ECLI:NL:RBMID:2007:BA3663

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
1 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
55648 KG ZA 06-255
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen en concurrentieverbod in kort geding tussen Loontjens Biljarts B.V. en voormalige werknemers

In deze zaak vorderde Loontjens Biljarts B.V. in kort geding een verbod voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om gedurende een bepaalde periode werkzaamheden te verrichten in dezelfde bedrijfstak. [gedaagde sub 1] had erkend twee poolbiljarts van zijn werkgever te hebben verduisterd en deze buiten de bedrijfsvoering om geplaatst. De voorzieningenrechter oordeelde dat [gedaagde sub 1] zich niet als een goed werknemer had gedragen en onrechtmatig had gehandeld jegens Loontjens. De vorderingen van Loontjens werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij een concurrentie- en relatieverbod voor [gedaagde sub 1] werd opgelegd voor de duur van zes maanden, met een beperking tot de provincies Zeeland, Brabant en de Zuid-Hollandse eilanden. De vordering tegen [gedaagde sub 2] werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat hij onrechtmatig had gehandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat Loontjens voldoende spoedeisend belang had bij haar vorderingen, en dat de schadevergoeding van € 4.000,-- aan [gedaagde sub 1] werd toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd tussen Loontjens en [gedaagde sub 1], terwijl Loontjens werd veroordeeld in de kosten van [gedaagde sub 2].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 1 februari 2007 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 255/2006
De besloten vennootschap
Loontjens Biljarts B.V. ,
gevestigd en kantoorhoudende te Middelburg,
eiseres,
procureur: mr. N.M. Slump,
tegen:
[gedaagde sub 1]
wonende te ’s-Heerenhoek, gemeente Borsele,
gedaagde,
procureur: mr. M. Kalle/mr. C. van Oort;
[gedaagde sub 2],
wonende te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
gedaagde,
advocaat: mr. W.B.M. Bos.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als Loontjens, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- dagvaarding d.d. 15 januari 2007;
- pleitnota zijdens Loontjens;
- pleitnota zijdens [gedaagde sub 1];
- pleitnota zijdens [gedaagde sub 2];
- produkties zijdens Loontjens, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
De zaak is behandeld ter terechtzitting van donderdag 25 januari 2007, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2. De feiten
2.1 [gedaagde sub 1] is op 1 maart 1988 in dienst getreden bij de (rechtsvoorganger van) Loontjens, laatstelijk in de functie van “meewerkend voorman” van het magazijn, beheerder van het magazijn en leidinggevende van de biljartmakers. In het kader van zijn functie autoriseerde [gedaagde sub 1] de inkoop, haalde bij leveranciers regelmatig de leveringen op, onderzocht de leveringen en autoriseerde de factuur voor de financiële afdeling.
[gedaagde sub 2] is biljartmaker en was ingeleend via WVS Groep te Roosendaal.
2.2. Loontjens heeft naar aanleiding van geruchten dat er door haar werknemers buiten haar bedrijfsvoering om pooltafels verkocht en geplaatst waren Hoffmann Bedrijfsrecherche ingeschakeld om onderzoek te doen.
2.3. Hoffmann Bedrijfsrecherche heeft een onderzoeksrapportage opgesteld.
Naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek door Hoffmann Bedrijfsrecherche is [gedaagde sub 1] op 3 november 2006 op staande voet ontslagen. Door Loontjens is bij de politie aangifte gedaan van verduistering tijdens dienstbetrekking.
Loontjens heeft, eveneens naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek door Hoffmann Bedrijfsrecherche, de werkrelatie met [gedaagde sub 2] verbroken en de detacheringsovereenkomst met de WVS Groep te Roosendaal beëindigd.
2.4. Op 30 november 2006 is door de politie huiszoeking gedaan bij de zwager van [gedaagde sub 1] te Nieuwdorp. In de loods op zijn terrein zijn door de politie diverse zaken aangetroffen waaronder biljartlakens, gereedschappen, sommige met initialen van collega’s van [gedaagde sub 1], een complete biljartstelling, identiek aan die in de opslag van Loontjens, 9 biljarts en biljartbanden.
