ECLI:NL:RBMID:2007:BA3661

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
14 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
55675 KG ZA 06-258
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op contact met uitzendkrachten en klanten na beëindiging samenwerkingsverband

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg op 30 januari 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Daxxa Uitzendorganisatie B.V. en [gedaagde]. Daxxa vorderde een verbod voor [gedaagde] om contact te onderhouden met uitzendkrachten en klanten die in december 2006 in het bestand van Daxxa stonden, na de beëindiging van hun samenwerkingsverband. De voorzieningenrechter oordeelde dat [gedaagde], ondanks het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst, zich gedurende een periode van zes maanden na 1 januari 2007 dient te onthouden van het benaderen van deze uitzendkrachten en klanten. Dit was gebaseerd op de kennis die [gedaagde] had opgedaan tijdens zijn werkzaamheden voor Daxxa, wat hem in staat stelde onrechtmatige concurrentie te plegen.

De voorzieningenrechter stelde de termijn van zes maanden vast om Daxxa de gelegenheid te geven zich te herstellen van de plotselinge beëindiging van de relatie. Daarnaast werd de vordering van Daxxa tot het opleggen van dwangsommen toegewezen, met een maximum van € 100.000,-. De voorzieningenrechter oordeelde ook dat de door Daxxa gelegde beslagen opgeheven moesten worden voor zover deze hoger waren dan € 125.000,-, omdat niet summierlijk was gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor het beslag was gelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van het beschermen van bedrijfsbelangen en het voorkomen van onrechtmatige concurrentie, zelfs in het geval van een niet ondertekende overeenkomst. De proceskosten werden toegewezen aan Daxxa, die grotendeels in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 30 januari 2007 in de zaak van:
Kort gedingnr: 258/2006
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Daxxa Uitzendorganisatie B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Roosendaal,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
procureur: mr. R.A.A. Maat,
tegen:
[[gedaagde],
wonende te Sas van Gent, gemeente Terneuzen,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
procureur: mr. F.K. Wieland.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als Daxxa en [gedaagde].
Het dossier bevat de volgende processtukken:
dagvaarding met bijlagen;
brief d.d. 19 januari 2007 zijdens [gedaagde] met producties;
brief d.d. 22 januari 2007 zijdens Daxxa met producties;
conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
twee pleitnota’s van mr. Maat.
2. De feiten
2.1. Daxxa drijft sedert september 2004 een uitzendbureau en heeft in het najaar van 2004 met [gedaagde] onderhandeld om tot een samenwerkingsverband te komen.
2.2. Tussen partijen is geen arbeidsovereenkomst gesloten maar zij hebben afspraken gemaakt over het in dienst nemen door Daxxa van door [gedaagde] aangeleverde uitzendkrachten en het als klant bedienen van een aantal relaties van [gedaagde]. Voorts hebben zij afgesproken dat [gedaagde] het recht heeft in de periode van 1 januari tot 31 maart 2005 zonder enige beperking deze medewerkers zelf weer in dienst te nemen en klanten zelf te gaan bedienen en dat hij tot die tijd als agent op interventiebasis optreedt tussen Daxxa enerzijds en inleenbedrijven en uitzendkrachten anderzijds. Tenslotte is bepaald dat alle afspraken uitgebreid zouden worden vastgelegd in een interventiecontract.
2.3. Door Daxxa is een tweetal agentuurovereenkomsten opgesteld, waar door [gedaagde] schriftelijk commentaar op is geleverd. Deze overeenkomsten zijn door partijen niet ondertekend. Tussen partijen is verder onderhandeld.
2.4. Met een daartoe op 27 december 2006 verkregen verlof heeft Daxxa conservatoir (derden) beslag doen leggen ten laste van [gedaagde].
Het geschil
in conventie en in reconventie
3.1. Daxxa vordert, kort samengevat, [gedaagde] te verbieden contact te onderhouden met vroegere en huidige klanten en uitzendkrachten die werkzaam zijn voor Daxxa, hem te gebieden zijn website niet langer op internet aangesloten te houden en onmiddellijk de vacatures in de genoemde sectoren te sluiten althans in te trekken, alles op straffe van een dwangsom.
Zij stelt daartoe, onder verwijzing naar door haar overgelegde verklaringen en stukken, dat [gedaagde] uitzendkrachten die nog in dienst waren bij Daxxa en klanten van Daxxa heeft benaderd om bij hem in dienst te treden c.q. via hem uitzendkrachten in te lenen. Nu er tussen partijen sprake was van een agentuurovereenkomst is deze handelswijze aan te merken als wanprestatie. Voorts heeft [gedaagde] door het actief benaderen van klanten en uitzendkrachten onrechtmatig gehandeld jegens Daxxa en zowel de uitzendkrachten als de klanten aangezet tot wanprestatie jegens Daxxa.
Daxxa heeft verweer gevoerd met betrekking tot de reconventionele vordering en stelt dat zij door de onrechtmatige handelswijze van [gedaagde] schade lijdt.
3.2. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Hij betwist werknemers en klanten van Daxxa te hebben benaderd op de wijze zoals Daxxa stelt. De betreffende werknemers zijn door Daxxa opgezegd wegens einde opdracht tegen 23 december 2006 en hebben uit hoofde van hun sollicitatieverplichting bij zijn bedrijf gesolliciteerd voor een vaste dienstbetrekking en niet als uitzendkracht. Voorts stelt [gedaagde] dat tussen partijen nooit een (mondelinge) agentuurovereenkomst tot stand is gekomen, zodat het hem in beginsel vrij staat om werknemers dan wel klanten van Daxxa te benaderen.
