ECLI:NL:RBMID:2007:BB2176

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
14 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
51111 FA RK 06-92
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om bijdrage in levensonderhoud en pensioenvoorzieningen na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 14 februari 2007 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een vrouw en een man, die in het kader van hun echtscheiding een bijdrage in het levensonderhoud en pensioenvoorzieningen aan de orde stelden. De rechtbank verwijst naar eerdere beschikkingen, waaronder die van 6 september 2006, waarin de behoefte van de vrouw aan een bijdrage in haar levensonderhoud werd besproken. De vrouw, wonende te Breskens, verzocht om een bijdrage van de man, die in Koewacht woont, en stelde dat haar netto behoefte € 3.108,-- per maand bedraagt, waarvan zij met haar WAO-uitkering € 500,-- kan bijdragen. De man betwistte de hoogte van de door de vrouw opgevoerde kosten, maar de rechtbank oordeelde dat de door de vrouw opgevoerde woonlasten en andere kosten redelijk waren, en stelde de netto behoefte van de vrouw vast op € 2.608,-- per maand.

De rechtbank onderzocht ook de draagkracht van de man, die sinds 1 november 2006 in een nieuwe woning woont. De man had een bruto draagkracht van € 3.236,-- per maand, wat lager was dan de netto behoefte van de vrouw. De rechtbank besloot dat de man een bijdrage van € 2.358,-- per maand bruto moest betalen voor de periode vóór 1 november 2006, en vanaf die datum een bedrag van € 3.236,-- per maand bruto. Daarnaast werd de man verplicht om mee te werken aan de uitruil van pensioenrechten volgens het AXA Pensioenreglement 2001. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaak/reknr: 51111 / 06-92
beschikking d.d. 14 februari 2007
[verzoekster] (hierna: de vrouw),
wonende te Breskens, gemeente Sluis,
verzoekster,
procureur: mr. A. van Werkum-Hoekstra,
tegen
[verweerder] (hierna: de man),
wonende te Koewacht, gemeente Terneuzen,
verweerder,
procureur: mr. R.R.E. Nobus,
advocaat: mr. J. de Bliek.
1. Het verdere procesverloop
1.1. De rechtbank verwijst naar haar beschikking d.d. 6 september 2006.
1.2. Nadien zijn de volgende stukken gewisseld:
- Brief d.d. 26 september 2006 van mr. Van Werkum-Hoekstra inzake aanvullende voorziening.
- Telefaxbericht d.d. 3 oktober 2006 met bijlagen van mr. Nobus.
- Brief d.d. 26 oktober 2006 van mr. Van Werkum-Hoekstra.
- Telefaxbericht d.d. 14 november 2006 met bijlagen van mr. Nobus.
- Brief d.d. 28 november 2006 van mr. Van Werkum-Hoekstra.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank verwijst naar haar beschikking d.d. 6 september 2006. Daarbij is de zaak, alvorens nader te beslissen omtrent de behoefte van de vrouw en de vaststelling van een bijdrage in haar levensonderhoud, gezien de samenhang met de gestelde behoefte ook ten aanzien van de pensioenkwestie, aangehouden en verwezen naar de familiekamerrol van dinsdag 3 oktober 2006, teneinde de man eerst nog in de gelegenheid te stellen te reageren op de door de vrouw d.d. 8 augustus 2006 overgelegde brief van mr. [W.], en de vrouw in de gelegenheid te stellen nadere duidelijkheid te verschaffen omtrent haar verzoek ter zake van een voorziening voor uitkeringen na (voor)overlijden van de man dan wel uitruil van bepaalde pensioenrechten.
2.2. De vrouw heeft daarop vorengenoemd verzoek nader geformuleerd en primair verzocht te bepalen dat de man meewerkt aan de uitruil van de "extra opbouw" van ouderdomspensioen voor een combinatie van ouderdoms- en partnerpensioen zoals uitgewerkt in de artikelen 19 (lid 5) en 21 (lid 3) van het AXA Pensioenreglement 2001.
Subsidiair heeft zij verzocht te bepalen dat de man een bedrag van € 70.000,-- betaalt als koopsom, die nodig is om een verzekering af te sluiten voor het wegvallen als gevolg van de echtscheiding van het voor de vrouw bestaande vooruitzicht van een geïndexeerd nabestaandenpensioen van € 11.588,-- per jaar.
2.3. Zijdens de man is ingestemd met een verevening van pensioenrechten zoals vervat in de brief van AXA van 29 juli 2005. Overigens heeft hij zich laatstelijk (zie de bijlage bij het telefaxbericht d.d. 14 november 2006 van mr. Nobus) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank op dit punt.
2.4. Nu aldus de man geen inhoudelijk verweer (meer) heeft gevoerd c.q. gehandhaafd tegen het hergeformuleerde primaire verzoek van de vrouw, zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen. Het enkele feit dat de vrouw in het kader van de boedelscheiding nog een (mogelijk aanmerkelijk) bedrag toekomt, maakt dit niet anders.
2.5. Ten aanzien van de door de vrouw gestelde behoefte aan een bijdrage in haar levensonderhoud overweegt de rechtbank het volgende. Nu de man als zodanig het bestaan van enige behoefte aan een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw niet betwist, staat deze daarmee vast. Ten aanzien van de zijdens de man opgevoerde stellingen met betrekking tot de door de vrouw berekende (hoogte van de) behoefte overweegt de rechtbank als volgt.