3. Het geschil
3.1. Loontjens vordert kort samengevat om, op straffe van een dwangsom, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te verbieden gedurende twee jaar, althans één jaar, althans gedurende een door de voorzieningenrechter te bepalen periode binnen de Benelux, althans Nederland, althans de provincies Zeeland, Brabant en Zuid-Holland tegen vergoeding, of om niet, voor derden dezelfde werkzaamheden en/of diensten te verrichten die Loontjens verricht, althans daar bij betrokken te zijn.
Loontjens vordert subsidiair om [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op straffe van een dwangsom te verbieden om gedurende dezelfde periode de relaties, vermeld op een door Loontjens overgelegde lijst van relaties, te benaderen en/of direkt of indirekt werkzaamheden voor die relaties te verrichten.
Loontjens vordert voorts om [gedaagde sub 1] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 16.982,38, vermeerderd met de wettelijke rente en om [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Loontjens van een bedrag van € 24.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.1. Loontjens stelt ter onderbouwing van haar vorderingen jegens [gedaagde sub 1] dat [gedaagde sub 1] na het verbreken van de dienstbetrekking stappen heeft ondernomen om een bedrijf op te richten in dezelfde bedrijfstak als Loontjens.
[gedaagde sub 1] heeft volgens Loontjens klanten van Loontjens benaderd met het aanbod voor hun dezelfde werkzaamheden te verrichten als Loontjens verricht, maar tegen een lagere prijs.
[gedaagde sub 1] heeft toeleveranciers van Loontjens benaderd om goederen te gaan betrekken, en [gedaagde sub 1] is naar de Startersdag van de Kamer van Koophandel geweest.
Volgens Loontjens handelt [gedaagde sub 1] daardoor onrechtmatig jegens haar. [gedaagde sub 1] was al geruime tijd, gedurende zijn dienstbetrekking bij Loontjens, op kosten van Loontjens, bezig zijn eigen bedrijf op te starten. Loontjens stelt daartoe dat [gedaagde sub 1] bij bezoek aan klanten van Loontjens meedeelde bezig te zijn een eigen bedrijf op te starten en zijn diensten tegen een lager tarief aan te bieden. [gedaagde sub 1] heeft volgens Loontjens voorts bij een toeleverancier van Loontjens diverse gereedschappen aangekocht die door Loontjens zijn betaald, maar die nooit binnen het bedrijf van Loontjens zijn gesignaleerd. Ook heeft [gedaagde sub 1] spullen van Loontjens verduisterd.
[gedaagde sub 1] heeft voorts twee door hem verduisterde poolbiljarts ten behoeve van zijn eigen gewin aan derden verkocht en, met goederen van Loontjens, gedurende de uren die hij voor Loontjens werkzaam was, werkzaamheden voor eigen gewin verricht. [gedaagde sub 1] hield ook “onderhanden werk” onder zich terwijl de opdrachtgever in de veronderstelling was dat de opdracht door Loontjens werd uitgevoerd.
Door het onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 1] heeft Loontjens schade geleden en zal zij nog meer schade lijden.
Door voren omschreven handelingen heeft [gedaagde sub 1] niet slechts onrechtmatig gehandeld maar ook in strijd met goed werknemerschap.
