ECLI:NL:RBMID:2007:BB5552

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
11 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/327
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Forensenbelasting en eigen gebruik van een vakantiewoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 11 oktober 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de voorlopige aanslag forensenbelasting die aan eiser was opgelegd door de gemeente Veere voor het jaar 2006. Eiser, eigenaar van een gemeubileerde vakantiewoning, betwistte de aanslag en stelde dat hij de woning slechts 14 dagen voor eigen gebruik had gereserveerd en deze voornamelijk voor verhuur aan derden was bestemd. De gemeente handhaafde de aanslag, stellende dat eiser de woning in 2006 meer dan 90 dagen ter beschikking had gehouden voor zichzelf of zijn gezin.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. Eiser had een verhuurbemiddelingsovereenkomst met een verhuurbedrijf en had de woning in 2006 gereserveerd voor eigen gebruik in specifieke periodes. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de woning bestemd was voor verhuur, eiser in de niet-verhuurde perioden de woning niet ter beschikking had gehouden voor eigen gebruik, maar deze enkel had gebruikt voor onderhoud. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet had aangetoond dat eiser de woning meer dan 90 dagen voor eigen gebruik had gehouden.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de aanslag en de uitspraak op bezwaar, en veroordeelde de gemeente Veere tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gemeenten om zorgvuldig om te gaan met de heffing van forensenbelasting en de voorwaarden waaronder deze kan worden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht, enkelvoudige
belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/327
Uitspraakdatum:
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2006 een voorlopige aanslag forensenbelasting opgelegd (de aanslag). De aanslag heeft nummer [0000000] en dagtekening 30 april 2006.
Verweerder heeft de aanslag bij uitspraak op bezwaar van 29 maart 2007 gehandhaafd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2007 te Middelburg. Eiser is daar verschenen. Namens verweerder is verschenen [naam]. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
2. Feiten
De aanslag heeft betrekking op de gemeubileerde vakantiewoning [xxxx] (hierna: de woning). Eiser is eigenaar van de woning. Hij heeft zijn hoofdverblijf buiten de gemeente Veere. De woning is in 2006 via [verhuurbedrijf] aan derden verhuurd. Basis voor de verhuur in 2006 is een tussen eiser en [het verhuurbedrijf] gesloten overeenkomst van 7 januari 2006. In het jaar 2006 heeft eiser de woning 14 dagen voor eigen gebruik gereserveerd.
3. Geschil
In geschil is of de aanslag terecht is opgelegd.
Eiser betwist dat hij de woning in 2006 gedurende meer dan 90 dagen voor zich of zijn gezin ter beschikking heeft gehouden. Eiser stelt dat de woning bestemd is voor de verhuur aan derden. Hiertoe heeft eiser verwezen naar de verhuurbemiddelingsovereenkomst met [verhuurbedrijf] Eigen gebruik dient ingevolge die overeenkomst vooraf schriftelijk te worden vastgelegd. Daarnaast kan eiser in de loop van het jaar, indien de woning niet is verhuurd, na telefonische melding aan de verhuurder, gebruik maken van de woning. Het feit dat de woning in bepaalde periodes niet is verhuurd, betekent niet dat eiser niet de bedoeling zou hebben gehad om de woning te verhuren. Eiser heeft in dit verband nog gewezen op een bij aankoop van de woning met de Belastingdienst gemaakte afspraak dat eiser gedurende een periode van tien jaar niet meer dan 28 dagen per jaar gebruik maakt van de woning om in aanmerking te komen voor een belastingteruggaaf. Eiser stelt de woning in 2006 slechts te hebben gebruikt voor onderhoudswerkzaamheden.
Verweerder heeft gepleit voor handhaving van de aanslag. Op basis van het verhuurcontract is eigen gebruik door eiser niet uitgesloten, zo stelt verweerder. Volgens verweerder is niet gebleken dat eisers de intentie heeft de woning volledig voor de verhuur aan te wenden. Uit het verhuuroverzicht van [verhuurbedrijf] over het jaar 2006 blijkt dat de woning 157 dagen niet verhuurd was. De conclusie is volgens verweerder dan dat de woning in deze periode tot eisers beschikking stond. Het is daarbij niet relevant of eiser daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de woning.
4. Beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven.
Artikel 2, eerste lid, van de Verordening forensenbelasting 2005 van de gemeente Veere luidt: “Onder de naam ‘forensenbelasting’ wordt een directe belasting geheven van natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.”
