vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
51453HA ZA 06-8051453HA ZA 06-8031 januari 2007
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 51453 / HA ZA 06-80
Vonnis van 31 januari 2007
[e[eiser] (hierna: [eiser]),
wonende te Hulst,
eiser,
procureur: mr. J. Schuttkowski,
de rechtspersoon krachtens artikel 2:1 lid 1 BW
Gemeente Hulst (hierna: de gemeente),
gevestigd te Hulst,
gedaagde,
procureur: mr. C.J. IJdema,
advocaat: mr. K. Teuben.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding
de conclusie van antwoord
de conclusie van repliek
de conclusie van dupliek.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[eiser] is eigenaar van een vooroorlogse vrijstaande woning aa[(..weg)]es] te Hulst en bewoont deze sinds 1997. In de gemetselde binnenmuren en het daarop aangebrachte pleister- en tegelwerk in de woning hebben zich scheuren gevormd.
2.2. De gemeente is beheerder van de [(..weg)]. Deze weg wordt door de gemeente gekwalificeerd als een zogenaamde “gebiedsontsluitingsweg”, waarlangs met alle verkeer in beide richtingen van en naar de binnenstad van Hulst door de stadspoort ‘Dubbele Poort’ bereikt kan worden. De binnenstad is naast de [(..weg)] te bereiken via twee andere toegangswegen, te weten via de Stationsweg langs de ‘Gentse Poort’ en via de Zoutestraat door de ‘Graauwse Poort’.
Op de [(..weg)] zijn geen verkeersobstakels c.q. snelheidsvertragers aangebracht. De maximumsnelheid bedraagt 50 km/u. Het weglichaam ter hoogte van de woning van [eiser] bestaat uit betonnen platen aangelegd op al dan niet ten dele opgevoerde grond. Onder het langs de weg gelegen trottoir zijn rioleringswerken aangelegd. De constructie van het weglichaam en de riolering is ruim zeventig jaar oud.
Bij brief van 22 september 1997 heeft de gemeente aan een buurtbewoner het volgende meegedeeld:
“(…)
De toestand van de [(..weg)] heeft onze aandacht. Het eenvoudig herstellen door middel van het overlagen van de betonweg met een laagje asfalt is echter niet de oplossing.
(…)
De juiste constructie van de weg zal pas na gedegen onderzoek bepaald kunnen worden. Waarschijnlijk is dat de gehele betonweg zal moeten worden gesloopt, waarna een complete nieuwe fundering moet worden aangebracht.
(…)
De beste oplossing, met de minste overlast voor u als omwonende, is riolering en wegdek gelijktijdig te vervangen. In verband met de huidige verkeerseisen moet er een complete nieuwe inrichting van de [(..weg)] worden ontworpen.
Het onderzoek, het ontwerp, de begroting, het bestekgereedmaken en het aanbesteden zullen zeker nog enige tijd in beslag nemen. Tot die tijd zullen de periodieke reparaties van voegnaden worden uitgevoerd, zodat zo min mogelijk overlast door trillingen plaats zal vinden.
(…)”
De gemeente heeft bij verkeersbesluit besloten, in verband met reconstructiewerkzaamheden Hulst Zuid Fase 3, de Stationsweg, de Gentsestraat en de Frans van Waesberghestraat tijdelijk (voor de periode van april tot en met juli 2002) af te sluiten voor alle verkeer. Dit verkeer, inclusief vrachtverkeer, is in deze periode omgeleid via de [(..weg)]. Daarbij gold een parkeerverbod voor beide zijden van de [(..weg)].
Bij brief van 26 april 2002 heeft de gemeente aan de bewoners van de [(..weg)] meegedeeld dat zij de toestand aan de buitenzijde van de panden en de risico’s van de omleidingsroutes voorafgaand aan de start van de werkzaamheden door een onafhankelijk bureau laat vastleggen.
Op 30 april 2002 heeft Bouwkundig Adviesbureau Koopplan een vooropname gemaakt waarbij de bouwkundige staat van de woning van [eiser] zowel binnen als buiten is opgenomen. De bevindingen zijn neergelegd in een keuringsrapport van mei 2002. Dit rapport luidt, voor zover van belang, als volgt:
[(..weg)]es]
11e Tegelrij boven vloer rechterzijde, kolom in linkerhoek achterwand badkamer, eerste verdieping, vertoont over rechter 2 tegels horizontale scheur.
Rechter boventegel in rechterwand badkamer, eerste verdieping, gescheurd.