3.2.2. Volgens Loontjens heeft ook [gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens haar gehandeld. Loontjens stelt daartoe dat [gedaagde sub 2] in de uren die hij voor Loontjens werkzaam was, met goederen van Loontjens, eigen klanten bediend heeft en geprobeerd heeft klanten van Loontjens te werven door zijn werkzaamheden tegen een goedkoper tarief aan te bieden. [gedaagde sub 2] verwees daarnaast regelmatig klanten naar [gedaagde sub 1] omdat [gedaagde sub 1] wist wat er op voorraad stond. [gedaagde sub 2] is ook betrokken geweest bij verkoop door [gedaagde sub 1], buiten Loontjens om, van de twee door [gedaagde sub 1] verduisterde pool-biljarts. Er is dus sprake geweest van samenwerking tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
[gedaagde sub 2] is nu voornemens om in dienst te treden van een voormalig klant van Loontjens die voornemens is om nieuwe biljartlakens te gaan leggen en daarbij van de diensten van [gedaagde sub 2] gebruik te gaan maken. Gelet op het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2] jegens Loontjens gedurende de tijd dat hij voor haar werkzaam was handelt [gedaagde sub 2] hierdoor volgens Loontjens onrechtmatig.
3.2.3. Loontjens stelt een spoedeisend belang bij haar vorderingen te hebben.
Het opleggen van een concurrentieverbod zoals gevorderd is volgens Loontjens, gelet op hetgeen vorenstaand onder punt 3.2.1. en 3.2.2. is vermeld gerechtvaardigd. Zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] zijn kennelijk voornemens zich op dezelfde markt te begeven waarop Loontjens werkzaam is, wellicht gezamenlijk. Door het opleggen van een concurrentieverbod kunnen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet de vruchten plukken van het door hen gevoerde onrechtmatige marketing- en opstartbeleid. De duur van het gevorderde verbod is niet lang nu [gedaagde sub 1] kennelijk al meer dan twee jaar bezig is, gelet op de ouderdom van de bij de huiszoeking in de te Nieuwdorp aangetroffen spullen.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen belang bij het op de biljartmarkt werkzaam zijn. [gedaagde sub 2] heeft nog een dienstverband bij WVS en [gedaagde sub 1] kan, gelet op zijn handigheid, ook andere werkzaamheden doen zoals het zetten van keukens hetgeen hij kennelijk ook al doet.
De (standaard-)arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 1] bevatte ook een concurrentiebeding voor Zeeland en de Zuidhollandse-eilanden voor de duur van drie jaar.
3.2.4. Als voorschot op de door [gedaagde sub 1] te betalen schadevergoeding kan volgens Loontjens in ieder geval een bedrag van € 4.000,-- worden toegewezen. Vast staat dat [gedaagde sub 1] twee poolbiljarts heeft verduisterd. [gedaagde sub 1] heeft ook aangeboden om de waarde van die goederen te verrekenen met hetgeen hij nog van Loontjes tegoed meende te hebben.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dienen voorts hoofdelijk veroordeeld te worden tot betaling van de onderzoekskosten van Hoffmann Bedrijfsrecherche ad € 21.086,00. Hoofdelijke veroordeling is gerechtvaardigd omdat van Loontjens niet gevergd kan worden dat zij wordt betrokken in een geschil tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met betrekking tot hun aandeel in het onrechtmatig handelen.
3.3.1. [gedaagde sub 1] bestrijdt gemotiveerd dat Loontjens een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft.
[gedaagde sub 1] stelt voorts dat de vorderingen van Loontjens afgewezen dienen te worden omdat het geenszins zeker is dat in de bodemprocedure een veroordeling jegens hem zal worden verkregen.
3.3.2. [gedaagde sub 1] stelt dat hij, met uitzondering van het door hem buiten de bedrijfsvoering van Loontjens om plaatsen van twee door hem verduisterde pool-biljarts, niet onrechtmatig jegens Loontjens heeft gehandeld.
[gedaagde sub 1] bestrijdt gemotiveerd, dat de in de loods van zijn zwager te Nieuwdorp aangetroffen goederen goederen van Loontjes betreft die hij verduisterd zou hebben.
