ECLI:NL:RBMID:2007:BA5053
Rechtbank Middelburg
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en reikwijdte van pandrecht na ontbinding kredietovereenkomst
In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg werd behandeld, ging het om een kort geding tussen WTG Europe B.V. en de curator van Timpa Foundations B.V. De kern van het geschil betrof de vraag of het aan WTG overgedragen pandrecht ook vorderingen op debiteuren van Timpa omvatte die na de ontbinding van de kredietovereenkomst waren ontstaan. De kredietovereenkomst tussen de ABN Amro Bank N.V. en Timpa Foundations B.V. was medio 2005 gesloten, waarbij meerdere zekerheden, waaronder een pandrecht op vorderingen, aan de bank waren verstrekt. Na de ontbinding van deze overeenkomst in 2006, werd de vordering van de bank op Timpa, ter waarde van bijna € 1.000.000, door de bank aan WTG verkocht voor circa € 600.000. De curator van Timpa betwistte de geldigheid van de verpandingen die na de cessiedatum hadden plaatsgevonden en stelde dat WTG niet gerechtigd was om de debiteurenportefeuille te executeren.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het aan WTG overgedragen pandrecht niet meer kon omvatten dan het recht dat de bank op het moment van de overdracht had. Aangezien de kredietovereenkomst was beëindigd, was het onduidelijk of de bank nog recht had op in pandgeving van nieuwe vorderingen. De rechtbank concludeerde dat er gerede twijfel bestond over de verplichting tot in pandgeving van nieuwe vorderingen en dat WTG in kort geding niet tot toewijzing van haar vorderingen kon worden overgegaan. Het gevorderde werd afgewezen en WTG werd veroordeeld in de proceskosten.