RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Bewonerscomité Wantijbuurt,
te Dordrecht,
eiser,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht,
te Dordrecht,
verweerder.
Eiser heeft bij de rechtbank Dordrecht beroep ingesteld tegen het op bezwaar genomen besluit van verweerder van 3 januari 2006 (in het vervolg het bestreden besluit).
Het beroepschrift is door de rechtbank Dordrecht ter behandeling verwezen naar de rechtbank Middelburg, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht (in het vervolg de Awb).
Het beroep is, met toepassing van artikel 8:52, eerste lid, van de Awb, op 3 april 2007 behandeld ter zitting. Eiser heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door [lid bewonerscomité]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde J.C. Hol. Gemeente Dordrecht, als vergunninghouder, heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde M. Beringer.
1. Bij besluit van 31 oktober 2005 heeft verweerder aan de Gemeente Dordrecht een bouwvergunning verleend voor het oprichten van een beweegbare fietsbrug op het perceel Badweg/Wantijdijk, kadastraal bekend gemeente Dordrecht, sectie Y nummer 4892.
2. Tegen dit besluit heeft eiser per brief van 14 november 2005 bezwaar gemaakt. Dit bezwaarschrift is namens eiser door [lid bewonerscomité] getekend.
3. Naar aanleiding van het bezwaar heeft verweerder eiser om zijn statuten verzocht. Per brief van 3 december 2005 heeft eiser aan verweerder meegedeeld geen statuten te hebben.
4. Bij het bestreden besluit is vervolgens aangegeven dat, gelet op het feit dat eiser geen statuten heeft, verweerder ervan uitgaat dat het bezwaar niet door eiser maar door [lid bewonerscomité] als natuurlijke persoon is gemaakt. Het bezwaar wordt vervolgens niet-ontvankelijk verklaard. [lid bewonerscomité] woont op een afstand van 700 meter van de bouwlocatie en is derhalve niet als belanghebbende aan te merken.
5. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en heeft beroep ingesteld. Hij heeft aangevoerd dat het bezwaar niet door [lid bewonerscomité] is gemaakt. Volgens eiser is het bezwaar door hem, als vertegenwoordiger van ruim 40 bewoners van de Wantijbuurt, gemaakt. Uit verschillende brieven van verweerder, waaronder een uitnodiging om deel te nemen aan de behandeling van de nota Parken in de commissie Wonen en Leefbaarheid, blijkt dat verweerder eiser in andere gevallen wel als vertegenwoordiger van de bewoners van de Wantijwijk heeft aangemerkt. Hij heeft ook aangegeven dat eiser weliswaar geen statuten heeft maar dat hij wel als informele vereniging is aan te merken. Eiser heeft hiervoor verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (in het vervolg de Afdeling) van 3 augustus 2005, LJN: AU0412. Eiser heeft tevens gesteld dat hij belang heeft bij het besluit omtrent de verlening van de bouwvergunning. Door de gevolgen van de fietsbrug, waaronder een toename van de verkeersdrukte, worden de bewoners die door hem worden vertegenwoordigd, rechtstreeks in hun belangen getroffen.
6. Verweerder heeft gesteld dat eiser niet in het bezit is van statuten. Verweerder is er daarom vanuit gegaan dat het bezwaarschrift niet door een rechtspersoon is ingediend. De uitspraak van de Afdeling is volgens verweerder in dit geval niet van toepassing. Omdat het bezwaarschrift alleen door [lid bewonerscomité] is ondertekend, heeft verweerder vervolgens beoordeeld of hij als belanghebbende bij het besluit omtrent de bouwvergunning is aan te merken. Volgens verweerder is [lid bewonerscomité] geen belanghebbende omdat hij op een afstand van 700 meter van de bouwlocatie woont.
7. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
8. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder een belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
In artikel 1:2, derde lid, van de Awb wordt bepaald dat ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
9. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat het bezwaarschrift door hem is ingediend en niet door [lid bewonerscomité] als natuurlijke persoon. Het beroep is ook door eiser ingesteld. Ter beoordeling ligt derhalve de vraag of eiser als belanghebbende bij het besluit omtrent de bouwvergunning is aan te merken.
10. Om als belanghebbende zoals bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb te kunnen worden aangemerkt, geldt volgens vaste jurisprudentie de eis van rechtspersoonlijkheid. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit had eiser geen statuten. Op dat moment was er dan ook geen sprake van rechtspersoonlijkheid. Uit de stukken is gebleken dat bij akte van oprichting van 2 mei 2006 de Bewonersvereniging Wantijpark e.o. is opgericht. Deze akte van oprichting dient echter bij de beoordeling van het beroep van eiser, gelet op de datum van de akte, buiten beschouwing te worden gelaten. Van belang is namelijk of ten tijde van het bestreden besluit sprake was van rechtspersoonlijkheid. Nu vast staat dat dit niet het geval was, kan eiser ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb niet als belanghebbende worden aangemerkt.
11. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van de Afdeling van 3 augustus 2005 treft geen doel. In de bedoelde uitspraak was het geval aan de orde waarin een comité als informele vereniging reeds was opgericht ten tijde van het nemen van het primaire besluit en dat er toen ook reeds sprake was van een organisatorisch verband met een bestuur en leden, terwijl het te behartigen belang vastlag in een duidelijke doeleindenomschrijving. Uit de stukken is niet gebleken dat eiser ten tijde van het primaire besluit en ook niet ten tijde van het bestreden besluit reeds als informele vereniging was opgericht. Tevens is niet gebleken dat er sprake was van een organisatorisch verband of een duidelijke doeleindenomschrijving. De ter zitting overhandigde nieuwsbrieven zoals die door eiser zijn uitgebracht en de twee brieven van verweerder gericht aan eiser, waarin eiser in de ene brief wordt uitgenodigd voor een wijkbeheer overleg en in de andere verweerder reageert op de inspraakreactie van eiser op het ontwerp bestemmingsplan 'de Vlij en omgeving', maken het voorgaande niet anders.
12. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat eiser niet als belanghebbende is aan te merken. Verweerder heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2007
door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. E. Ahbata, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 17 april 2007