Hij bestrijdt voorts tijdens zijn dienstverband klanten van Loontjes benaderd te hebben met voorstellen om tegen een voordeliger tarief werkzaamheden voor hen uit te voeren en na beëindiging van zijn dienstverband concurrerende werkzaamheden aan relaties van Loontjens te hebben aangeboden en te hebben verricht. [gedaagde sub 1] onderhoudt thans landbouwmachines. Afgezien daarvan bestrijdt [gedaagde sub 1] dat het verrichten van concurrerende werkzaamheden na beëindiging van zijn dienstverband onrechtmatig is omdat er geen concurrentiebeding overeengekomen is.
Het gevorderde concurrentiebeding moet volgens [gedaagde sub 1] afgewezen worden. Het achteraf vorderen van een concurrentiebeding strookt niet met de strenge eisen die gesteld worden aan het overeenkomen van een concurrentiebeding. Het verbod is voorts veel te ruim geformuleerd. Volgens [gedaagde sub 1] moet om dezelfde reden het gevorderde relatieverbod afgewezen worden, nog afgezien van het feit dat de lijst van relaties te weinig concreet is.
3.3.3. [gedaagde sub 1] betwist het door Loontjens ter zake van schadevergoeding gevorderde bedrag verschuldigd te zijn, met uitzondering van het bedrag dat hij aan Loontjens verschuldigd is ter zake van de schade die Loontjens heeft geleden ten gevolge van het verduisteren van de twee pool-tafels. [gedaagde sub 1] is bereid de daardoor voor Loontjens ontstane schade te voldoen.
[gedaagde sub 1] bestwist voorts gehouden te zijn tot betaling van het door Loontjens gevorderde bedrag ter zake van de aan het onderzoek van Hofmann Bedrijfsrecherche verbonden kosten en de hoogte van het door Loontjens uit dien hoofde gevorderde bedrag.
3.4.1. [gedaagde sub 2] bestrijdt dat hij onrechtmatig jegens Loontjens heeft gehandeld. Volgens [gedaagde sub 2] heeft hij slechts enkele als servicewerkzaamheden aan te merken werkzaamheden verricht waarvan Loontjens op de hoogte was, en die niet meer betroffen dan het leveren van een pomerans of een krijtje.
[gedaagde sub 2] bestrijdt ervan op de hoogte te zijn geweest dat de twee pool-biljarts die hij [gedaagde sub 1] heeft helpen plaatsen verduisterd waren. [gedaagde sub 2] heeft slechts, toen de heer Wang zei een pooltafel nodig te hebben, naar Loontjens gebeld. Hij werd teruggebeld door [gedaagde sub 1] en heeft de order doorgegeven. [gedaagde sub 2] wist niet beter dan dat de order via Loontjens liep. [gedaagde sub 2] heeft de pooltafels op verzoek van [gedaagde sub 1], zijn leidinggevende, helpen plaatsen. Hij hielp wel meer met het plaatsen van tafels als er een “mannetje” tekort was.
Bij ontvangst van de hoge fooi van [gedaagde sub 1] heeft hij hem wel gevraagd of een en ander wel in orde was hetgeen hem door [gedaagde sub 1] is bevestigd. Hij heeft van geen van beide tafels 50% van de opbrengst ontvangen.
3.4.2. Er bestaat volgens [gedaagde sub 2] geen wettelijke grondslag voor het toewijzen van het gevorderde concurrentie- en relatiebeding jegens hem. [gedaagde sub 2] was geen werknemer van Loontjens. Bovendien is [gedaagde sub 2] biljartmaker en legt in die hoedanigheid geen klantcontacten in commerciële zin. Zijn werkgever WVS moet het vrij staan [gedaagde sub 2] te detacheren in een beroepsgroep waarin hij al 20 jaar werkzaam is en waarin hij ervaring heeft. Loontjens lijdt ook geen schade indien [gedaagde sub 2] bij een nieuwe opdrachtgever biljarts zou gaan monteren.
