ECLI:NL:RBMID:2007:BB5275
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.H.Y. Bos
- G.H. Nomes
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de termijn van artikel 19e, derde lid, van de Wet arbeid vreemdelingen als termijn van orde
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 19 juli 2007, staat de vraag centraal of de termijn van 13 weken, zoals vastgelegd in artikel 19e, derde lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), moet worden beschouwd als een fatale termijn of als een termijn van orde. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D. Schilstra, had bezwaar aangetekend tegen een besluit van de Staatssecretaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin een boete van € 16.000,-- was opgelegd wegens vier overtredingen van de Wav. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij eiser zich liet bijstaan door mr. L.P. Berg en de verweerder door mr. M.C. Puister.
De rechtbank concludeert dat de wettekst niet dwingt tot de uitleg dat de termijn van 13 weken een fatale termijn is. De Memorie van Toelichting biedt ook geen steun voor de stelling van eiser dat de termijn fatale gevolgen met zich meebrengt. De rechtbank stelt vast dat aan een eventuele termijnoverschrijding geen gevolgen zijn verbonden, waardoor de termijn kan worden aangemerkt als een termijn van orde. Dit betekent dat de termijn vooral dient als aansporing voor het bestuursorgaan om tijdig te handelen, in lijn met het ‘lik-op-stuk’-beleid.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, omdat verweerder het bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is mondeling gedaan en de griffier heeft het proces-verbaal opgemaakt, dat op 26 juli 2007 is verzonden.