ECLI:NL:RBMID:2007:AZ8402

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
31 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
54132 HA ZA 06-430
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsoverdracht en schadevergoeding in leaseovereenkomst

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Middelburg op 31 januari 2007, staat de eigendomsoverdracht van een auto centraal, evenals de vraag of Jensun Holding B.V. als gevolg van de overname van een leaseovereenkomst schadevergoeding kan vorderen van Automobielbedrijf Dubbelsteyn B.V. De rechtbank behandelt het geschil in reconventie, waarbij Jensun Holding stelt dat zij door de overname van de leaseovereenkomst eigenaresse van de auto is geworden en dat zij rechten heeft verkregen die zij kan inroepen tegen Dubbelsteyn. De rechtbank wijst erop dat de leaseovereenkomst een zuivere overeenkomst van geldlening is en dat de eigendom van de auto bij JBE is gebleven. Jensun Holding heeft de leaseovereenkomst van JBE overgenomen, maar dit heeft niet geleid tot een eigendomsoverdracht van de auto. De rechtbank concludeert dat Jensun Holding geen contractuele wederpartij van Dubbelsteyn is geworden en dat zij geen vorderingen kan instellen op basis van de koopovereenkomst tussen JBE en Dubbelsteyn. De vordering van Jensun Holding wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de contractuele relatie en de voorwaarden waaronder eigendomsoverdracht kan plaatsvinden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 54132 / HA ZA 06-430
Vonnis van 31 januari 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF DUBBELSTEYN B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat: mr. H. Ferment,
procureur: mr. E.H.A. Schute,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JENSUN HOLDING B.V.,
gevestigd te Zierikzee,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: M.M.J. Bos,
procureur mr. C.J. IJdema.
Het verdere verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar het vonnis van de kantonrechter van 12 september 2006. De kantonrechter heeft zich in dat vonnis onbevoegd verklaard ten aanzien van de zaak in reconventie en deze zaak in de stand waarin zij zich bevond naar de sector civiel recht van de rechtbank verwezen. Na dit vonnis zijn de volgende processtukken gewisseld:
- akte houdende overlegging productie zijdens Jensun Holding;
- akte na verwijzing in reconventie zijdens Dubbelsteyn;
- antwoordakte zijdens Jensun Holding;
- akte uitlating productie zijdens Dubbelsteyn;
- antwoordakte productie zijdens Dubbelsteyn.
2. Feiten in reconventie
2.1. Jensun Business Engineering BV (hierna: JBE) heeft in 2004 een BMW 530d Sedan met kenteken [nummer] (hierna: de auto) gekocht van Dubbelsteyn. Ter financiering van de auto heeft JBE op 20 oktober 2004 een financial leaseovereenkomst afgesloten bij BMW Financial Services (hierna: BMW Financial). BMW Financial voldeed de koopprijs aan Dubbelsteyn, JBE werd door middel van levering door Dubbelsteyn eigenaar van de auto en vestigde ten gunste van BMW Financial een pandrecht op de auto.
2.2. In verband met de faillietverklaring van JBE op 23 maart 2005 heeft Jensun Holding bij akte van overname van 4 april 2005 de met BMW Financial gesloten leaseovereenkomst overgenomen van JBE.
3. Het geschil in reconventie
3.1. Jensun Holding vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Dubbelsteyn veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 23.335,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf het moment van instellen van de eis in reconventie tot aan de dag der algehele voldoening en de proceskosten.
3.2. Ter onderbouwing van haar vordering voert Jensun Holding onder meer het volgende aan. Ten gevolge van problemen met de telefoon, het navigatiesysteem, de display en de versnellingsbak van de auto heeft zij schade geleden. Deze bestaat uit een gemiste omzet van € 13.597,24, uit de aankoopwaarde van een Stinger Radiodetector en een Nokia Bleutooth set ter waarde van € 1.700,- en uit een verlies van € 8.038,45 dat zij bij de inruil van de auto tegen een Porsche heeft geleden.
Blijkens de leaseovereenkomst van 20 oktober 2004 is JBE eigenaresse van de auto geworden. Door de leaseovereenkomst van JBE over te nemen is de eigendom van de auto op Jensun Holding overgegaan. Met de eigendom zijn vorderingsrechten op haar overgegaan die voortvloeien uit de koopovereenkomst met Dubbelsteyn. Op grond van deze vorderingsrechten wenst Jensun Holding haar schade vergoed te zien. Tevens stelt zij door overname van de overeenkomst de contractuele wederpartij van Dubbelsteyn te zijn geworden. Aangezien de auto niet de eigenschappen had die Jensun Holding op grond van de koopovereenkomst met Dubbelsteyn mocht verwachten, dient Dubbelsteyn de schade te vergoeden die zij als gevolg daarvan heeft geleden.