3.4.3. [gedaagde sub 2] bestrijdt gemotiveerd het spoedeisend belang van de vordering tot schadevergoeding van Loontjens. Voorts bestrijdt [gedaagde sub 2] de hoogte van het ter zake van het uitbrengen door Hoffmann Bedrijfsrecherche gevorderde bedrag. Het aandeel van [gedaagde sub 2] in deze zaak is bovendien zo gering dat dat volgens hem geen hoofdelijke veroordeling rechtvaardigt.
4. De beoordeling
4.1. Loontjens heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
4.2. Door Loontjens is niet aannemelijk gemaakt dat met [gedaagde sub 1] bij het aangaan van zijn arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding is overeengekomen.
Het staat [gedaagde sub 1] dan ook in beginsel vrij om, na beëindiging van zijn dienstverband, werkzaam te blijven in dezelfde bedrijfstak als zijn voormalige werkgeefster Loontjens. Dit is echter anders indien een werknemer zich jegens zijn werkgever niet als een goed werknemer heeft gedragen en/of onrechtmatig heeft gehandeld.
4.3. Door [gedaagde sub 1] is erkend dat hij twee poolbiljarts van zijn werkgeefster Loontjens heeft verduisterd en deze zelf, buiten Loontjens om heeft geplaatst. Door [gedaagde sub 1] is niet weersproken dat hij twee biljarts van “De Spinne” in Heinkenszand, waarbij de opdrachtgever ervan uitging dat de daaraan te verrichten werkzaamheden door Loontjens zouden worden verricht, in zijn eigen werkplaats heeft opgeslagen en voornemens was om de daaraan te verrichten werkzaamheden voor eigen rekening te verrichten. Door [gedaagde sub 1] is onvoldoende weersproken dat zich in de loods van zijn zwager te Nieuwdorp goederen bevonden die op naam en voor rekening van Loontjens bij de toeleverancier van Loontjens besteld waren en goederen die van Loontjens afkomstig waren.
Gelet op het vorenstaande is aannemelijk geworden dat [gedaagde sub 1] zich jegens Loontjens niet als een goed werknemer heeft gedragen, althans onrechtmatig jegens Loontjens heeft gehandeld.
Onder deze omstandigheden dient [gedaagde sub 1] zich dan ook, gedurende een bepaalde termijn, te onthouden van het verrichten van werkzaamheden in dezelfde bedrijfstak als Loontjens.
De voorzieningenrechter zal het door Loontjens jegens [gedaagde sub 1] gevorderde concurrentie- en relatieverbod dan ook toewijzen als na te melden. De voorzieningenrechter acht het redelijk om de door Loontjens verzochte termijn te beperken tot 6 maanden, te rekenen vanaf 1 januari 2007.
Het gebied waarvoor het concurrentie- en relatieverbod moeten gelden zal door de voorzieningenrechter in redelijkheid worden beperkt tot Zeeland, de Zuid-Hollandse eilanden en Brabant.
4.4.1. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is vereist dat het bestaan van de vordering van eiseres op gedaagde voldoende aannemelijk is, in die zin dat het in een bodemprocedure hoogstwaarschijnlijk is dat de vordering wordt toegewezen. Daarnaast dient sprake te zijn van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl tevens beoordeeld dient te worden of er sprake is van een onaanvaardbaar restitutierisico.
4.4.2. Loontjens vordert als voorschot op door [gedaagde sub 1] te betalen schadevergoeding een bedrag van € 16.982,38.
Vast staat dat [gedaagde sub 1] twee pool-biljarts van Loontjens heeft verduisterd en voor eigen rekening heeft verkocht en geplaatst. [gedaagde sub 1] is ook bereid de daardoor voor Loontjens ontstane schade te vergoeden. Het door Loontjens uit dien hoofde gevorderde bedrag van € 4.000,-- zal door de voorzieningenrechter dan ook worden toegewezen.
Door Loontjens is het door haar daarboven gevorderde bedrag van € 12.982,38 voor deze kort geding procedure onvoldoende onderbouwd. De verschuldigdheid daarvan door [gedaagde sub 1] is niet voldoende aannemelijk geworden zodat dat bedrag niet zal worden toegewezen.
