RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
[eiser],
wonende te '[woonplaats],
eiser,
gemachtigde I.J.C.M. van Loon, werkzaam bij Stichting Rechtsbijstand te Tilburg,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes,
gevestigd te Goes,
verweerder.
Bij besluit van 9 december 2005 heeft verweerder aan [vergunninghouder] te ‘[woonplaats] (hierna: de vergunninghouder) bouwvergunning verleend voor het vernieuwen van een dak en raam van een schuur, gelegen op het perceel [adres].
Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 maart 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard
Tegen dit besluit (het bestreden besluit) heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 15 januari 2007 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.J.M. Ewalds, kantoorgenoot van eisers gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde G.J. Goemaat. De vergunninghouder is in persoon verschenen, vergezeld door zijn echtgenote.
Ter zitting is de behandeling van het beroep geschorst in afwachting van nadere door verweerder aan de rechtbank te overleggen gegevens. Na ontvangst van deze gegevens, en reacties daarop van eiser en de vergunninghouder, heeft de rechtbank met toestemming van partijen een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
1. Ingevolge artikel 44 van de Woningwet - voor zover hier van belang - mag alleen en moet de bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met een bestemmingsplan of krachtens zodanig plan gestelde eisen.
2. Het bouwplan heeft betrekking op een als berging en paardenstal in gebruik zijnde schuur, gelegen op een perceel, dat grenst aan het perceel waarop de woning van eiser is gelegen.
Blijkens de stukken wil de vergunninghouder overgaan tot vernieuwing van het dak van de schuur omdat het oude dak is versleten en omdat daar asbest in is verwerkt. Volgens de bouwaanvraag zal het huidige lessenaardak volledig vervangen worden door een nieuw lessenaardak, waarbij het dak een slag wordt gedraaid. Tevens zal volgens de verleende vergunning in de zuidgevel een raam worden aangebracht.
3. Ter plaatse is van kracht het bestemmingsplan “Landelijk gebied” van de gemeente Goes. Het ontwerp van dit plan is op 31 augustus 2001 ter visie gelegd. De gronden, waarop de schuur is gelegen, hebben daarin de bestemming AL: agrarische doeleinden, klasse L. Op grond van artikel 4.1 van de bestemmingsplanvoorschriften mogen op deze gronden uitsluitend ten dienste van de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd. Ingevolge artikel 4.1, derde lid, mogen deze gebouwen en andere bouwwerken alleen worden gebouwd op een agrarisch bouwblok ter plaatse waar dit op de kaart is aangeduid. Ter plaatse van de onderhavige schuur is op de plankaart geen bouwblok aangeduid, zodat bouwen ter plaatse niet is toegestaan.
4. De overgangsbepaling artikel 33 van de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften houdt in:
1. (…)
2. Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende overgangsbepalingen:
a. bouwwerken, die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaan, dan wel nadien worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, en die in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd,
- na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bouwaanvraag binnen 2 jaar na het tenietgaan wordt ingediend.
b. het bepaalde sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
3. (…)
5. Verweerder gaat er van uit dat de in geding zijnde schuur reeds sinds 1978 ter plaatse aanwezig is en dat hiervoor uit dien hoofde de bescherming van het overgangsrecht van artikel 33 geldt. Nu het bouwplan kan worden beschouwd als gedeeltelijke vernieuwing en verandering als bedoeld in artikel 33, tweede lid, onder a, van het bestemmingsplan “Landelijk gebied”, kon de bouwvergunning, aldus verweerder, op grond van deze bepaling worden verleend.
