ECLI:NL:RBMID:2007:BB3958
Rechtbank Middelburg
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Non-concurrentiebeding en de gevolgen van een dienstverband bij een concurrent
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 3 juli 2007, stond de vraag centraal of [gedaagde sub 1] in strijd handelde met een non-concurrentiebeding door in dienst te treden bij DSM, een concurrent van zijn voormalige werkgever Nuplex. Nuplex stelde dat [gedaagde sub 1] binnen een jaar na beëindiging van zijn dienstverband niet werkzaam mocht zijn in een vergelijkbare functie bij een concurrent, waarbij hij gebruik zou maken van de vaardigheden en kennis die hij bij Nuplex had opgedaan. De rechtbank oordeelde dat Nuplex en DSM actief zijn op dezelfde markt en dat het van belang was of [gedaagde sub 1] in zijn nieuwe functie bij DSM gebruik zou maken van zijn opgedane kennis en vaardigheden.
De voorzieningenrechter overwoog dat [gedaagde sub 1] bij Nuplex voornamelijk betrokken was bij de ontwikkeling van verfproducten voor industriële toepassingen, terwijl hij bij DSM in een geheel ander marktsegment zou gaan werken, namelijk in de business unit voor lijmen en inkten. De rechtbank concludeerde dat de vaardigheden en kennis die [gedaagde sub 1] bij Nuplex had opgedaan niet relevant waren voor zijn nieuwe functie bij DSM, waardoor hij niet in strijd handelde met het non-concurrentiebeding. De vorderingen van Nuplex werden afgewezen, evenals de vordering in voorwaardelijke reconventie. De rechtbank oordeelde dat DSM niet onrechtmatig handelde door [gedaagde sub 1] in dienst te nemen, aangezien hij in een andere markt zou werken waar hij geen kennis van had opgedaan bij Nuplex.
De uitspraak benadrukt het belang van de specifieke context van non-concurrentiebedingen en de noodzaak om de relevante marktsegmenten en de aard van de werkzaamheden van de betrokken partijen zorgvuldig te analyseren. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van Nuplex af en veroordeelde hen in de proceskosten.