(…)
Hoek boven deur keuken naar bijkeuken, begane grond, over gehele hoogte gescheurd.
Naast de geconstateerde scheuren op de 2 detailfoto’s werden verder geen zichtbare gebreken aangetroffen.
Detailfoto’s:
2 onderste vorstpannen verzakt.
Vanaf linker bovenzijde luifel, verspringende verticale scheur over 5 metsellagen.
Vanaf linker bovenhoek kozijn, iets naar links lopende verticale scheur tot aan het plafond.
Op 6 cm links van rechter bovenhoek kozijn, iets naar links lopende fijne verticale scheur tot aan plafond.
(…)”
Een risicoplan waarin de risico’s als gevolg van de verkeersomleiding via de [(..weg)] zijn uiteengezet, is niet gemaakt.
[eiser] heeft bij brief van 24 mei 2002 aan de gemeente zijn verontrusting uitgesproken over door hem geconstateerde overlast ontstaan door het drukke verkeer op de [(..weg)]. Hij heeft de gemeente aangegeven dat hij, als gevolg van de hevige trillingen en het overschrijden van de maximumsnelheid ter plaatse, vreesde voor schade aan zijn woning. [eiser] heeft meegedeeld dat hij diverse scheuren in zijn woning heeft geconstateerd. Verder heeft hij maatregelen voorgesteld ter voorkoming althans beperking van het risico voor (verdere) scheurvorming in de woning.
De gemeente heeft bij brief van 3 juni 2002 op voormeld schrijven gereageerd. Op 10 september 2002 heeft [eiser] nogmaals schriftelijk contact gezocht met de gemeente.
De heer J.J. Puister, verbonden aan JJP Expertise BV, heeft in opdracht van de gemeente (nadat zij de door [eiser] ingediende schadeclaim hadden doorgestuurd naar haar verzekeringmaatschappij Centraal Beheer Achmea te Apeldoorn) een expertise verricht. Puister heeft geconcludeerd in zijn brief van 20 december 2002 dat uit het onderzoek is gebleken dat er geen causaal verband bestaat tussen de door het verkeer opgewekte trillingen en de scheurvorming in de woning van [eiser]. Daarbij is opgemerkt dat, indien het zware wegverkeer zich niet aan de maximumsnelheid houdt, hij niet uitsluit dat bij snelheden van 70 km/u en hoger mogelijkerwijs wel schade kan ontstaan. Verder heeft hij vastgesteld dat het type scheurvorming geen karakteristiek trillingspatroon heeft.
Op 11 februari 2003 is er een hoorzitting geweest, waarbij de gemeente, [eiser] en Puister aanwezig waren.
Op 29 januari 2004 is de gemeente door de raadsman van [eiser] aansprakelijk gesteld voor door [eiser] te lijden en geleden schade.
Er is in 2004 een petitie van bewoners aan de [(..weg)] bij de gemeente ingediend. Bij brief van 24 maart 2004 heeft de gemeente gereageerd op alle voorgestelde maatregelen.
Bij brieven van 20 mei 2003, 21 april 2004 en 11 augustus 2005 heeft de gemeente de aansprakelijkheid afgewezen.
[eiser] heeft het bouwtechnisch ingenieursbureau Bouwwinkel Zeeland te Middelburg ingeschakeld. De woning is op 19 januari 2005 geïnspecteerd door ir. W.A. Kooiman en op 24 april 2005 door ir. J.H. Sinke. De conclusie van het rapport luidt als volgt:
“(…)
Er is een causaal verband aantoonbaar tussen de nu gevonden zetscheur in de linkerzijgevel van de woning en de verkeersmaatregelen en verkeersomleiding uitgevoerd in het voorjaar van 2002. Hierbij speelt ook de onderhoudstoestand en oude onderhoudsgebreken van deze verkeersweg en/of riolering een rol. Er is een relatie met de scheur in de gevel en in de kelder, immers daarvoor waren deze scheuren niet aanwezig. Ook de scheuren in de kap zouden veel minder in omvang zijn, indien de zetting van de woning niet had plaatsgevonden. De tijdelijke toename van de verkeersintensiteit en mogelijk ook de hogere snelheden van de passerende motorvoertuigen hebben de trillingen in de ondergrond nog meer verhoogd wat de laatste druppel in de emmer betekende en naar mijn mening de zetting van deze woning en het buurpand hebben veroorzaakt.
(…)”
In 2004 is de [(..weg)] geïnspecteerd, op verzoek van de gemeente, door het ingenieursbureau Arcadis.