3.3. Dubbelsteyn stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen en voert daartoe onder meer het volgende aan. Het is onjuist dat de (overname van de) leaseovereenkomst de leasenemer (eerst JBE, daarna Jensun Holding) de eigendom van de auto heeft verschaft. De leaseovereenkomst is een zuivere overeenkomst van geldlening, waarbij slechts een pandrecht gevestigd werd op de auto die eigendom is gebleven van JBE. Voorts kan Jensun Holding uit hoofde van de financial leaseovereenkomst geen vorderingen jegens Dubbelsteyn geldend maken (onder meer) omdat Dubbelsteyn geen partij bij de met BMW Financial gesloten leaseovereenkomst is geweest. Uit hoofde van de koopovereenkomst tussen JBE en Dubbelsteyn kan Jensun Holding evenmin vorderingen jegens Dubbelsteyn geldend maken omdat Jensun Holding geen partij is geworden bij die overeenkomst. De rechten en verplichtingen van JBE uit hoofde van de koopovereenkomst zijn namelijk niet met medewerking van Dubbelsteyn overgedragen aan Jensun Holding. Voorts stelt Dubbelsteyn dat de auto ten tijde van de aflevering aan JBE volledig aan de koopovereenkomst beantwoordde. Zij betwist de klachten die Jensun Holding meent te hebben ten aanzien van de telefoon, het navigatiesysteem, de display en de versnellingsbak. Tenslotte betwist zij de (omvang) van de schade die Jensun Holding stelt te hebben geleden.
4. De beoordeling van het geschil in reconventie
4.1. Het geschil spitst zich toe op de vraag of Jensun Holding door overname van de leaseovereenkomst eigenaresse van de auto is geworden en zo ja, of met de overgang van die eigendom rechten zijn overgegaan die zij jegens Dubbelsteyn kan inroepen ter verkrijging van schadevergoeding. Voorts dient beantwoord te worden de vraag of Jensun Holding door overname van de leaseovereenkomst de contractuele wederpartij van Dubbelsteyn is geworden.
4.2.1. Uit de leaseovereenkomst van 20 oktober 2004 noch uit de akte van overname van 4 april 2005 blijkt dat Jensun Holding eigenaresse van de auto is geworden. Aanvankelijk berustte de eigendom van de auto bij JBE. JBE ontleende die eigendom aan de koopovereenkomst die zij met Dubbelsteyn gesloten had en niet aan de met BMW Financial gesloten leaseovereenkomst. Die leaseovereenkomst diende slechts ter financiering van de koopsom. Eventuele rechten die Jensun Holding door overname van de leaseovereenkomst heeft verkregen, omvatten derhalve niet het eigendomsrecht op de auto.
4.2.2. Gelet op hetgeen in de leaseovereenkomst is bepaald met betrekking tot het op naam van Jensun Holding zetten van het kenteken van de auto en gelet op de als productie 10 overgelegde koopovereenkomst met de Porsche dealer, waarin onder meer staat dat Jensun Holding de auto aan haar heeft verkocht, zou Jensun Holding wellicht in de gelegenheid gesteld kunnen worden bewijs te leveren van haar standpunt dat zij eigenaresse van de auto is geworden. Ook in het geval Jensun Holding in die bewijslevering zou slagen, zijn echter met de overdracht van de eigendom van de auto geen rechten overgegaan op grond waarvan Dubbelsteyn door Jensun Holding zou kunnen worden aangesproken tot het betalen van schadevergoeding.
4.2.3. Mogelijke vorderingen tot vergoeding van vóór 1 april 2005 gemiste declarabele uren als gevolg waarvan Jensun Holding stelt omzet te hebben gemist en de aankoopwaarde van de radiodetector en de bluetoothset behoudt JBE zelf. Deze schade is immers door haar (en niet door Jensun Holding) geleden en hangt derhalve nauw samen met de rechtspersoonlijkheid van JBE. Ook jegens Dubbelsteyn in te roepen rechten van JBE wegens niet nakoming van de koopovereenkomst door Dubbelsteyn (op grond waarvan Jensun Holding kennelijk stelt haar overige schadeposten te willen verhalen), zijn niet op Jensun Holding overgegaan. JBE zou immers na overdracht van de auto door Jensun Holding kunnen worden aangesproken voor de gevolgen van het niet voldoen aan de koopovereenkomst. JBE heeft er dan zelf belang bij om Dubbelsteyn te kunnen aanspreken op grond van niet nakoming van de koopovereenkomst. Reeds op grond van het voorgaande zal Jensun Holding niet in de gelegenheid gesteld worden zijn standpunt omtrent de eigendomsoverdracht te bewijzen.
4.3. Voorts is Jensun Holding door overname van de leaseovereenkomst geen contractuele wederpartij van Dubbelsteyn geworden. Bij de leaseovereenkomst niet, reeds omdat Dubbelsteyn daarbij geen partij is geweest. Bij de koopovereenkomst niet omdat daarvoor, naast medewerking van Dubbelsteyn, een akte van overname tussen JBE en Jensun Holding vereist was. Het bestaan daarvan is gesteld noch gebleken. Derhalve is niet komen vast te staan dat Jensun Holding wederpartij van Dubbelsteyn is geworden en kunnen rechten, ontleend aan de tussen JBE en Dubbelsteyn gesloten koopovereenkomst, niet door Jensun Holding jegens Dubbelsteyn worden ingeroepen.
4.4. Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank de vordering van Jensun Holding afwijzen. Voorts zal de rechtbank Jensun Holding als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van dit geding.
5. De beslissing in reconventie
De rechtbank:
- wijst de vordering van Jensun Holding af;
- veroordeelt Jensun Holding in de kosten van het geding welke aan de zijde van Dubbelsteyn tot aan dit moment worden begroot op € 460,- aan griffierecht, € 78,32 wegens overige verschotten en € 2.026,50 wegens procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2007.?