Volgens vaste rechtspraak (Hoge Raad, 24 juli 1995, LJN: AA1657) moet worden aangenomen dat indien een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. Het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2006, LJN: AZ4972, sluit hierbij aan en hieruit volgt onder meer, dat dit mee brengt dat slechts dan geen aanslag in de forensenbelasting mag worden opgelegd aan een eigenaar die zijn woning voor (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur, indien die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, althans geen ander gebruik dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden.
Uit de tussen eiser en [verhuurbedrijf] gesloten verhuurbemiddelingsovereenkomst leidt de rechtbank af dat de in 2006 woning bestemd was voor de verhuur. De overeenkomst heeft betrekking op het gehele jaar 2006 en onder 3.3 is vastgelegd dat de woning zoveel mogelijk wordt verhuurd. Niet is gebleken van concrete aanwijzingen dat de woning, in afwijking hiervan niet (vrijwel) uitsluitend voor de verhuur ter beschikking is gesteld.
Eiser heeft bij het sluiten van de overeenkomst de woning gereserveerd voor eigen gebruik in 2006 gedurende de perioden 24 tot en met 28 februari, 9 tot en met 12 juni en 11 tot en met 18 september, zo blijkt uit een handgeschreven vermelding op het overgelegde afschrift van de overeenkomst. Uit de verhuuradministratie over 2006 blijkt dat eiser daarnaast zelf geen gebruik heeft gemaakt van de woning. In de gronden van beroep heeft hij gesteld dat hij genoemde perioden heeft gebruikt om onderhoud te plegen aan de woning. Eiser heeft aangegeven welke werkzaamheden het betrof. Verweerder heeft dit onderhoud niet betwist, maar zijn gemachtigde heeft zich ter zitting desgevraagd op het standpunt gesteld dat hieraan geen betekenis toekomt, omdat er van uit moet worden gegaan dat de woning ook tot eisers beschikking heeft gestaan in de perioden waarin geen sprake is geweest van verhuur. Hiertoe heeft verweerder verwezen naar een uitspraak van de rechtbank van 26 februari 2007 (Awb 06/838).
De rechtbank volgt verweerder daarin niet. Uit bovengenoemde arresten van de Hoge Raad blijkt namelijk dat een dergelijke toerekening van niet-verhuurde perioden eerst aan de orde kan zijn, indien is vastgesteld dat sprake is van eigen gebruik van de woning, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de frequentie en de duur van het eigen gebruik en eisers toelichting hierop, zoals daarvan is gebleken uit de stukken, voldoende aannemelijk dat in dit geval geen sprake is van eigen gebruik, anders dan voor onderhoud. Er is in dat geval geen grond om ervan uit te gaan dat de woning gedurende de niet-verhuurde perioden door eiser ter beschikking is gehouden voor zich of zijn gezin. De door verweerder genoemde uitspraak van de rechtbank betrof een situatie waarin sprake was van zes weken eigen gebruik en waarin niet was gebleken dat dit uitsluitend onderhoud betrof.
Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor de bestreden heffing. Het bezwaar daartegen is dan ook ten onrechte ongegrond verklaard.
Het beroep is gegrond. De uitspraak op bezwaar en de aanslag dienen te worden vernietigd.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) vastgesteld op € 30,62,--, zijnde de door eiser gemaakt reiskosten gebaseerd op tweede klasse openbaar vervoer. Het meerdere van de door eiser gemaakte reiskosten komt, gelet op het bepaalde in artikel 2, sub c van het Besluit niet voor vergoeding in aanmerking.
Eiser heeft daarnaast nog verzocht om vergoeding van kosten van aangetekende verzending van brieven, kopieerkosten en verletkosten voor het opstellen en onderbouwen van de bezwaarschriften, maar deze kosten komen, gelet op de limitatieve opsomming van artikel 1 van het Besluit en de toelichting daarop, niet voor vergoeding in aanmerking.
Ten slotte heeft eiser verzocht om vergoeding van het griffierecht en om restitutie van het reeds betaalde bedrag van de aanslag. De vergoeding van het griffierecht volgt uit de wet, gegeven de gegrondverklaring van het beroep. Met de vernietiging van de aanslag staat vast dat eiser het aanslagbedrag onverschuldigd heeft betaald. Er is geen grond daarnaast te bepalen dat verweerder dit bedrag restitueert.
6. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
vernietigt de voorlopige aanslag forensenbelasting met dagtekening 30 april 2006 en aanslagnummer [0000000] en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
gelast dat de gemeente Veere aan eiser het door hem betaalde griffierecht van
€ 38,-- (achtendertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 30,62 (dertig euro en tweeënzestig eurocent) en wijst de gemeente Veere aan dit bedrag aan eiser te voldoen.
Deze uitspraak is gedaan op 11 oktober 2007
en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, in tegenwoordigheid van M. Schouw, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op: 11 oktober 2007