Het geschil
[eiser] vordert dat de rechtbank, bij vonnis en uitvoerbaar bij voorraad:
zal verklaren voor recht dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade aan zijn woning en de gevolgschade, alsmede de bijkomende schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
de gemeente zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 12.718,18 en de gevolgschade, alsmede de bijkomende schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal bepalen;
de gemeente zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
[eiser] houdt de gemeente aansprakelijk voor de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van scheurvorming in zijn woning. [eiser] stelt daartoe het volgende. De scheurvorming in zijn woning is opgetreden door verkeerstrillingen. Die trillingen worden veroorzaakt door de slechte staat van onderhoud van de weg. Er zijn op vele locaties in het wegdek scheuren in de betonnen platen alsmede verzakkingen ontstaan al dan niet mede veroorzaakt door een sterk verouderd rioleringswerk onder het wegdek. Met name ter plaatse van de woning van [eiser] verkeert het wegdek in een slechte staat van onderhoud. Het wegdek vertoont duidelijk waarneembare scheuren, alsmede een verzakking waardoor er op de grens van het wegdek en de goot een niveauverschil is van ongeveer 8 centimeter. Door de scheurvorming en verzakkingen in het wegdek sluiten de betonnen platen niet goed aan. Bij iedere verkeersbeweging, doch met name bij het passeren van (zwaar) vrachtverkeer, geeft dit een forse dreun op het wegdek. Deze dreunen op het wegdek veroorzaken trillingen in de ondergrond die tot in de woning van [eiser] voelbaar, hoorbaar en zichtbaar zijn. Ondanks diverse acties, zowel individueel als collectief, heeft de gemeente geen actie ondernomen de situatie te verbeteren. De dillitatievoegen tussen de betonnen platen en de scheuren en verzakkingen worden weliswaar incidenteel opgevuld met asfalt en teer, maar komen steeds weer terug. De gemeente is als wegbeheerder aansprakelijk voor de goede staat van de weg en op haar rust een risico-aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:174 BW. De gemeente heeft bovendien jegens [eiser] een onrechtmatige daad gepleegd door geen actie te ondernemen, ook niet nadat [eiser] en andere buurtbewoners hebben gevraagd maatregelen te treffen, terwijl zij wel op de hoogte was van alle problemen. Dat zij bekend was met de slechte staat van onderhoud blijkt uit haar eigen brief van 22 september 1997. Sterker: door in april 2002 een verkeersbesluit te nemen waarvan de uitwerking verregaande gevolgen heeft voor het ontstaan van nieuwe scheuren heeft zij onzorgvuldig gehandeld door een ongeoorloofd risico te nemen tot het ontstaan van c.q. het vergroten van schade door scheurvorming. Gedurende de periode april 2002 – juli 2002 is het aantal verkeersbewegingen en daarmee de trillingen fors toegenomen. Het gevolg is meer scheuren en verergering van reeds bestaande scheuren. Hij hecht geen waarde aan het onderzoek van de heer Puister, doch is van mening dat het rapport van de heer Kooiman als uitgangspunt dient te worden genomen.
[eiser] stelt dat de gemeente de door hem geleden schade dient te vergoeden en hij becijfert zijn schade, welke uiteenvalt in de volgende posten, als volgt:
herstelschade woning: € 6.441,79 inclusief BTW;
kosten bouwtechnisch deskundig onderzoek: € 2.325,25 inclusief BTW;
kosten rechtskundige bijstand € 3.951,14 inclusief BTW;
wettelijke rente.
