwist dat er sprake was van exclusiviteit of een monopoliepositie aan de zijde van [eiser]. In ieder geval is er sprake van een vertrouwensbreuk tussen partijen omdat [eiser] zonder toestemming rechtstreeks aan een klant heeft gefactureerd en ook heeft geïncasseerd.
De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat zijn relatieve bevoegdheid voortvloeit uit het feit dat de gevraagde voorziening ziet op het uitoefenen door [eiser] van zijn werkzaamheden binnen dit arrondissement, althans zijn stelling dat Meta Plus onrechtmatig jegens hem handelt door in dit arrondissement rechtstreeks klanten te benaderen.
4.2. [eiser] heeft, gelet op zijn ter zitting naar voren gebrachte stellingen, een spoedeisend belang bij het gevorderde en is derhalve ontvankelijk in zijn vorderingen.
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat hun samenwerking niet was gebaseerd op een schriftelijke overeenkomst. Gelet op hetgeen door beide partijen is gesteld omtrent hun feitelijk handelen, is de voorzieningenrechter echter voorshands van oordeel dat tussen hen een samenwerkingsverband bestond waarbij [eiser] als rayonmanager optrad namens (de rechtsvoorganger van) Meta Plus en dat hij in die hoedanigheid in totaal circa 15 jaar regelmatig zaken heeft gedaan met Meta Plus en haar rechtsvoorganger. Bovendien wordt door Meta Plus, door in haar brief d.d. 30 juni 2006 te spreken over beëindiging van de samenwerking, ook wel erkend dat er een bepaald samenwerkingsverband tussen partijen bestond. Gelet hierop kan, ondanks het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst, in redelijkheid het samenwerkingsverband niet zonder meer eenzijdig worden beëindigd.
Wegens het ontbreken van voldoende bewijs en door de gemotiveerde betwisting door Meta Plus staat geenszins vast dat [eiser] recht heeft op exclusiviteit in Zuid West Nederland.
De opzeggingsbrief en de daarop gegeven toelichting maken duidelijk dat Meta Plus geen vertrouwen meer in [eiser] heeft omdat [eiser] zonder Meta Plus in te lichten tegen de afspraken in, rechtsreeks heeft gefactureerd aan een klant en vervolgens het ontvangen bedrag niet heeft doorbetaald aan Meta Plus. Een ten laste van [eiser] gewezen verstekvonnis heeft hier geen verandering in gebracht. Het bedrag is tot op heden nog niet betaald. Meta Plus mocht onder die omstandigheden redelijkerwijs de samenwerking beëindigen.
De omstandigheid dat in het verleden de vorderingen over en weer regelmatig traag werden verrekend, maakt dit niet anders. [eiser] betaalt namelijk in het geheel niet, hoewel hij het geld al geruime tijd geleden heeft ontvangen.
Gelet op het vorenstaande zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.4. [eiser] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van Meta Plus begroot op € 251,00 wegens griffierechten en € 1.054,00 wegens procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.