6. Eiser meent dat het overgangsrecht niet van toepassing is op de onderhavige schuur. Hij gaat er daarbij vanuit dat als peildatum voor de gelding van het overgangsrecht moet worden uitgegaan van 9 september 1980, de datum van het van kracht worden van het voorheen geldende bestemmingsplan “Buitengebied”. Volgens eiser staat geenszins vast en heeft verweerder op geen enkele wijze behoorlijk onderzocht of de in geding zijnde schuur reeds op deze peildatum ter plaatse aanwezig was. Volgens eiser is dat niet het geval, omdat de schuur in ieder geval niet de voormalige melkveestal is, die volgens de vergunninghouder reeds 55 jaar ter plaatse staat. Voorts kan de verbouwing volgens eiser niet beschouwd worden als gedeeltelijke vernieuwing omdat qua uiterlijke verschijning een geheel ander bouwwerk ontstaat. Alle gevels en de kap worden immers ingrijpend gewijzigd. Er is geen sprake van gedeeltelijk veranderen omdat slechts één muur gehandhaafd wordt en verder alles wordt gewijzigd en vernieuwd. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn stelling naar een uitspraak gepubliceerd in AB 1980, 16 (LJN: AM4732). Volgens eiser komt de maatvoering op de bouwtekening bovendien niet overeen met de werkelijkheid.
De rechtbank overweegt als volgt.
7. Verweerder heeft zijn standpunt dat de in geding zijnde schuur reeds in 1978 aanwezig was gebaseerd op de bestemmingsplankaart uit 1978 behorende bij het voormalige bestemmingsplan “Buitengebied”. Hierop is ter plaatse van de huidige schuur slechts een dikke, vierkante, stip ingetekend. Daaruit valt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer af te leiden, dat de schuur in zijn huidige omvang toen al aanwezig was. Er valt slechts te concluderen dat er een bouwwerk stond.
8. Blijkens het verhandelde ter zitting heeft verweerder zijn onderzoek naar de vraag sinds wanneer de schuur in zijn huidige omvang ter plaatse aanwezig is, beperkt tot een onderzoek in de eigen archieven. Nu het hier gaat om de vraag of, gelet op het overgangsrecht, al dan niet bouwvergunning kan worden verleend, dient verweerder, als een onderzoek in de archieven niet meer oplevert dan een niet duidelijke bestemmingsplankaart, zich daartoe niet te beperken maar zijn onderzoek uit te breiden naar mogelijke andere bronnen. Nu verweerder dat heeft nagelaten, moet het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden vernietigd.
9. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om het geschil inhoudelijk te beoordelen op grond van de in het dossier aanwezige stukken alsmede de door eiser ter zitting overgelegde dan wel getoonde nieuwe feitelijke gegevens.
De aldus ter beschikking staande en door de rechtbank in aanmerking genomen feitelijke gegevens zijn de volgende.
- een bewijs van eigendom voor [XX] betreffende tuingrond met kippenhok te ’[woonplaats], gedateerd 26 april 1966
- een op 23 januari 1967 door een landmeter getekende kadastrale kaart, genummerd dienstjaar 1968, 162 (hierna: de landmeterkaart)
- een luchtfoto, gedateerd 22 oktober 1973, afkomstig uit de beeldbank van de Zeeuwse Bibliotheek
- de bestemmingsplankaart behorend bij het bestemmingsplan “Buitengebied” uit 1978
- uittreksels kadastraal plan van respectievelijk 19 maart 1979 en 13 maart 1992 (gedingstukken A38)
- een luchtfoto uit 1981, stafblad 48, nr. 23 afkomstig van de Topografische Dienst Kadaster. Deze foto is in origineel ter zitting door eiser getoond. Deze foto ligt in kopie als gedingstuk A42 in het dossier.
- een luchtfoto uit 1992 (gedingstuk A44).
- een luchtfoto gedateerd 9 december 2005 (gedingstuk B41).
10. Voorts is voor de beoordeling van belang de overgangsbepaling behorend bij het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Goes, dat vóór de inwerkingtreding van het plan “Landelijk gebied” ter plaatse van de schuur van kracht was.
Voor zover van belang luidt de overgangsbepaling artikel 23, tweede en derde lid,:
2. Gebouwen en andere bouwwerken, die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaan, in uitvoering zijn dan wel gebouwd mogen worden krachtens een bouwvergunning waarvoor de aanvraag vóór de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan is ingediend en die in strijd zijn met dit plan, mogen, in geval van tenietgaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd, mits de afwijkingen ten aanzien van dit plan niet worden vergroot en de aanvraag om een bouwvergunning wordt ingediend binnen twee jaren na de dag, waarop de calamiteit eindigde, behoudens de onteigening overeenkomstig de wet.