De gemeente voert verweer. De kwalitatieve aansprakelijkheid die op haar rust ex artikel 6:174 BW is geen absolute aansprakelijkheid. Als wegbeheerder dient zij ervoor te zorgen dat de weg zodanig wordt ingericht en onderhouden dat hij geen gevaar oplevert voor de weggebruikers en dat die gebruikers op adequate wijze op (eventuele) gevaren worden gewezen. Zelfs indien zij wel in absolute zin aansprakelijk zou zijn, dan geldt het relativiteitsvereiste: er is geen sprake van schending van een norm die strekte tot bescherming tegen schade zoals [eiser] stelt geleden te hebben en derhalve evenmin van een verplichting tot schadevergoeding. Voor zover de gevorderde schade wel onder het toepassingsbereik van het artikel behoort, stelt de gemeente dat de [(..weg)] voldoet aan de vereisten die daaraan onder de omstandigheden gesteld mogen worden. In 2004 is de [(..weg)] geïnspecteerd en uit het rapport vloeit voort dat er geen oneffenheden groter dan 5 mm zijn aangetroffen. Er is een lichte scheurvorming (scheuren met een scheurwijdte kleiner dan 3 mm en een hoogteverschil kleiner dan 5 mm) met een frequentie van 1 tot 3 scheuren per 100 m weggedeelte aangetroffen. Wel wordt erkend dat er ter hoogte van de woning van [eiser] een stukje betonplaat heeft ontbroken, doch dit is op 17 februari 2005 gerepareerd. De [(..weg)] is, conform de CROW-normen, niet dringend aan onderhoud of reconstructie toe. Zij wijst ook de aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad van de hand en zij verwijst daarbij naar het rapport van de deskundige Puister. Deze deskundige heeft berekend in hoeverre trillingen die door het verkeer op de [(..weg)] worden veroorzaakt schade aan de woning van [eiser] kunnen veroorzaken. Er is echter geen reële kans dat de gestelde trillingen schade veroorzaken. Het ontbreken van deze reële kans op schade brengt reeds met zich dat de gemeente niet gehouden was de verkeersomleiding achterwege te laten dan wel om (nadere) voorzorgsmaatregelen te treffen ten behoeve van de woning van [eiser]. De vooropname is op verzoek van [eiser] gedaan, niet omdat de gemeente dit noodzakelijk achtte. De brief van september 1997 is ook geen aanwijzing dat onderhoud of reconstructie noodzakelijk is, maar dat de gemeente het eveneens wenselijk acht dat de weg wordt geconstrueerd.
[eiser] heeft bovendien geen bezwaar of beroep ingesteld tegen het genomen verkeersbesluit, zodat er vanuit dient te worden gegaan dat dit verkeersbesluit zowel qua inhoud als wijze van totstandkoming rechtmatig is. De burgerlijke rechter kan dan ook geen vergoeding toekennen van schade die (beweerdelijk) het gevolg dit van dit verkeersbesluit. Er stond immers een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang open. Bovendien had [eiser] zich tot de gemeente kunnen wenden teneinde een verzoek tot nadeelcompensatie in te dienen en tegen afwijzing hiervan staat de bestuursrechtelijke rechtsgang open.
Naar de mening van de gemeente ontbreekt een causaal verband tussen het (beweerdelijk onrechtmatig) handelen van de gemeente en de (beweerdelijk) door [eiser] geleden schade. Er dient volgens haar onderscheid te worden gemaakt tussen trillingshinder en trillingsschade. Nu het om trillingsschade handelt, dient aansluiting gezocht te worden bij SBR-richtlijn A. Deze richtlijn bevat meet- en beoordelingscriteria voor schade aan bouwwerken en geeft grenswaarden voor trillingen. Tot het bereiken van de grenswaarden is geen reële kans op het optreden van schade aanwezig. Daarbij wordt wederom gewezen op het rapport van Puister, waarbij is gebleken dat de trillingen die door het verkeer op de [(..weg)] worden veroorzaakt, niet sterk genoeg zijn om schade te kunnen veroorzaken aan de woning van [eiser]. Het rapport van Puister voldoet aan de daaraan te stellen eisen, anders dan de onderzoeken van Kooiman en Sinke. Deze deskundigen hebben, anders dan Puister, ter plaatse geen metingen verricht. De conclusies bevatten speculaties en bovendien wordt mededeling gedaan van de risicovolle fundering.
De gemeente is bovendien van mening dat [eiser] geen schade heeft geleden. Zij betwist tenslotte de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
De beoordeling
De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of artikel 6:174 BW ziet op andere schade dan die van verkeersdeelnemers, zoals door [eiser] is gesteld.
Voornoemd artikel bepaalt dat schade aan personen en zaken ten gevolge van een gebrekkige opstal voor vergoeding in aanmerking komt. Ter zake van openbare wegen is de vraag gerezen of de aansprakelijkheid slechts bestaat ten behoeve van weggebruikers c.q. verkeersdeelnemers. Die vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Uit de jurisprudentie en de parlementaire geschiedenis volgt dat de strekking van deze bepaling is dat ieder die schade lijdt ten gevolge van het feit dat de openbare weg niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, een aanspraak geldend kan maken tegen degene die moet zorgen dat de weg in goede staat verkeert. Met [eiser] is de rechtbank dan ook van oordeel dat er voor de door de gemeente voorgestane beperking voor toepasselijkheid van de aansprakelijkheid geen grond is. Hoewel verreweg de meeste procedures zien op schade die is veroorzaakt aan personen (de verkeersdeelnemers) kan eveneens schade aan zaken voor vergoeding in aanmerking komen. Daaronder kan eveneens schade die de gebrekkige opstal heeft doen ontstaan aan aangrenzende percelen geschaard worden.
