ECLI:NL:RBMID:2007:AZ8251

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
49642 HA ZA 05-487
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van een pruimenboom en oplegging van een dwangsom

In deze zaak vordert eiser, wonende te Goes, de verwijdering van een pruimenboom die zich binnen de toegestane afstand van 2 meter van de grenslijn tussen de erven van partijen bevindt. De rechtbank heeft in haar vonnis van 7 februari 2007 vastgesteld dat de boom op het moment van meten 3 meter hoog is en dat deze, indien niet gesnoeid, maximaal 5 meter hoog kan worden. Eiser stelt dat hij momenteel geen hinder ondervindt, maar vreest dat hij in de toekomst wel last zal krijgen van de boom als deze fors uitgroeit. De deskundige heeft bevestigd dat de boom aanzienlijk hoger kan worden en dat eiser afhankelijk is van het jaarlijks snoeien door de gedaagden of hun rechtsopvolgers.

De rechtbank overweegt dat de vordering van eiser in beginsel toewijsbaar is, tenzij hij misbruik maakt van zijn bevoegdheid. Gedaagden hebben aangeboden om een regeling te treffen voor het snoeien van de boom, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet verplicht is om hierop in te gaan. Het belang van eiser bij de toewijzing van zijn vordering weegt zwaarder dan het belang van gedaagden bij het behoud van de boom. De rechtbank wijst de vordering tot verwijdering van de boom toe en legt gedaagden een dwangsom op van € 100,-- per dag voor iedere dag dat hij in gebreke blijft aan het bevel te voldoen, met een maximum van € 10.000,--.

Daarnaast worden gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 582,50 aan verschotten en € 1.130,-- aan salaris van de procureur. Het vonnis is uitgesproken door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 7 februari 2007 in de zaak van:
rolnr: 487/05
[[eiser],
wonende te Goes,
eiser,
procureur: mr. E.H.A. Schute,
tegen:
1. [gedaag[gedaagden],
2. [gedaagden] sub 2],
beiden wonende te Goes,
gedaagden,
procureur: mr. M.L. Huisman.
1. Het verdere verloop van de procedure
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 17 mei 2006. Op 9 augustus 2006 heeft de deskundige gerapporteerd. Vervolgens hebben beide partijen nog een conclusie na deskundigenrapport genomen.
2. De verdere beoordeling
2.1 De deskundige heeft de pruimenboom, waarvan [eiser] verwijdering vordert, onderzocht en de aan hem gestelde vragen beantwoord. De boom blijkt op het moment van meten, begin juni 2006, 3 meter hoog. De kruin is ongeveer 3 meter breed, op het breedste punt in de lengterichting van de tuin. De boom zal, gelet op de soort, bij niet snoeien maximaal 5 meter hoog worden en deze hoogte over 5 jaar hebben bereikt. Het is voor het behoud van de boom geen probleem hem jaarlijks naar de – ten tijde van het deskundigenonderzoek bestaande – hoogte en kruinomvang te snoeien.
2.2 De boom staat binnen de toegestane 2 meter van de grenslijn tussen de erven van partijen, zodat de vordering van [eiser] tot verwijdering van de boom in beginsel toewijsbaar is. Dit is slechts anders als [eiser] met zijn vordering misbruik zou maken van zijn bevoegdheid. [eiser] stelt dat hij nu geen hinder ondervindt, maar wel last van de boom zal gaan krijgen als deze in de loop der jaren fors zal uitgroeien. Uit het rapport van de deskundige volgt, dat de boom beduidend hoger kan worden (namelijk 2 meter hoger dan de huidige hoogte van 3 meter). Door [gedaagden] wordt niet betwist dat [eiser] hinder van de boom kan krijgen als de boom onbelemmerd doorgroeit. Voor het ook in de toekomst gevrijwaard blijven van hinder is [eiser] derhalve afhankelijk van het jaarlijks snoeien van de boom door (de rechtsopvolgers van) [gedaagden]. Hoewel [gedaagden] aanbiedt in een regeling tussen partijen vast te leggen dat hij de boom steeds in de lengterichting van de tuin zal snoeien en de hoogte op maximaal 3,5 meter zal houden, behoeft [eiser] hierop niet in te gaan. Zijn recht op en belang bij toewijzing van de vordering gaat boven het belang van [gedaagden] bij behoud van de boom. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen. Daarbij overweegt zij nog dat [gedaagden] in zijn antwoordconclusie na deskundigenbericht nadrukkelijk aangeeft geen beroep op verjaring te doen, zodat de rechtbank aan beoordeling van die rechtsvraag niet toekomt, alsmede dat [gedaagden] zijn beroep op geldend plaatselijk gewoonterecht niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd.
2.3 De vordering tot het opleggen van een dwangsom van € 100,-- per dag zal als niet weersproken worden toegewezen, zij het dat de rechtbank daaraan een maximum zal verbinden. [gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, de kosten van het deskundigenbericht daaronder begrepen.
3. De beslissing
De rechtbank:
beveelt [gedaagden] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de pruimenboom te verwijderen;
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van een dwangsom van € 100,-- per dag voor iedere dag dat hij na ommekomst van deze termijn in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 10.000,--;
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen, tot dusver begroot op € 582,50 aan verschotten, waarvan € 244,-- aan griffierecht en € 252,90 voor het deskundigenbericht, en op € 1.130,-- aan salaris van zijn procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.