ECLI:NL:RBMID:2007:AZ8242

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
5 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
55219 KG 238 / 2006
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding tussen ÖLSM en Gefonzo

In deze zaak vorderde de Oostenrijkse vennootschap Österreichischer Lloyd Ship Management GmbH (ÖLSM) veroordeling van de Nederlandse vennootschap Gefonzo tot het verstrekken van een afschrift van een arbitraal eindvonnis. ÖLSM stelde dat zij recht had op dit afschrift op basis van een samenwerkingsovereenkomst met Gefonzo, waarin een forumclausule voor Wenen was opgenomen. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg diende te beoordelen of hij bevoegd was om van de vordering kennis te nemen, nu beide partijen gevestigd zijn in een EU-lidstaat en de EEX-verordening van toepassing was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat, op basis van artikel 2 van de EEX-verordening, de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd was. Aangezien de samenwerkingsovereenkomst een forumclausule voor Wenen bevatte, was de Oostenrijkse rechter in eerste instantie bevoegd. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 31 van de EEX-verordening. Afgifte van een afschrift van een vonnis werd niet beschouwd als een voorlopige of bewarende maatregel.

De voorzieningenrechter verklaarde zich onbevoegd om van de vordering van ÖLSM kennis te nemen, en veroordeelde ÖLSM in de kosten van het geding. Dit vonnis werd uitgesproken op 5 januari 2007 door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en is gepubliceerd op Rechtspraak.nl. De zaak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de EEX-verordening en de gevolgen van forumclausules in internationale overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 5 januari 2007 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 238/2006
De vennootschap naar Oostenrijks recht
Österreichischer Lloyd Ship Management GmbH,
gevestigd te Wenen, Oostenrijk,
eiseres,
procureur: mr C.J. IJdema,
advocaten: mr W.H. Claessen en mr Boon,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gefonzo Roemenië B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Veere,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gefonzo B.V.,
statutair gevestigd te Rotterdam en kantoorhoudende te Veere,
gedaagden,
procureur: mr K.P.T.G. Flos,
advocaat: mr D.J.R.M. Braakenburg.
1. Het verloop van het geding
Eiseres wordt verder aangeduid als ÖLSM. Gedaagden worden afzonderlijk aangeduid als Gefonzo Roemenië en Gefonzo B.V. en samen als Gefonzo.
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- de dagvaarding;
- de brief van mr IJdema van 12 december 2006 met producties;
- de faxbrieven van mr Braakenburg van 18 december 2006 met producties;
- de pleitnotities van mr Boon;
- de pleitnotities, tevens houdende conclusie tot onbevoegdheid van mr Braakenburg.
2. De feiten
2.1. Gefonzo Roemenië drijft een onderneming die is gericht op de exploitatie van en de handel in schepen. Gefonzo B.V. is enig aandeelhouder en bestuurder van Gefonzo Roemenië.
2.2. Op 21 mei 1995 heeft Gefonzo Roemenië met de te Braila, Roemenië, gevestigde scheepswerf S.C. Santierul Naval Braila S.A. (verder: Sanab) een overeenkomst gesloten met betrekking tot de bouw en levering van tien zeeschepen.
2.3. ÖLSM is een in Oostenrijk gevestigde vennootschap. Haar werkzaamheden bestaan uit het in eigendom houden en exploiteren van zeeschepen.
2.4. Bij de door ÖLSM overgelegde stukken bevindt zich een niet getekende “Vereinbarung über eine Strategische Partnerschaft zwischen Gefonzo B.V., Veere, Niederlande und die mit ihr verbundenen Unternehmen (Gefonzo) sowie Österreichischer Lloyd Ship Management GmbH, Wien und die mit ihr verbundenen Unternehmen und Personen (ÖLSM)”, verder: de samenwerkingsovereenkomst.
Deze samenwerkingsovereenkomst heeft betrekking op de gezamenlijke aankoop en exploitatie van zeeschepen.
2.5. Artikel 9 van voornoemde samenwerkingsovereenkomst bevat een rechtskeuze voor Oostenrijks recht en een forumclausule voor forum Wenen.
2.6. Sanab is haar verplichtingen voortvloeiend uit de tussen Gefonzo Roemenië en haar gesloten overeenkomst genoemd onder 2.2., niet nagekomen. In verband daarmee is
tussen Gefonzo Roemenië en Sanab een arbitrageprocedure aanhangig geweest bij het Nederlands Arbitrage Instituut, onder kenmerk GZ NAI 2450. In deze procedure is een eindvonnis gewezen.
3. Het geschil