Thans is aan de orde of de [(..weg)] voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen.
Daarbij staat voorop dat er geen aansprakelijkheid bestaat als de weg in een staat van onderhoud verkeert, die niet ligt beneden het niveau dat voor een weg als waarom het gaat van de gemeente kan worden geeist. Het antwoord op de vraag of de weg in een staat van onderhoud verkeert als van de gemeente kan worden geëist, zal mede worden bepaald door de financiële armslag die de gemeente had. Dit houdt niet in dat het onderhoudsniveau bij gebreke van financiële mogelijkheden beneden een aanvaardbaar peil zal mogen dalen, of dat men bekende situaties zal mogen laten voortbestaan.
Vaststaat dat de [(..weg)] niet in een geheel vlekkeloze staat verkeert. De gemeente geeft in haar brief van 22 september 1997 ook zelf aan dat de staat van onderhoud haar aandacht heeft en dat een volledige reconstructie de voorkeur geniet. Dat brengt met zich, zeker gelet op de communicatie die in de afgelopen jaren tussen partijen heeft plaatsgevonden, dat de gemeente wist dat de weg in een bedenkelijke staat was. Partijen twisten echter over de mate van de bedenkelijke staat en wat daarvan de gevolgen (kunnen) zijn. Waar [eiser] spreekt over een “put” in de weg, heeft de gemeente het over een “oneffenheid”. Beide partijen hebben foto’s in het geding gebracht. Uit de door [eiser] overgelegde foto’s blijkt in ieder geval dat er sprake is van (aanzienlijke) scheuren en oneffenheden bij “dichtgesmeerde” scheuren. Echter, nog daargelaten dat niet kan worden afgeleid waar deze scheuren zich bevinden en om hoeveel scheuren het gaat, de enkele aanwezigheid van scheuren in de weg is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een gebrekkige opstal. Van belang is of ten gevolge van de door [eiser] gestelde scheuren en verzakkingen het verkeer trillingen veroorzaakt die zodanig zijn dat deze scheurvorming in de woning teweegbrengen. Er moet derhalve sprake zijn van een causaal verband tussen de staat van onderhoud en de scheuren in de woning. Indien dit het geval is, is sprake van een gebrekkige opstal. Immers, de toestand van een weg mag niet tot gevolg hebben dat naastgelegen percelen beschadigd raken. Eerst nadat vastgesteld is of er sprake is van schade die het gevolg is van de trillingen in de weg, kan beoordeeld worden of de gemeente daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld. In dat kader komen de vragen aan de orde of het door de gemeente genomen verkeersbesluit formele rechtskracht heeft en zo ja, of de gemeente dan nog kan worden aangesproken tot betaling van schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Daarnaast zal beoordeeld worden of de gemeente zich had moeten onthouden van bepaalde gedragingen dan wel juist actie had moeten ondernemen om de situatie te wijzigen.
De gemeente heeft in het kader van de door [eiser] gestelde trillingen gewezen op het in opdracht van haar door Arcadis verrichte onderzoek. De rechtbank zal dit rapport echter niet als uitgangspunt hanteren. Het enige overgelegde deel van het rapport betreft een schermuitdraai met daarop summiere informatie. Hieruit kan niet worden afgeleid hoe en onder welke omstandigheden het onderzoek heeft plaatsgevonden. Bovendien blijkt uit de schermuitdraai dat er weliswaar een kruisje is gezet onder “G” dat volgens de gemeente ziet op een redelijke vlakheid, doch in het voorstaande vakje staat vermeld: “10-< 15”. Daaruit kan afgeleid worden dat er sprake is van oneffenheden tussen de 10-15 mm. Als dezelfde uitleg van de gemeente wordt gevolgd over de mate van oneffenheden, heeft dit tot gevolg dat sprake is van een ernstige oneffenheid.
