ECLI:NL:RBMID:2007:AZ8945

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
24 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
50875 HA ZA 06-014
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en formele rechtskracht van gemeentelijke besluiten in civiele procedure

In deze civiele procedure vorderde eiser, [eiser], een schadevergoeding van de gemeente Sluis, naar aanleiding van een besluit van de gemeente dat hem verplichtte zijn boomkwekerij te staken. Eiser stelde dat hij als gevolg van dit besluit onevenredige schade had geleden en dat de gemeente hem compensatie had moeten bieden. De rechtbank Middelburg behandelde de zaak en oordeelde dat de gemeente bij haar besluitvorming rekening had gehouden met de belangen van eiser, maar dat eiser niet in beroep was gegaan tegen het besluit van de gemeente van 12 januari 2005, waarin zijn verzoek om schadevergoeding was afgewezen. Hierdoor had dit besluit formele rechtskracht verkregen, wat betekende dat de rechtbank ervan uit moest gaan dat het besluit rechtmatig was en dat er een zorgvuldige belangenafweging had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat eiser zijn schadevergoeding niet kon vorderen, omdat hij niet had voldaan aan de vereisten om het besluit aan te vechten. De rechtbank wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 24 januari 2007 in de zaak van:
rolnr: 06-14
[eiser],
wonende te Cadzand, gemeente Sluis,
eiser,
procureur: mr. E.H.A. Schute,
tegen:
het publiekrechtelijk lichaam: de gemeente SLUIS,
gevestigd te Oostburg,
gedaagde,
procureur: mr. A. Minderhoud.
1. Het verloop van de procedure
Tussen partijen zijn de volgende processtukken gewisseld:
- inleidende dagvaarding;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek.
2. De feiten
2.1. Bij brief van 22 november 1991 is de gemeente akkoord gegaan met de vestiging door [eiser] van een groenvoorzieningsbedrijf op perceel [nummer], gelegen aan het adres [adres] te Cadzand. Op het perceel rust een bedrijfsbestemming.
2.2. In 1997 heeft [eiser] perceel [nummer] in eigendom verkregen. Op dit perceel rust een agrarische bestemming. In 1998 heeft [eiser] de gemeente verzocht om een gedeelte van perceel [nummer] te mogen gebruiken voor zijn groenvoorzieningsbedrijf. Bij brief van 29 september 1998 heeft de gemeente op dit verzoek gereageerd. Deze brief luidt, voor zover relevant, als volgt:
Naar aanleiding van uw brief delen wij u mee, dat wij de vestiging van uw hoveniersbedrijf in planologische zin zullen regelen in het toekomstige bestemmingsplan “Kustgebied”. Momenteel is van toepassing het bestemmingsplan “Buitengebied, 8e herziening”. Een hoveniersbedrijf komt niet overeen met de in dat plan vastgelegde bestemming “Landbouw”. Een en ander betekent voor u dat ons college in principe met uw plan kan instemmen.
Met een ruime interpretatie van de voorschriften kunnen wij de boomkwekerij, het parkeren en het aanleggen van verharding rangschikken onder de geldende bestemming.
Als het bestemmingsplan “Kustgebied” aan de orde komt – hetgeen afhankelijk is van de totstandkoming van het Herinrichtingsplan voor het kustgebied van West Zeeuws-Vlaanderen – zal uw bedrijf daarin met de passende bestemming verwerkt worden.
2.3. Rechtbank Middelburg sector bestuursrecht heeft naar aanleiding van een verzoek van mevr. [S.], bij voorlopige voorziening van 25 februari 2004, beslist dat de exploitatie van de boomkwekerij op perceel [nummer] in strijd was met het bestemmingsplan. [eiser] diende zijn bedrijfsactiviteiten aldaar te staken en de gemeente diende handhavend op te treden.
2.4. De gemeente heeft onder verwijzing naar de uitspraak van Rechtbank Middelbug sector bestuursrecht d.d. 25 februari 2004, aan [eiser] een last onder dwangsom opgelegd. Hiertegen heeft [eiser] bezwaar ingesteld.
2.5. Naar aanleiding van het bezwaar van [eiser] heeft de Adviescommissie Bezwaarschriften op 28 juli 2004 een advies aan de gemeente uitgebracht. Het advies luidt, voor zover relevant:
Uw college kan redelijkerwijs gehouden zijn bezwaarde een alternatieve locatie of compensatie aan te bieden of anderszins hulp te bieden bij het beëindigen van de met het bestemmingsplan strijdige activiteiten. Naar de mening van de commissie lijken er voldoende gronden aanwezig voor het toekennen van een vergoeding van de voor deze bestuurlijke voorprocedure gemaakte kosten.