Het door Loontjens gevorderde bedrag van € 24.000,-- ter zake van de kosten verbonden aan het door Hofmann Bedrijfsrecherche verrichte onderzoek zal eveneens worden afgewezen. Niet aannemelijk is geworden dat het hoogstwaarschijnlijk is dat deze vordering in een bodemprocedure jegens [gedaagde sub 1] zal worden toegewezen. In de dagvaarding is door Loontjens aan gegeven dat de factuur van Hofmman Bedrijfsrecherche circa € 21.086,00 bedraagt. Niet valt dan ook in te zien op grond waarvan Loontjens betaling vordert van een bedrag van € 24.000,-Voorts wordt de hoogte van het door Hofmann Bedrijfsrecherche in rekening gebrachte bedrag door [gedaagde sub 1] als zijnde buitenproportioneel betwist.
4.5. Met [gedaagde sub 2] had Loontjens geen arbeidsovereenkomst. Van een concurrentiebeding was derhalve geen sprake. Ook [gedaagde sub 2] staat het in beginsel dus vrij om, na beëindiging van zijn werkzaamheden voor Loontjens, werkzaam te blijven in dezelfde bedrijfstak.
Dat is echter niet toelaatbaar indien [gedaagde sub 2] gedurende de tijd dat hij voor Loontjens werkzaam was onrechtmatig jegens Loontjens zou hebben gehandeld.
De door Loontjens aangevoerde feiten en/of omstandigheden ter nadere onderbouwing van haar standpunt dat [gedaagde sub 2] zich jegens haar onrechtmatig zou hebben gedragen zijn door [gedaagde sub 2] allen gemotiveerd bestreden en voor bewijsvoering is, gelet op het karakter van de procedure in kort geding, geen plaats. Gelet daarop kan op voorshands niet geconcludeerd worden dat [gedaagde sub 2] jegens Loontjens onrechtmatig heeft gehandeld.
De vorderingen jegens [gedaagde sub 2] zullen dus worden afgewezen.
4.6. Nu de vorderingen tot betaling van het bedrag van € 24.000,-- ter zake van de kosten verbonden aan de rapportage door Hoffmann Bedrijfsrecherche zal worden afgewezen hoeft hetgeen over en weer met betrekking tot de hoofdelijke aansprakelijkheid voor die vordering is gesteld geen bespreking.
4.7. In de omstandigheid dat de vorderingen jegens [gedaagde sub 1], gedeeltelijk zullen worden toegewezen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten tussen Loontjens en [gedaagde sub 1] te compenseren, zodanig dat ieder partij de eigen kosten draagt.
Nu de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] zullen worden afgewezen zal Loontjens in de proceskosten van [gedaagde sub 2] worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- verbiedt [gedaagde sub 1] om zich met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis tot 1 juli 2007 te tegen betaling of om niet in de provincie Zeeland, de Zuid-Hollandse eilanden en de provincie Brabant voor derden of voor eigen rekening direkt of indirekt werkzaamheden en/of diensten te verrichten die ook Loontjens verricht, of daarbij betrokken te zijn, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per overtreding met een maximum van € 25.000,--;
- verbiedt [gedaagde sub 1] voorts om, met onmiddelijke ingang na betekening van dit vonnis tot 1 juli 2007, relaties van Loontjens te benaderen genoemd op de door Loontjens overgelegde lijst van relaties, voor zover deze zich bevinden in de provincie Zeeland, de Zuid-Hollandse eilanden en de provincie Brabant, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per overtreding met een maximum van € 25.000,--;
- veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling aan Loontjens van een bedrag van € 4.000,--;
- compenseert de proceskosten tussen Loontjens en [gedaagde sub 1] zodanig dat elke partij de eigen kosten draagt;
- veroordeelt Loontjens in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde sub 2] begroot op € 248,-- ter zake van griffierecht en € 1.054,-- wegens procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij vooraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 1 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
MdB