53360HA ZA 06-32753360HA ZA 06-3272 mei 2007
zaaknummer / rolnummer: 53360 / HA ZA 06-327
procureur mr. M.L. Huisman,
advocaat mr. R. Keuken te Waalre,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
procureur mr. C.J. IJdema.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 27 september 2006
het proces-verbaal van comparitie van 20 november 2006
de akte inhoudende overlegging producties van de gemeente
de antwoordakte, tevens akte overlegging producties van [EISERES]
de antwoordakte, tevens akte overlegging producties van de gemeente
de antwoordakte van [EISERES].
Ten slotte is vonnis bepaald.
[EISERES] heeft samen met haar zoon [DE ZOON] de woning gelegen aan de [adres] te Wolphaartsdijk, gemeente Goes (verder: de woning), in eigendom. De woning is gelegen op het recreatieterrein De Schelphoek en is slechts voor recreatiedoeleinden bestemd. Permanente bewoning is op basis van het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet toegestaan.
De gemeente heeft [EISERES] bij besluit van 18 januari 2005 een last onder dwangsom gegeven, inhoudende dat zij uiterlijk per 2 april 2005 de permanente bewoning van de woning dient te beëindigen. De dwangsom bedraagt € 10.000,-- per week met een maximum van € 100.000,--. [EISERES] heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddel aangewend.
De rechtbank heeft bij vonnis van 5 april 2006 de vordering van [EISERES] tot intrekking van de verbeurde dwangsom over de periode 2 tot en met 9 april 2006, € 10.000,--, omdat zij gedurende die periode de woning niet permanent zou hebben bewoond, afgewezen. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
Op 29 mei 2006 is aan [EISERES] - wegens verbeurte van de dwangsommen tot het maximumbedrag - het dwangbevel d.d. 11 mei 2006 betekend tot betaling van € 90.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 25 april 2006 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de kosten van invordering en betekening en overige executiekosten.
[EISERES] vordert veroordeling van de gemeente tot intrekking van de verbeurde dwangsommen, alsmede tot intrekking van het dwangbevel d.d. 29 mei 2006, vermeerderd met de proceskosten.
[EISERES] betwist dat zij de woning voor permanente bewoning gebruikte gedurende de periode waarover de dwangsommen worden ingevorderd. Zij stelt op verschillende adressen te hebben verbleven, waaronder bij haar partner in Lelystad en bij de familie [N.] te Goes. Op het adres van deze familie, [adres], staat zij sinds 28 april 2005 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (verder GBA).
De gemeente stelt dat [EISERES] geen gevolg gegeven heeft aan de last gegeven bij het besluit van 18 januari 2005, zodat zij de dwangsommen tot het maximumbedrag heeft verbeurd.
De gemeente stelt dat [EISERES] de woning permanent bewoont, althans gedurende de thans relevante periode heeft bewoond. Zij verwijst naar het vonnis van deze rechtbank van 5 april 2006. De rechtbank heeft op grond van de omstandigheid dat:
vast stond dat [EISERES] in ieder geval tot 1 april 2005 de woning permanent bewoonde,
[EISERES] stond ingeschreven op het adres [adres] in de GBA,
[EISERES] op dat adres een vaste telefoonaansluiting had waarmee zij was vermeld in de telefoongids en
de door [EISERES] in het geding gebrachte bankafschriften over de periode van 10 januari tot 19 september 2005 het adres [adres] vermeldden,
in dat vonnis geoordeeld dat zij het aannemelijk achtte dat [EISERES] de eerste dwangsom had verbeurd. In deze omstandigheden zijn geen wijzigingen gekomen, met uitzondering van de GBA overschrijving per 28 april 2005 naar het adres [adres]. Deze verandering betreft slechts een papieren overschrijving. Feitelijk heeft [EISERES] haar hoofdverblijf in de woning [adres] gehouden.
Beide partijen voeren verschillende feiten en omstandigheden aan, waaruit zou blijken dat [EISERES] niet of juist wel haar hoofdverblijf in de woning houdt. De rechtbank zal deze omstandigheden bij de beoordeling aanhalen, voor zover daarbij van belang.
[EISERES] heeft ter comparitie te kennen gegeven haar bij dagvaarding gedane beroep op verjaring niet te handhaven. De rechtbank gaat hierop dan ook niet verder in.