De door de man betwiste woonlasten ad € 850,-- van de vrouw zijn, bezien in het licht van de kennelijke welstand van partijen ten tijde van hun huwelijk, niet extreem hoog en derhalve zal met dit -door de vrouw ook daadwerkelijk verschuldigde- bedrag rekening worden gehouden. Het bedrag aan rioolrecht/OZB/afvalheffing wordt in redelijkheid bepaald op
€ 50,-- per maand, nu een hoger bedrag niet genoegzaam is aangetoond. Ten aanzien van de posten verzekeringen wordt rekening gehouden met een bedrag van € 168,--, nu deze, na wijziging hiervan, niet meer zijn betwist. De huishoudelijke kosten worden in redelijkheid gesteld op een bedrag van € 600,--, nu de vrouw alleenstaand is. De kosten voor persoonlijke verzorging worden in redelijkheid gesteld op een bedrag van € 250,--. Ten aanzien van de autokosten wordt rekening gehouden met een bedrag van € 300,--, aangezien een hoger bedrag niet is gebleken. De door de vrouw opgevoerde kosten ten behoeve van de honden zijn, in het licht van het verweer van de man, onvoldoende aangetoond en hiermee zal dan ook geen rekening worden gehouden. De rechtbank begroot aldus de netto behoefte van de vrouw op een bedrag van € 3.108,-- per maand, waarvan de vrouw met haar WAO-uitkering in een gedeelte groot € 500,-- per maand voorziet, zodat resteert € 2.608,-- netto.
2.6.1. In de beschikking van deze rechtbank d.d. 6 september 2006 is de draagkracht van de man over de periode dat hij nog in de echtelijke woning verbleef, reeds berekend op een bedrag van € 2.358,-- bruto per maand, hetgeen (zelfs) lager is dan de door de man in zijn verweerschrift erkende behoefte van de vrouw van € 2.269,-- netto per maand. De rechtbank zal dit bedrag aldus vaststellen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw over de periode vóór de verkoop van de echtelijke woning als hierna nader bepaald.
2.6.2. De rechtbank zal thans ingaan op de huidige draagkracht van de man sedert
1 november 2006, zijnde de dag van levering van de echtelijke woning. Zij zoekt ten aanzien van de woonlasten van de nieuwe woning van de man aansluiting bij de door de man genoemde bedragen, voor zover deze niet dan wel onvoldoende onderbouwd door de vrouw zijn weersproken. Rekening wordt in dat verband dan gehouden met een bedrag aan rentelasten van € 16.250,--, welk bedrag de man daadwerkelijk dient te betalen. De hiermee
corresponderende netto hypotheeklasten van de man zijn overigens ook in redelijkheid acceptabel te achten in verhouding tot het besteedbaar inkomen van de man en tot de woonlasten van de vrouw. Geen rekening wordt gehouden met de door de man opgevoerde premie ad € 234,61 ten behoeve van Delta Lloyd, nu dit vermogensvorming betreft. Evenmin wordt rekening gehouden met de servicekosten ten bedrage van € 238,-- nu door de man geen bewijsstukken hieromtrent zijn overgelegd en niet is aangetoond dat de man deze kosten betaalt. De rechtbank gaat ter zake in redelijkheid uit van hetzelfde bedrag aan servicekosten als bij de vrouw, namelijk een bedrag van € 135,--. Met de bijzondere kosten (werkster) ad € 260,-- zal de rechtbank thans geen rekening meer houden, nu deze kosten betrekking hadden op de echtelijke woning. Overigens wordt uitgegaan van de draagkrachtberekening zoals geformuleerd onder 3.4. van de beschikking van 6 september 2006.
2.7. Gelet op het vorenstaande, uitgaande van een draagkrachtpercentage van 60 en het fiscaal voordeel, heeft de man thans de draagkracht om met € 3.236,-- per maand bruto bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. Aangezien dit (bruto)bedrag lager is dan de onder 2.5. berekende netto-behoefte van de vrouw, begrenst de draagkracht van de man de vast te stellen bijdrage op genoemd bedrag. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
2.8. De rechtbank zal, gelet op de aard van de procedure, de proceskosten tussen partijen compenseren zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De rechtbank:
voor het geval de beschikking d.d. 6 september 2006 zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand:
veroordeelt de man om ten titel van haar levensonderhoud aan de vrouw te betalen € 2.358,-- per maand bruto, zulks met ingang van de dag waarop de beschikking d.d. 6 september 2006 zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand en tot 1 november 2006, en vervolgens met ingang van 1 november 2006 althans de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking indien zulks later is, voor wat betreft de toekomst telkens bij vooruitbetaling te voldoen, een bedrag van € 3.236,-- per maand bruto;
bepaalt dat de man meewerkt aan de uitruil van de "extra opbouw" van ouderdomspensioen voor een combinatie van ouderdoms- en partnerpensioen zoals uitgewerkt in de artikelen 19 (lid 5) en 21 (lid 3) van het AXA Pensioenreglement 2001;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.M. de Jager in tegenwoordigheid van de griffier
S. de Visser en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 februari 2007.
SV