ECLI:NL:RBMID:2007:BB2329

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
1 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/678 vv
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sloopvergunning voor geschenkwoning na watersnoodramp 1953

Op 1 augustus 2007 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een sloopvergunning. De zaak betreft een geschenkwoning die is gebouwd na de watersnoodramp van 1953. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.W. Dieleman, hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende sloopvergunning door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. De vergunninghouder had op 2 juli 2007 een vergunning aangevraagd voor de sloop van de opstallen op het perceel kadastraal bekend [A]. Tijdens de zitting op 31 juli 2007 zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door mr. F.A. van den Berg, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde R. Stam.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter heeft vastgesteld dat de sloopvergunning is verleend op basis van de Bouwverordening Schouwen-Duiveland 2003, waarin is bepaald dat een sloopvergunning moet worden geweigerd indien bepaalde weigeringsgronden zich voordoen. De verzoekers hebben aangevoerd dat de geschenkwoning cultuurhistorische waarde heeft en dat de sloop het beeldbepalende karakter van de straat aantast. Echter, de voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de woning niet is aangewezen als monument en dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn volgens de Bouwverordening.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het besluit van de verweerder in bezwaar niet stand zal houden. De voorzieningenrechter heeft ook geen proceskosten aan de verweerder opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2007.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 07/678 VV
uitspraak van de voorzieningenrechter voor bestuursrechtelijke zaken
op het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (voorlopige voorziening)
inzake
[verzoekers],
wonende te [X],
verzoekers,
gemachtigde mr. M.W. Dieleman, advocaat te Middelburg,
tegen
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland,
verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2007 heeft verweerder aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor de sloop van de opstallen op het perceel kadastraal bekend [A], plaatselij[adres] te [X].
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en hangende het bezwaar aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is op 31 juli 2007, gelijktijdig met de behandeling van de zaak met kenmerk Awb 07/677 VV, behandeld ter zitting. Verzoekers zijn verschenen in de persoon van [verzoeker X en Y], bijgestaan door mr. F.A. van den Berg, kantoorgenoot van mr. Dieleman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde R. Stam. Tevens is vergunninghouder verschenen.
II. Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover daarbij de toetsing door de voorzieningenrechter meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Ingevolge artikel 8.1.1 van de Bouwverordening Schouwen-Duiveland 2003 is het verboden bouwwerken, standplaatsen en woonwagens daaronder begrepen te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning).
Artikel 8.1.6 van genoemde Bouwverordening bepaalt:
Een sloopvergunning moet worden geweigerd indien:
a. de veiligheid tijdens het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het
stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden
gewaarborgd;
b. de bescherming van nabijgelegen bouwwerken in verband met het slopen
onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op
een voldoende peil kan worden gewaarborgd;
c. een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of een
gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend;
d. een vergunning ingevolge een leefmilieuverordening op grond van de Wet op
de stads- en dorpsvernieuwing is vereist en deze niet is verleend;
e. een aanlegvergunning op grond van het bestemmingsplan of op grond van
een voorbereidingsbesluit is vereist en deze niet is verleend.
2. Op 1 december 2006 heeft vergunninghouder vergunning gevraagd voor de sloop van het pand op het perceel [adres] te [plaats], zijnde een zogeheten Noorse geschenkwoning.
3. Verweerder heeft deze sloopvergunning verleend. Hij acht zich daartoe gehouden, omdat geen van de weigeringsgronden van artikel 8.1.6 van de toepasselijke Bouwverordening zich hier voordoet.
4. Verzoeker meent dat de sloopvergunning niet verleend had kunnen worden, omdat de in geding zijnde woning cultuurhistorische waarde heeft en de sloop het beeldbepalende karakter van de [weg AB], aan welke weg allemaal Noorse geschenkwoningen staan, aantast. De geschenkwoningen zijn een tastbaar bewijs van internationale solidariteit met de slachtoffers van de watersnoodramp van 1953.
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
6. Een sloopvergunning kan alleen en moet worden geweigerd, indien zich één van de in artikel 8.1.6 van de Bouwverordening genoemde weigeringsgronden voordoet.
7. Ter zitting is nogmaals bevestigd dat onderhavige woning niet is aangewezen als monument (rijks-, provinciaal of gemeentelijk), zodat voor de sloop geen vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of een gemeentelijke monumentenverordening is vereist. De weigeringsgrond als genoemd in artikel 8.1.6 onder c, van de Bouwverordening is dientengevolge niet aan de orde. Nu evenmin is gesteld of gebleken dat zich in het onderhavige geval één van de andere weigeringsgronden als genoemd in artikel 8.1.6 van de Bouwverordening voordoet, is verweerder gehouden de gevraagde sloopvergunning te verlenen. Dat de woning cultuurhistorische waarde heeft of (mede) beeldbepalend is, doet daar niet aan af, nu deze omstandigheden niet als weigeringsgronden in de Bouwverordening zijn opgenomen. Ditzelfde geldt voor het feit dat de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, zoals door verzoekers is gesteld, bezorgd is dat steeds meer watersnoodwoningen worden gesloopt.
8. Gelet op voorgaande heeft de voorzieningenrechter de verwachting dat het bestreden besluit in bezwaar stand zal houden. Hij ziet derhalve geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, noch voor het veroordelen van verweerder in de proceskosten van verzoekers.
III. Uitspraak
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2007
door mr. G.H. Nomes, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel als griffier.