RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 22 februari 2007 in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Landbouwbedrijf “de President” B.V.,
gevestigd te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland,
en
[eiser sub 2],
wonende te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland,
eisers,
procureur: mr. E.H.A. Schute,
advocaat: mr. G.L. Brokking-van Alphen,
[gedaagde],
wonende te 4328 PV Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland, Haaymanweg 1,
gedaagde.
1. Het verloop van het geding
Het dossier bevat de volgende processtukken:
dagvaarding met bijlagen;
enkele stukken namens eisers overgelegd ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 15 februari 2007;
pleitaantekeningen/ tevens houdende akte aanvulling van eis namens eisers.
2.1. Eiser sub 2 verwierf op 14 november 2005 de eigendom van diverse percelen grond gelegen te Westerschouwen, kadastraal bekend onder nummers E 234, E 233, E 309, E 1519, E 1520, E 1353, E 1530, E 238, E 1206, E 1531, E 1533, E 1534, E 610 en E 612. De twee laatstgenoemde percelen werden gekocht van [belanghebbende 1], de [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3]. De overige percelen werden gekocht van [belanghebbenden 4 en 5].
2.2. Door [belanghebbe[belanghebbenden 4 en 5] is d.d. 10 september 2003 een tweetal overeenkomsten, beide genaamd “Overeenkomst als bedoeld in artikel 34, lid 1 van de Flora- en faunawet (jachthuur, meerdere huurders en verhuurders) alsmede toestemming van de grondgebruiker ten behoeve van de uitvoering van vrijstellingen (art 67) en ontheffingen (art 68)” ten behoeve van gedaagde en betreffende de percelen E 309, E 610, E 1354, E 306,
E 328, E 1206, E 1519, E 1520, E 1521, E 1522, E 1523, E 1530, E 1533, E 1534, E 1353,
E 234 en E 233 ondertekend onder het kopje “toestemming grondgebruiker, ondertekening grondgebruiker”.
2.3. Gedaagde blijft, ondanks aanmaningen zijdens eisers zulks te staken, het jachtrecht op alle voornoemde percelen uitoefenen.
3.1. Eisers vorderen, na aanvulling van eis kort weergegeven, primair gedaagde te verbieden zich op de vermelde kavels akkerbouwgrond te bevinden teneinde aldaar de jacht uit te oefenen en/of schade te bestrijden in de zin van de Flora- en Faunawet en subsidiair hem te verbieden op de betreffende kavels de jacht c.q. schadebestrijding uit te oefenen, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom. Zij stellen daartoe dat gedaagde niet beschikt over een geldige schriftelijke overeenkomst van huur en verhuur het genot van de jacht. Gedaagde handelt dus onrechtmatig door het blijven uitoefenen van de jacht op de betreffende percelen.
3.2. Gedaagde heeft verweer gevoerd. Hij stelt dat [belanghebbenden 4 en 5] de jacht wel degelijk aan hem verhuurd, maar dat hij de jachthuurovereenkomst abusievelijk op de verkeerde plaats heeft getekend. Hij verwijst daarbij naar de door hem overgelegde verklaring van [belanghebbenden 4 en 5] en een gedeelte van een koopovereenkomst en van de leveringsakte waarin [belanghebbenden 4 en 5] kenbaar maakt dat volgens hem van verhuur van het jachtrecht sprake is.
4.1. Het geschil tussen partijen betreft de vraag of gedaagde beschikt over een geldige jachthuurovereenkomst met betrekking tot de percelen die eisers hebben gekocht van [belanghebbenden 4 en 5]. Beslissend voor het antwoord op die vraag is de interpretatie van artikel 34 lid 1 van de Flora- en Faunawet. Dat artikel luidt voor zover van belang: “Degene die ingevolge het bepaalde in artikel 33, onderdeel a, b of c, gerechtigd is tot het genot van de jacht, kan dat genot geheel of gedeeltelijk aan één ander verhuren, mits bij een schriftelijke en gedagtekende huurovereenkomst”.
Uit de tekst van de wet en de toelichting daarop blikt dat een schriftelijke en gedagtekende huurovereenkomst nodig is voor het bestaan van een overeenkomst van verhuur van de jacht.
Gedaagde beroept zich op het bestaan van een geldige jachthuurovereenkomst met [belanghebbe[belanghebbenden 4 en 5], de vorige eigenaren van de betreffende percelen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de overgelegde overeenkomst d.d. 10 september 2003, waarin overigens perceel E 1531 niet staat vermeld, niet als zodanig kan worden aangemerkt, nu deze niet is getekend bij het onderdeel “verhuur jachtgenot” maar alleen bij het onderdeel “toestemming grondgebruiker”.
Het ontbreken van de voor de totstandkoming van een jachthuurovereenkomst vereiste handtekening kan niet achteraf hersteld worden door een schriftelijke verklaring van de voormalige eigenaren. Ook de verklaring van die voormalige eigenaren in de met eisers gesloten koopovereenkomst en in de leveringsakte, waarnaar door gedaagde wordt verwezen, kunnen een dergelijke overeenkomst niet achteraf tot stand brengen. De verklaringen geven slechts aan dat volgens de verkopers het genot van de jacht tot 1 april 2009 is verhuurd aan gedaagde, maar schept voor gedaagde geen rechten op dat gebied.
Uit het vorenstaande volgt dat gedaagde niet over een geldige huurovereenkomst beschikt om de jacht op de voornoemde percelen uit te oefenen.
Nu dit door gedaagde niet is betwist, is voorshands komen vast te staan dat hij ook ten aanzien van de percelen E 610 en E 612, die eisers hebben gekocht van (belanghebbende 1) en de belanghebbenden 2 en 3, niet over een geldige jachthuurovereenkomst beschikt.
Het desondanks uitoefenen van het jachtrecht op al deze percelen door gedaagde wordt derhalve aangemerkt als onrechtmatig.
4.2. De voorzieningenrechter merkt, wellicht ten overvloede, nog op dat het gedaagde ook niet is toegestaan zich op de percelen van eisers te begeven in het kader van de schadebestrijding. Dit recht gaat immers teniet bij verkoop van de betreffende percelen en gelet op de stellingen van partijen staat voorshands vast dat dit recht door eisers niet wederom aan gedaagde is verleend.
4.3. Gelet op het vorenstaande zal het primair gevorderde worden toegewezen, met dien verstande dat de mede gevorderde dwangsom zal worden beperkt en aan een maximum wordt gebonden.
4.4. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
verbiedt gedaagde om zich op de kavels akkerbouwgrond gelegen te Westerschouwen, kadastraal bekend onder nummers E 234, E 233, E 309, E 1519, E 1520, E 1353, E 1530, E 238, E 1206, E 1531, E 1533, E 1534, E 610 en E 612, te bevinden teneinde aldaar de jacht uit te oefenen en/of schade te bestrijden in de zin van de Flora- en Faunawet, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke overtreding van dit verbod, met een maximum van € 50.000,00;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van eisers begroot op € 251,00 wegens griffierechten, € 70,85 wegens dagvaardingskosten en
€ 1.054,00 wegens procureurssalaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.