3. Gebouwen en andere bouwwerken, welke in strijd zijn met dit plan, mogen geheel of gedeeltelijk worden veranderd en vernieuwd, mits de afwijkingen van dit plan naar aard en afmetingen niet zullen worden vergroot.
11. De rechtbank constateert dat op de luchtfoto uit 1973 te zien is dat op de huidige locatie van de schuur een schuur aanwezig is met een omvang, die vergelijkbaar is met de huidige omvang van de schuur.
De eerste foto van een tijdstip daarna, waarop de omvang van de schuur valt waar te nemen, is de luchtfoto uit 1981. Op deze foto is eveneens te zien, dat ter plaatse een schuur aanwezig is met een omvang vergelijkbaar met de huidige omvang. De rechtbank verwerpt dan ook de stelling van eiser dat de schuur toen aanmerkelijk kleiner was.
12. De rechtbank gaat er op basis van deze foto’s van uit dat de schuur in deze omvang ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan op 20 september 1977 ook al ter plaatse aanwezig was. Deze schuur viel gelet op de overgangsbepaling artikel 23, tweede en derde lid, onder de bescherming van het overgangsrecht van het bestemmingsplan “Buitengebied”.
13. Op de luchtfoto uit 1981 is te zien dat de schuur voor wat betreft de lengterichting gedraaid lijkt ten opzichte van de foto uit 1973: in 1981 is de lengterichting noord-zuid, in 1973 is deze oost-west. Voor zover deze wijziging na 20 september 1977 heeft plaatsgevonden moet worden geconcludeerd dat deze, gelet op de overgangsbepaling artikel 23, derde lid, van het bestemmingsplan “Buitengebied”, is toegestaan. Deze wijziging betreft immers niet een vergroting van de afwijkingen naar aard en afmetingen. De terugdraaiing van het dak die, zoals hierna blijkt, nadien onder de werking van dit bestemmingsplan heeft plaatsgevonden, was daarom eveneens toegestaan.
14. Uit het vorenstaande volgt dat onder de werking van het bestemmingsplan “Buitengebied” de schuur in zijn huidige omvang was toegestaan. Niet in geschil is dat de schuur in zijn huidige omvang en in de lengterichting oost-west ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan “Landelijk gebied” ter plaatse aanwezig was. Gelet op de bij dit plan behorende overgangsbepaling artikel 33, tweede lid, valt de schuur in deze omvang ook thans nog onder de bescherming van het overgangsrecht. Dat betekent dat de schuur op grond van artikel 33, tweede lid onder a, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot, gedeeltelijk mag worden vernieuwd of veranderd.
15. Met betrekking tot de vraag of het in geding zijnde bouwplan binnen de in artikel 33, tweede lid, onder a, genoemde grenzen blijft, gaat de rechtbank uit van de bouwvergunning zoals die is verleend, onder de nadere voorwaarden vermeld in het bestreden besluit.
16. De verbouwing, zoals voorzien in de verleende bouwvergunning, betreft uitsluitend de volledige vervanging van het oude lessenaardak door een nieuw lessenaardak, waarbij het dak een slag gedraaid wordt. Voorts wordt een raam aangebracht in de zuidgevel van de schuur. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze verbouwing aangemerkt worden als een gedeeltelijke vernieuwing en verandering, in de zin van artikel 33, tweede lid, onder a. Met name is niet gebleken dat sprake is van een volledige vernieuwing of verandering. Voorts blijkt uit de bij de bouwvergunning gevoegde tekeningen dat de maximale hoogte van de schuur, 3.20 meter, bij de verbouwing niet wijzigt. De rechtbank ziet in hetgeen eiser daaromtrent heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten om de juistheid van de tekeningen in twijfel te trekken.
17. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de in geding zijnde bouwvergunning terecht is verleend. De rechtbank ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.
18. De rechtbank zal verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
bepaalt dat de gemeente Goes aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 141 (honderdéénenveertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiser begroot op
€ 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Goes aan eiser.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2007
door mr. G. H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Bins-Scheffer, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.
Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.
Afschrift verzonden op: 4 mei 2007