RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummers: 12/715436-06
Datum uitspraak: 18 juli 2007
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 19 december 2006
Datum voorlopige hechtenis: 22 december 2006
Schorsing voorlopige hechtenis: 22 december 2006
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats]
wonende te [adres],
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. W.R. Aerts, advocaat te Vlissingen.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
Van de zijde van de verdachte is een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens het niet voldoen aan de beleidsregels “aanwijzing, opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik”, met name zijn in strijd met deze beleidsregels de aangiften van de slachtoffers niet op band opgenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank geven de beleidsregels “aanwijzing, opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik” aan dat bij seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties de aangifte dient te worden opgenomen op geluidsband. In het onderhavige geval was er in de telastegelegde periode naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een afhankelijkheidsrelatie als bedoeld in genoemde beleidsregel. Verdachte was in het onderhavige geval wel de oom van het slachtoffer, het leeftijdsverschil tussen slachtoffer en verdachte bedroeg slechts enkele jaren. Zelfs indien er in het onderhavige geval naar het oordeel van de rechtbank wel sprake zou zijn van een afhankelijkheidsrelatie zou dit niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie leiden. De onvolkomenheden voor wat betreft de opnamen op geluidsband zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende ondervangen door de door aangeefsters bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen, waarin zij én op hoofdlijnen én op essentiële onderdelen de eerder bij de politie afgelegde verklaringen handhaafden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2007 en 5 juli 2007.
De rechtbank heeft ter terechtzitting de zaak, aangezien onder hetzelfde parketnummer ook minderjarige zaken zijn aangebracht, genummerd als feiten 4, 5 en 6.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Oosterveld en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 4 primair, 5 primair en 6 tenlastegelegde, zal worden veroordeeld tot:
- een werkstraf voor de duur van 150 (éénhonderdvijftig) uur, subsidiair 75 dagen hechtenis;
- een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Gemeente Tholen tot een bedrag van € 400,00 met de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht en
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij ] tot een bedrag van € 5.000,00 met de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
4.
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2000 tot 19 maart 2002 te Tholen, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
art 244 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake van het onder 4 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2000 tot 19 maart 2002 te Tholen, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig voelen/betasten aan/van de vagina van die [slachtoffer 1];
art 247 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op verschillende tijdstippen, althans een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 16 november 2000 tot 13 juli 2002 te Tholen, in elk geval in Nederland, met [benadeelde partij ] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij ], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij ] geduwd/gebracht;
art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht;
en voor zover terzake van het onder 5 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op verschillende tijdstippen, althans een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 16 november 2000 tot 13 juli 2002 te Tholen, in elk geval in Nederland, met [benadeelde partij ] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) opzettelijk ontuchtig voelen/betasten aan/van de vagina van die [benadeelde partij ];
art 247 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 10 juli 2003 te Tholen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening in/uit Sport- en gemeenschapscentrum Meulvliet heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of levensmiddelen en/of drank en/of een radio-CD speler, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of de gemeente Tholen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en /of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5Wetboek van Strafrecht
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair, 5 primair en 5 subsidiair is telastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 4 primair tenlastegelegde kan de rechtbank - op grond van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] - niet uitsluiten dat zij ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde ontuchtige handelingen, de leeftijd van twaalf jaren reeds had bereikt.
Met betrekking tot het onder 5 primair en 5 subsidiair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde in genoemde periode heeft gepleegd.
Als bewijs zijn er naast de aangifte onvoldoende aanwijzingen én zijn de afgelegde verklaringen niet specifiek genoeg om wettig en overtuigend te bewijzen dat genoemde tenlastegelegde handelingen ook na 16 november 2000 hebben plaatsgevonden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 subsidiair en 6 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
4 subsidiair.
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2000 tot 19 maart 2002 te Tholen, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig voelen/betasten aan/van de vagina van die [slachtoffer 1];
6.
hij op of omstreeks 10 juli 2003 te Tholen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit Sport- en gemeenschapscentrum Meulvliet heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of levensmiddelen en/of drank en/of een radio-CD speler, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of de gemeente Tholen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en /of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 4 subsidiair en 6 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
4 subsidiair: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
6. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Motivering van de op te leggen sanctie[s]
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende enige tijd schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn nog jonge nichtje, waarbij verdachte misbruik maakte van zijn positie als grote neef.
Verdachte heeft met het plegen van dit feit op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Ook al was verdachte zelf nog jong, hij wist op zijn minst dat hetgeen hij deed zeker niet was toegestaan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van delicten als de onderhavige nog geruime tijd lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 20 december 2006 en
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 23 maart 2007 van de Stichting Reclassering Nederland, Regio Breda-Middelburg, unit Middelburg.
Verdachte is blijkens het documentatieregister niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. De feiten waarvoor verdachte thans wordt berecht zijn gepleegd in de adolescentieperiode en de kans op herhaling wordt door de Stichting Reclassering als lager dan gemiddeld ingeschat.
De rechtbank acht een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Vordering tot schadevergoeding
Gemeente Tholen, Markt 1 - 5, 4695 CE Sint-Maartensdijk, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 630,00.
De verdachte heeft deze vordering niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Daarom zal die vordering worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Tevens ziet de rechtbank aanleiding tot het opleggen van een verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 630,00 ten behoeve van het slachtoffer Gemeente Tholen, Markt - 5, 4695 CE Sint-Maartensdijk.
[benadeelde partij ], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 5.000,00.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij ] niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in haar vordering en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 36f, 247, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair, 5 primair en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het onder 4 subsidiair en 6 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij legt aan de verdachte op een taakstraf, te weten:
een werkstraf voor de duur van 100 (éénhonderd) uren, met bevel dat indien de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht naar de maatstaf van twee uur per dag.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij Gemeente Tholen, Markt 1 - 5, 4695 CE Sint-Maartensdijk, toe.
Zij veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan deze benadeelde partij te betalen € 630,00.
Zij veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Zij legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Gemeente Tholen, Markt 1 - 5, 4695 CE Sint-Maartensdijk, te betalen € 630,00 bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Zij bepaalt daarbij dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van € 630,00 ten behoeve van de Gemeente Tholen de veroordeling tot betaling aan de Gemeente Tholen tot laatstgenoemd bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van dat bedrag aan de Gemeente Tholen de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag doet vervallen.
Zij verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij ], wonende te [adres], niet ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Zij heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op, zulks met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door: mr. R.J.G. Lameijer, voorzitter, mrs. I.J.M. Woltring en van M.A.V. van Aardenne, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Buijze, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2007.
Mr. Van Aardenne is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.