De gemeente heeft voorts gewezen op het in opdracht van de gemeente opgemaakte rapport door Puister. [eiser] heeft dit rapport van de hand gewezen. Hij stelt daartoe dat Puister geen onderzoek heeft gedaan naar de concrete feiten en omstandigheden, waaronder de onderhoudstoestand van de weg, de bodemgesteldheid en fundering van de woning en de toename van de verkeerstrillingen bij verkeerssnelheden van meer dan 50 km/u. Voorts heeft Puister volgens [eiser] geen verband gelegd met de bevindingen van de firma Koopplan bij de voortaxatie en is hij bij de analyse van de oorzaken van de scheurvorming in de woning uitgegaan van een verkeerde interpretatie van de scheurvorming. [eiser] stelt dat er geen sprake is van trillingsschade, doch van zetschade als gevolg van de trillingen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het rapport van Puister niet blijkt dat [eiser] aanwezig is geweest bij het onderzoek, dan wel dat hij inspraak heeft gehad. Daarmee voldoet het rapport niet aan de wettelijke vereisten, zodat het niet als uitgangspunt zal worden gehanteerd. Datzelfde geldt voor het onderzoek dat door Kooiman, in opdracht van [eiser], is verricht. De rechtbank heeft echter wel behoefte aan deskundige voorlichting omtrent de toestand van de weg en de mogelijke gevolgen daarvan. Zij is dan ook voornemens een deskundige te benoemen. De door de rechtbank te benoemen deskundige zal nader onderzoek moeten doen naar de vraag of en in hoeverre het verkeer op de [(..weg)] trillingen veroorzaakt ten gevolge van de gebrekkige (onderhouds-)toestand ervan en of die trillingen zodanig (kunnen) zijn dat de woning van [eiser] aan de [adres] te Hulst daardoor is beschadigd, dan wel is verzet/verzakt. De rechtbank stelt voor de deskundige de volgende vragen voor te leggen:
Is aannemelijk, en zo ja in hoeverre, -mede gelet op de reeds voor handen zijnde gegevens- dat als gevolg van de staat waarin de [(..weg)] zich bevindt, schade is ontstaan aan de woning van het naastgelegen pand [adres] te Hulst?
Kan het gegeven dat de [(..weg)] gedurende de periode van april tot en met juli 2002 intensiever is gebruikt van invloed zijn op eventuele trillingen en daarmee samenhangende schade en zo ja in welke mate?
Is de snelheid van het verkeer op de [(..weg)], en dan met name de vrachtauto’s, van invloed op de situatie en zo ja, in welke mate?
Indien aannemelijk is dat de schade aan de woning aan de [adres] is ontstaan als gevolg van de staat waarin de [(..weg)] zich bevindt, wat is de omvang van de schade aan de woning?
Hoe hoog zijn de kosten gemoeid met herstel van eventuele schade?
Zijn er nog overige opmerkingen die u in het belang van deze zaak wilt maken?
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, zal een comparitie van partijen worden bepaald. Bij gelegenheid daarvan kunnen partijen zich uitlaten over de persoon van de deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen. Partijen dienen dan tevens aan te geven of de door de rechtbank voorgestelde vragen toereikend zijn, dan wel of er meer en/of andere vragen dienen te worden gesteld en welke dat zijn. Zij geeft partijen in overweging hierover (zowel ten aanzien van de persoon van de deskundige als de te stellen vragen) in onderling overleg overeenstemming te bereiken. De kosten van de deskundige zullen, gelet op de risicoaansprakelijkheid van de gemeente, eerst door de gemeente moeten worden voorgeschoten. Daarnaast kan de mogelijkheid van een schikking worden onderzocht en/of kunnen procedure-afspraken gemaakt worden. Voor deze comparitie zal twee uur worden uitgetrokken. Partijen dienen hun voorstel(len) uiterlijk twee weken vóór de comparitie aan de rechtbank en in kopie aan de wederpartij te doen toekomen.
De zaak zal dan ook naar de rol worden verwezen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
bepaalt dat een verschijning van partijen ter terechtzitting zal plaatsvinden –[eiser] in persoon en de gemeente deugdelijk vertegenwoordigd – in het gerechtsgebouw te Middelburg aan de Kousteensedijk 2, op een nader te bepalen tijdstip voor mr. S. Kuypers;
verwijst de zaak naar de rolzitting van deze rechtbank van woensdag 14 februari 2007 voor dagbepaling comparitie;
beveelt partijen de onder 4.9. bedoelde bescheiden binnen de daarbij vermelde termijn in bezit van de rechtbank te stellen met kopie aan de wederpartij;
bepaalt dat partijen indien mogelijk tevoren per brief aan de griffie van de rechtbank, maar uiterlijk op genoemde rolzitting, de verhinderdata van alle betrokken dienen op te geven over de maanden maart en april 2007;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kuypers en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2007.