3.1.1. ÖLSM vordert veroordeling van Gefonzo tot het verschaffen van afschrift van het tussen Gefonzo Roemenië en Sanab gewezen arbitraal eindvonnis in genoemde arbitrale procedure, onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Gefonzo weigert hieraan te voldoen, met veroordeling van Gefonzo in de kosten van het geding.
3.1.2. ÖLSM stelt dat de tien door Sanab te bouwen en op te leveren schepen gezamenlijk door de partijen bij de samenwerkingsovereenkomst zouden worden aangekocht en geëxploiteerd. Door het feit dat aan de samenwerkingsovereenkomst ten aanzien van acht schepen geen uitvoering is gegeven lijdt ÖLSM aanzienlijke schade. ÖLSM is voornemens om zich hiervoor op Gefonzo B.V. “und die mit ihr verbundenen Unternehmen” te verhalen. Voor de vraag in hoeverre ÖLSM een vordering heeft op Gefonzo B.V. “und die mit ihr verbundenen Unternehmen” is de inhoud van het arbitrale eindvonnis bepalend. Volgens ÖLSM is voldaan aan de eisen van artikel 843 Rv.
3.2. Gefonzo voert aan dat tussen Gefonzo en ÖLMS geen afspraak bestaat, niet op grond van de ongetekende “Vereinbarung” uit 1999 noch anderszins, op basis waarvan ÖLSM recht zou hebben op de opbrengst van de arbitrage tussen Gefonzo Roemenië en Sanab. Wat daar ook van zij, de procedure daarover zal, naar eigen stellingen van ÖLSM, gevoerd gaan worden in Oostenrijk. Dat maakt de voorzieningenrechter onbevoegd om van deze vordering kennis te nemen, aldus Gefonzo. ÖLSM beroept zich immers op de tekst van de samenwerkingsovereenkomst. In deze overeenkomst is een forumbeding opgenomen. Nu onderhavige zaak onder de EEX-Verordening valt moet de rechtbank Wenen derhalve als gekozen forum exclusief bevoegd worden geacht. De bevoegdheid van de Nederlandse rechter zou slechts kunnen worden gebaseerd op artikel 31 EEX-Vo, doch daaraan is in casu niet voldaan omdat het niet gaat om een voorlopige of bewarende maatregel in de zin van dat artikel. Gefonzo betwist voorts uitdrukkelijk dat de onbevoegdheid is gedekt op de voet van artikel 24 EEX-Vo.
Er is bovendien geen rechtens te respecteren spoedeisend belang van ÖLSM om, vooruitlopend op die Oostenrijkse procedure en de daarin te nemen aan de Oostenrijkse rechter voorbehouden beslissingen, nu afgifte te verlangen van een reeds anderhalf jaar oud arbitraal vonnis, over een rechtsbetrekking waarbij ÖLSM noch partij noch belanghebbende is of was. Honorering van de fishing expedition van ÖLSM zou een onomkeerbare verslechtering van de procedurele positie van Gefonzo in de Oostenrijkse procedure meebrengen, waarvoor geen aanwijsbaar rechtmatig belang bestaat, althans dat is onvoldoende gesteld en niet gebleken.
4. De beoordeling
4.1. Op het onderhavige geschil is, nu zowel ÖLSM als Gefonzo gevestigd zijn in een EU-lidstaat, de EEX-verordening (verder: EEX-Vo) van toepassing om te bepalen van welke EU-lidstaat de rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
Binnen de grenzen van de EEX-Vo is de in dit verdrag vervatte bevoegdheidsregeling dwingend en uitputtend. Ingevolge de hoofdregel, neergelegd in art 2 EEX-Vo, is de rechter van de woonplaats van gedaagde, in casu de Nederlandse rechter, bevoegd om van het geschil kennis te nemen. ÖLSM beroept zich ter onderbouwing van haar vordering tot afgifte van een afschrift van het arbitraal eindvonnis echter op een samenwerkingsovereenkomst tussen partijen, in welke overeenkomst een forumclausule voor forum Wenen is opgenomen. Uitgaande van de eigen stelling van ÖLSM is dus de Oostenrijkse rechter in eerste instantie bevoegd. Op grond van artikel 31 EEX-Vo kan hiervan onder omstandigheden worden afgeweken. Een zodanige uitzondering doet zich in casu niet voor. Afgifte van een afschrift van een vonnis is geen voorlopige of bewarende maatregel, zoals bedoeld in artikel 31 EEX-Vo.
Gelet op de uitdrukkelijke betwisting is de onbevoegdheid van de voorzieningenrechter niet gedekt door de verschijning van Gefonzo.
De conclusie is dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank onbevoegd is om van de vordering van ÖLSM kennis te nemen.
4.2. ÖLSM zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart zich onbevoegd om van de vordering van ÖLSM kennis te nemen;
- veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, ÖLSM in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van Gefonzo begroot op € 248,-- aan griffierecht en € 1.054,-- wegens procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 januari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
FM