2.6. In haar beslissing op bezwaar van 12 januari 2005 heeft de gemeente [eiser] geen schadevergoeding toegekend.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem te betalen een bedrag van € 43.225,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
3.2. Ter onderbouwing van zijn vordering voert [eiser] onder meer het volgende aan. Op grond van in 1991 en 1998 door de gemeente gedane schriftelijke toezeggingen mocht hij er op vertrouwen dat hij ter plaatse een hoveniersbedrijf mocht uitoefenen. Naar aanleiding van de uitspraak van de bestuursrechter heeft de gemeente [eiser] desondanks middels bestuursdwang gedwongen de exploitatie van de boomkwekerij te staken en het hoveniersbedrijf naar een ander perceel te verplaatsen. De als gevolg van de verplaatsing geleden schade bedraagt volgens het overgelegde deskundigenrapport € 43.225,-. De gemeente is hiervoor aansprakelijk omdat zij onrechtmatig heeft gehandeld door het door haar gewekte vertrouwen te schenden, althans door [eiser] geen schadevergoeding te betalen.
3.3. De gemeente voert verweer en stelt daartoe onder meer het volgende. Onder verwijzing naar de uitspraak van de bestuursrechter heeft zij [eiser] een last onder dwangsom opgelegd. [eiser] heeft hiertegen met een beroep op het vertrouwensbeginsel bezwaar gemaakt. Hij heeft de gemeente toen tevens om compensatie verzocht in het geval zij niet aan het opgewekte vertrouwen tegemoet zou kunnen komen. In reactie op dit bezwaar heeft de Adviescommissie Bezwaarschriften een advies uitgebracht. De gemeente heeft dit advies bij besluit van 12 januari 2005, waarbij op het bezwaar werd beslist, niet gevolgd. Indien [eiser] het niet eens was met dit aspect van het besluit, dan had hij hiertegen beroep in moeten stellen bij de bestuursrechter. Nu [eiser] dat heeft nagelaten, heeft de beslissing formele rechtskracht verkregen en is er voor een vordering tot schadevergoeding als de onderhavige geen plaats. Bovendien is er geen reden voor schadevergoeding omdat de bedrijfsverplaatsing vrijwillig door [eiser] is ingezet en omdat het gebruik van het perceel niet in overeenstemming was met de bestemming daarvan. Tenslotte betwist de gemeente, naast de gestelde schade, ieder causaal verband tussen de gestelde schade en handelen door haar jegens [eiser].
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Het meest verstrekkende verweer van de gemeente heeft betrekking op de formele rechtskracht van het besluit van 12 januari 2005. [eiser] heeft niet betwist dat hij gelijktijdig met het bezwaarschrift een verzoek om compensatie heeft ingediend. Dit verzoek blijkt tevens uit het advies van de Adviescommissie Bezwaarschriften. Derhalve staat vast dat [eiser] gelijktijdig met het bezwaarschrift een verzoek om compensatie heeft ingediend.
4.2. De gemeente heeft bij de besluitvorming naar aanleiding van het bezwaarschrift derhalve de vraag onder ogen gekregen of [eiser] als gevolg van het besluit onevenredige schade heeft geleden waarvoor hij gecompenseerd diende te worden. Het schadeaspect is daarmee onderdeel van de schadeveroorzakende besluitvorming geworden. De gemeente diende een afweging te maken tussen enerzijds het belang van het naleven van een rechterlijke uitspraak en anderzijds de belangen van [eiser], waaronder de schade die hij als gevolg van dit besluit zou lijden. De vraag of [eiser] onevenredige schade heeft geleden, heeft de gemeente kennelijk ontkennend beantwoord nu zij [eiser] bij besluit van 12 januari 2005 de verzochte compensatie niet heeft toegekend.
4.3. Aangezien het schadeaspect onderdeel van de besluitvorming van de gemeente is geworden, had [eiser] in een poging zijn schade alsnog vergoed te krijgen tegen het besluit op zijn bezwaar in beroep moeten gaan bij de bestuursrechter. Nu hij dat niet gedaan heeft, heeft het besluit formele rechtskracht verkregen. Dit heeft tot gevolg dat de burgerlijke rechter er vanuit dient te gaan dat het desbetreffende besluit rechtmatig is en dat een zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden waarbij voldoende aandacht is besteed aan het ondervangen van de met het besluit verbonden schadelijke effecten voor [eiser]. Op grond van bovenstaande zal de rechtbank de vordering van [eiser] afwijzen.
4.4. De rechtbank zal [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vordering van [eiser] af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding welke aan de zijde van de gemeente tot op dit moment worden begroot op € 950,- wegens griffierecht en € 1.788,- wegens procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 januari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
BO