In reconventie vordert [gedaagde] opheffing van de door Daxxa gelegde beslagen. Hij stelt daartoe, onder verwijzing naar zijn stellingen in conventie, dat deze onterecht zijn gelegd en dat hij door deze beslagen ernstig wordt belemmerd in het uitoefenen van zijn werkzaamheden.
De beoordeling
in conventie
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de door Daxxa opgestelde agentuurovereenkomsten door hen niet zijn ondertekend.
Gelet op hetgeen door beide partijen is gesteld omtrent hun feitelijk handelen, is de voorzieningenrechter echter voorshands van oordeel dat tussen hen een samenwerkingsverband bestond waarbij [gedaagde] als agent optrad tussen Daxxa enerzijds en inleenbedrijven en uitzendkrachten anderzijds. Feitelijk is derhalve wel gehandeld naar de niet getekende agentuurovereenkomsten.
Vanwege het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst op dit punt kan door Daxxa na het beëindigen van het samenwerkingsverband met [gedaagde] geen beroep worden gedaan op de in de agentuurovereenkomsten opgenomen concurrentiebedingen.
De voorzieningenrechter is echter voorshands van oordeel dat [gedaagde] zich, ook zonder een dergelijk schriftelijk beding, na beëindiging van een samenwerkingsverband als het onderhavige gedurende een zekere periode dient te onthouden van het benaderen van werknemers dan wel klanten van Daxxa. [gedaagde] heeft immers door zijn werkzaamheden ten behoeve van Daxxa kennis van de klantenkring van Daxxa en de door haar gehanteerde prijzen. Door van deze kennis gebruik te maken doet hij Daxxa onrechtmatig concurrentie aan. Die periode stelt de voorzieningenrechter voorshands in redelijkheid vast op een half jaar vanaf 1 januari 2007. Die termijn gunt Daxxa de gelegenheid te herstellen van de plotselinge beëindiging van de relatie doordat [gedaagde] zelfstandig ging opereren. Verder is de termijn zodanig dat daarna voor partijen nog de mogelijkheid bestaat vrijelijk te concurreren op dezelfde markt. De daartoe strekkende vorderingen van Daxxa zullen derhalve op na te melden wijze worden toegewezen. De mede gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en aan een maximum gebonden.
4.2. De overige twee vorderingen betreffende het intrekken van vacatures en het verwijderen c.q. inhoudelijk aanpassen van de website van [gedaagde] zullen worden afgewezen. Toewijzing van die vorderingen valt buiten het kader van hetgeen, zoals hiervoor omschreven is, in redelijkheid van [gedaagde] gevergd kan worden jegens Daxxa en zou voor hem zodanig verstrekkende gevolgen hebben dat hij zijn werkzaamheden in het geheel niet meer zou kunnen uitoefenen. Voor een dergelijke beperking is vooralsnog geen juridische basis.
in reconventie
4.3. Bij de beoordeling van een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag geldt als uitgangspunt dat het beslag dient te worden opgeheven indien summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor beslag is gelegd. In casu dient beoordeeld te worden of voorshands aannemelijk is dat Daxxa geen vordering heeft op [gedaagde] wegens wanprestatie c.q. onrechtmatig handelen. De voorzieningenrechter verwijst naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het benaderen van klanten en werknemers van Daxxa door [gedaagde]. Nu gelet op de overgelegde verklaringen voorshands wel vast staat dat [gedaagde] diverse werknemers en de klant Holding De Vier Ambachten van Daxxa heeft benaderd, staat vooralsnog voldoende vast dat Daxxa schade lijdt ten gevolge van onrechtmatig handelen door [gedaagde].
Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat niet voldoende summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor beslag is gelegd. De vordering waarvoor het beslag kan worden gehandhaafd zal echter wel in hoogte worden beperkt gelet op de onder rechtsoverweging 4.1. genoemde termijn van een half jaar. Daxxa is bij haar berekening uitgegaan van een periode van anderhalf jaar. Het bedrag waarvoor verlof is verleend zal dienovereenkomstig worden aangepast. De voorzieningenrechter zal derhalve bepalen dat de door Daxxa ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen worden opgeheven voor zover gelegd voor een bedrag hoger dan € 125.000,--.
in conventie en in reconventie
4.4. [gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie
verbiedt [gedaagde] voor de duur van een half jaar vanaf 1 januari 2007 middellijk en onmiddellijk contact te onderhouden met uitzendkrachten die zich in december 2006 in het bestand van Daxxa bevonden, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.000,-- per overtreding van dit verbod, met een maximum van € 100.000,--;
verbiedt [gedaagde] voor de duur van een half jaar vanaf heden middellijk en onmiddellijk contact te onderhouden met klanten die zich in december 2006 in het bestand van Daxxa bevonden, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.000,-- per overtreding van dit verbod, met een maximum van € 100.000,--;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
heft de door Daxxa ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen op voor zover gelegd voor een bedrag hoger dan € 100.000,--;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in conventie en in reconventie
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van Daxxa gevallen en tot op heden begroot op € 70,85 wegens dagvaardingskosten, € 1.054,-- wegens procureurssalaris en
€ 248,-- wegens griffierechten.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
AIJ