ECLI:NL:RBMID:2007:BA2942
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling na faillissement en conservatoir beslag
In deze zaak vorderde Direktbank N.V. betaling van een bedrag van € 112.074,30 van [gedaagde], die in staat van faillissement verkeert. De rechtbank Middelburg oordeelde dat het verweer van [gedaagde] dat Direktbank niet-ontvankelijk was vanwege zijn faillissement, geen doel trof. De rechtbank was ambtshalve bekend met het faillissement van [gedaagde], dat was uitgesproken op 3 mei 2003 en nog niet was opgeheven. De rechtbank stelde vast dat Direktbank op 10 oktober 2005 een bedrag van € 209.088 had ontvangen van [J.A.S.], waarvan [gedaagde] € 75.000 had ontvangen. Aangezien deze betaling na de faillissementsdatum had plaatsgevonden, viel deze vordering buiten de failliete boedel, waardoor Direktbank ontvankelijk was in haar vordering.
De rechtbank beoordeelde ook de afgelegde verklaring door [gedaagde] in het kader van het conservatoir beslag dat op 15 november 2005 was gelegd. [gedaagde] had geen schriftelijke verklaring afgelegd zoals vereist door artikel 476a Rv, en zijn mondelinge verklaring voldeed niet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] in verzuim was geraakt door niet tijdig een schriftelijke verklaring af te leggen. De rechtbank gaf [gedaagde] de gelegenheid om alsnog een gerechtelijke verklaring over te leggen, waarna Direktbank de mogelijkheid kreeg om hierop te reageren.
De rechtbank verwees de zaak naar de rol voor akte overlegging van de verklaring aan de zijde van [gedaagde], waarna de procedure voortgezet zou worden. De beslissing van de rechtbank was dus een tussenbeslissing, waarbij verdere beoordeling van de zaak werd aangehouden.