Zoals de rechtbank ook in haar vonnis tussen partijen van 5 april 2006 heeft overwogen is sprake van permanente bewoning door [EISERES] als zij in de woning haar hoofdverblijf had. Dit is het geval als zij gedurende de relevante periode in die woning haar basis(woon)voorzieningen had en daar gewoonlijk verbleef. Voornoemd vonnis betrof de periode 2 april 2005 tot en met 9 april 2005. Het gaat thans om de periode van negen weken na 9 april 2005. [EISERES] heeft de stelling van de gemeente, dat de omstandigheden op grond waarvan de rechtbank in haar vonnis van 5 april 2006 heeft vastgesteld dat zij haar hoofdverblijf gedurende de periode 2 tot en met 9 april 2005 in de woning [adres] had, in de periode van negen weken nadien niet zijn gewijzigd - behoudens de overschrijving in de GBA - niet weersproken. De rechtbank gaat daarom ook in onderhavige zaak van deze feiten uit.
De enkele overschrijving in het GBA per 28 april 2005 leidt op zichzelf niet tot de slotsom dat [EISERES] haar hoofdverblijf ook feitelijk heeft gewijzigd. Uitgaande van de erkenning van [EISERES] in de vorige procedure dat zij tot en met 1 april 2005 in de woning haar permanente verblijf had en van de vaststelling in het in die procedure gewezen vonnis van 5 april 2006 dat dit ook gedurende de periode 2 tot en met 9 april 2005 het geval was, is het aan [EISERES] om feiten en omstandigheden te stellen en bij gemotiveerde betwisting door de gemeente te bewijzen, op grond waarvan kan worden vastgesteld, dat in die situatie een wijziging is gekomen in die zin, dat moet worden geconcludeerd dat zij met ingang van 10, althans 28 april 2005 haar permanente verblijf daar ook feitelijk heeft beëindigd.
[EISERES] voert aan dat zij, of bij haar partner in Lelystad, of op het adres [adres] (het GBA-adres sinds 28 april 2005) verbleef. Dit heeft zij ook in de vorige procedure gesteld. Echter, zelfs al zou zij veelvuldig op die adressen hebben verbleven – de gemeente betwist dat gemotiveerd -, dan is daarmee nog niet de permanente bewoning van de woning [adres] beëindigd. Er moet ook een einde zijn gekomen aan het hebben van haar basis(woon)voorzieningen op dat adres (r.o. 4.2). Zoals hierboven reeds werd overwogen betwist [EISERES] niet dat zij op het adres [adres] een vaste telefoonaansluiting heeft en dat haar bankafschriften over de periode van 10 januari tot 19 september 2005 het adres [adres] vermelden. Verder weerspreekt zij niet dat haar onderneming op 13 december 2006 vanaf 1 januari 2005 in het handelsregister op dat adres staat geregistreerd, dat dat een zogenaamde internetwinkel betreft, waarin zij kleding verkoopt en dat op haar bij het bedrijf horende internetsite eveneens het adres van de woning staat, evenals haar vaste (en mobiele) telefoonnummer, als het contactadres en -telefoonnummer. [EISERES] stelt dat, omdat het een internetbedrijf betreft, de bedrijfsvoering via email gaat, daarmee naar de rechtbank begrijpt, betogend dat het bedrijf niet feitelijk vanuit de woning gevoerd behoeft te worden. De stelling van de gemeente dat uit de aard van de winkel, verkoop van kleding, waarbij kleding moet worden geleverd en ook niet passende kleding zal worden teruggestuurd, volgt dat het bedrijf wel degelijk feitelijk vanuit de woning moet worden gevoerd, heeft zij, hoewel daartoe in de gelegenheid, niet weersproken. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [EISERES] vanuit de woning in geschil een internetbedrijf voert.
3.5 [EISERES] heeft aldus haar stelling dat zij de woning [adres] met ingang van 9 april 2005, althans 28 april 2005 niet meer permanent bewoont – in het licht van het daarvoor geldende, bij haar in ieder geval sinds het vonnis van 5 april 2006 kenbare, criterium - tegenover de gemotiveerde betwisting door de gemeente, niet voldoende onderbouwd. Het enkele door haar gestelde verblijf op adressen bij derden en de inschrijving op een ander GBA-adres is, nog daargelaten de betwisting daarvan door de gemeente, onvoldoende om haar vordering te dragen. Deze moet derhalve worden afgewezen. [EISERES] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de gemeente worden veroordeeld.
veroordeelt [EISERES] in de proceskosten aan de zijde van de gemeente gevallen en tot dusver begroot op € 248,-- aan griffierecht en op € 1.356,-- aan salaris van haar procureur;
Verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2007.