RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 21 maart 2007 in de zaak van:
De stichting Zeeuwse Stichting voor Beheer en Bewindvoering, handelend als bewindvoerder van [belang[belanghebbende], wonende te Sint Jansteen, gemeente Hulst,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Middelburg,
eiseres,
procureur: mr. J.C.M. Berbée-van Koningsbruggen,
[gedaagde],
wonende te De Klinge (België),
gedaagde,
procureur: mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk.
1. Het verloop van het geding
Partijen zullen hierna worden aangeduid als de stichting, [belanghebbende] en [gedaagde].
Het dossier bevat de volgende processtukken:
dagvaarding met producties;
brief d.d. 15 maart 2007 van mr. Suijkerbuijk met bijlagen;
fax d.d. 15 maart 2007 van mr. Suijkerbuijk met bijlagen;
een tweetal processtukken uit de bodemprocedure met rolnummer 05-294, ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 16 maart 2007 overgelegd door mr. Berbée-van Koningsbruggen;
pleitnotities zijdens beide partijen.
2.1. [belanghebbende] is enig aandeelhouder en was enig bestuurder van de Nederlandse Weverij Vera B.V., hierna aan te duiden als Vera, alsmede van de naamloze vennootschap naar Belgisch recht Immo-Globe N.V.
[gedaagde] is directeur van de naamloze vennootschap naar Belgisch recht Eurobuild N.V.
2.2. Bij beschikking van 8 september 2005 is door deze rechtbank, sector kanton, een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [belanghebbende], met benoeming van de stichting tot bewindvoerder.
2.3. Tussen [gedaagde] enerzijds en de stichting, handelend als bewindvoerder van [belanghebbende] en Vera anderzijds loopt bij deze rechtbank onder rolnummer 05-294 een bodemprocedure waarin [gedaagde] onder meer nakoming vordert van een volgens hem tussen partijen gesloten overeenkomst d.d. 22 april 2004, hierna: de voorovereenkomst.
2.4. Deze rechtbank heeft bij tussenvonnis d.d. 29 maart 2006 ten aanzien van de voorovereenkomst voorshands bewezen geacht dat die tot stand is gekomen door misbruik te maken van de omstandigheden en [gedaagde] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Inmiddels heeft op 15 maart 2007 een enquête plaatsgevonden waarbij 2 getuigen zijn gehoord. Voortzetting van de enquête staat gepland op 22 maart 2007.
2.5. In België loopt ook nog een procedure waar partijen (via hun vennootschappen) bij betrokken zijn.
2.6. Met een daartoe op 9 februari 2007 verkregen verlof van de voorzieningenrechter bij deze rechtbank heeft gedaagde op 12 februari 2007 conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de Rabobank te Hulst en conservatoir beslag onder de stichting. De vordering die [gedaagde] stelt te hebben op [belanghebbende] en Vera is voorlopig begroot op € 2.772.000,--.
3.1. De stichting vordert, kort samengevat, veroordeling van [gedaagde] tot opheffing van de op 12 februari 2007 namens hem ten laste van haar en [belanghebbende] gelegde conservatoire beslagen op straffe van een dwangsom.
Zij stelt daartoe dat de gepretendeerde vordering van [gedaagde] ondeugdelijk is, dat de vordering van € 2.772.000,-- niet is onderbouwd, dat het beslag onnodig is gelegd en dat de beslagen als vexatoir en daarmee als onrechtmatig moeten worden beschouwd. Door het beslag is een juiste bewindvoering en juridische bijstand van [belanghebbende] niet meer mogelijk.
3.2. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Hij betwist het spoedeisend belang van de stichting. Voorts stelt hij dat niet van de ondeugdelijkheid van het door hem ingeroepen recht blijkt. [gedaagde] betwist dat er sprake is van een vexatoir of onrechtmatig beslag.
4.1. De stichting heeft, gelet op haar ter zitting naar voren gebrachte stellingen, een spoedeisend belang bij het gevorderde en is derhalve ontvankelijk in haar vorderingen.
4.2. Bij de beoordeling van een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag geldt als uitgangspunt dat het beslag dient te worden opgeheven indien summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor beslag is gelegd.
De betreffende vordering is gebaseerd op de voorovereenkomst, waarover thans een bodemprocedure aanhangig is.
De rechtbank heeft in die bodemprocedure bij tussenvonnis d.d. 29 maart 2006 geoordeeld dat de in dat vonnis genoemde feiten en omstandigheden voorshands het bewijs opleveren dat de overeenkomst d.d. 22 april 2004 tot stand is gekomen door misbruik te maken van omstandigheden en aanleiding geven om [gedaagde] te belasten met het tegenbewijs. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen door [gedaagde] is aangevoerd vooralsnog geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank in haar tussenvonnis. Nu de getuigenverhoren nog niet zijn afgerond dient derhalve uitgegaan te worden van het hiervoor weergegeven voorlopig oordeel van de rechtbank. Nu bovendien een nadere onderbouwing van de hoogte van het door [gedaagde] gevorderde bedrag ontbreekt, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat voldoende summierlijk gebleken is van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor beslag is gelegd. Voorts dient een belangenafweging ook in het voordeel van de stichting en [belanghebbende] uit te vallen, nu voldoende aannemelijk is gemaakt dat de bewindvoering en het juridisch bijstaan van [belanghebbende] in de thans lopende procedures door de gelegde beslagen nagenoeg onmogelijk wordt gemaakt.
4.3. Gelet op het vorenstaande zal de vordering op onderstaande wijze worden toegewezen. De mede gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu namens [gedaagde] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is toegezegd dat hij onverwijld gevolg zal geven aan een veroordeling tot opheffing van het beslag. Voorts zal de termijn waarbinnen [gedaagde] de beslagen dient op te heffen worden gesteld op twee werkdagen na betekening van dit vonnis.
4.4. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis de beslagen gelegd op 12 februari 2007 onder de Rabobank te Hulst en onder de stichting op te heffen en de beslagen zaken ter vrije beschikking aan de stichting c.q. [belanghebbende] te geven;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van de stichting gevallen en tot op heden begroot op € 71,32 wegens dagvaardingskosten, € 1.054,-- wegens procureurssalaris en
€ 251,--, wegens griffierechten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.