ECLI:NL:RBMID:2006:BA2320

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
23 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
54777 KG ZA 2006-212
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot zorginstelling voor vader van verstandelijk beperkte zoon na incident met andere bewoner

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg op 23 november 2006, vorderde [eiser] toegang tot de zorginstelling Het Gors, waar zijn verstandelijk beperkte zoon, [benadeelde partij], verblijft. De voorzieningenrechter constateerde dat er een incident had plaatsgevonden tussen [eiser] en een andere bewoner, [betrokkene], waarbij beschuldigingen van ontuchtige handelingen waren geuit. Het Gors had naar aanleiding van dit incident de toegang van [eiser] tot de instelling ontzegd, wat leidde tot de vordering van [eiser]. De voorzieningenrechter oordeelde dat Het Gors in redelijkheid tot deze maatregel had kunnen besluiten ter bescherming van [betrokkene]. Echter, gezien het feit dat de strafzaak tegen [eiser] was geseponeerd wegens gebrek aan bewijs, en de aanstaande verhuizing van [benadeelde partij] naar een andere locatie, oordeelde de voorzieningenrechter dat de maatregel van Het Gors niet langer gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter besloot dat [eiser] toegang moest krijgen tot Het Mauritshuis, de nieuwe woonlocatie van zijn zoon, zodra [benadeelde partij] daar zou wonen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 23 november 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 212/2006
[eiser],
wonende te Vlissingen,
eiser,
procureur: mr. P.C. Schroeijers,
tegen:
Stichting Het Gors,
gevestigd en kantoorhoudende te Goes,
gedaagde,
procureur: mr. J.B. de Meester.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als [eiser] en Het Gors.
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- dagvaarding met producties;
- brieven d.d. 6, 10 en 13 november 2006 van mr. Schroeijers met bijlagen;
- pleitnotities van mrs. Schroeijers en De Meester.
De feiten
2.1. Het Gors draagt zorg voor huisvesting en dagopvang van mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking en is eigenaar dan wel huurder van verschillende gebouwen in Zeeland waar die opvang wordt georganiseerd. Cliënten van Het Gors zijn vrij om de verschillende woonlocaties te bezoeken.
2.2. [eiser] is vader van [benadeelde partij], geboren op 29 mei 1968. [benadeelde partij] heeft ernstige verstandelijke beperkingen en verblijft al 16 jaar bij Het Gors, thans in een woning te Vlissingen. Begin december van dit jaar zal [benadeelde partij] verhuizen naar het Mauritshuis, een woonlocatie van het Gors in Middelburg.
2.3. In december 2005 heeft een andere bewoonster van Het Gors, [betrokkene], melding gemaakt van ontuchtige handelingen door [eiser]. Het zou gaan om misbruik tijdens drie gelegenheden. Het Gors heeft [eiser] na de eerste twee maal hierop aangesproken en na het derde incident is door de wettelijk vertegenwoordigster van [betrokkene] aangifte gedaan. [betrokkene] woont eveneens in Vlissingen, echter op een andere lokatie dan [benadeelde partij].
2.4. Het Gors heeft aan [eiser] naar aanleiding van het incident met [betrokkene] de toegang tot de door haar beheerde woningen ontzegd. Zij maakt hierop echter een uitzondering voor de periode van de verhuizing van [benadeelde partij] en zal dan begeleiding organiseren.
2.5. Inmiddels is de strafzaak tegen [eiser] geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert, kort samengevat, veroordeling van Het Gors om hem toegang te verlenen tot de Van Dishoeckstraat 237 te Vlissingen, alsmede de kantoorpanden van Het Gors en Het Mauritshuis aan de Koepoortstraat te Middelburg dan wel een andere voorziening te treffen op straffe van een dwangsom.
Hij stelt daartoe dat Het Gors, door de weigering hem toe te laten in de inrichting om zijn zoon te bezoeken, onrechtmatig en in strijd met de redelijkheid en billijkheid jegens hem handelt en dat zij misbruikt van bevoegdheid maakt. [benadeelde partij] lijdt onder de huidige situatie waarin zijn vader hem niet meer mag bezoeken, hetgeen ernstige gevolgen heeft voor zijn geestelijke gesteldheid. [eiser] verwijst onder meer naar de aanstaande verhuizing van [benadeelde partij] waarbij hij extra behoefte zal hebben aan de aanwezigheid van zijn vader. [eiser] stelt voorts dat gelet op het sepot in de strafzaak tegen hem een gerechtvaardigde angst voor het welzijn van de medebewoners niet als grond kan worden aangemerkt voor de weigering van Het Gors hem toe te laten in haar gebouwen.
3.2. Het Gors heeft verweer gevoerd. Zij stelt naar aanleiding van het incident met [betrokkene] goede redenen te hebben om [eiser] de toegang tot haar gebouwen te ontzeggen. Het Gors is van oordeel dat niet vast staat dat [eiser] onschuldig is en verwijst daarbij naar de toelichting van de officier van justitie op de sepotbeslissing. Voorts wijst zij op het gedrag van [betrokkene] dat, sinds zij geen contact meer heeft gehad met [eiser], in positieve zin is veranderd. Het Gors is van mening dat nu de veiligheid van cliënten zo goed mogelijk moet worden gewaarborgd, het beter is dat [eiser] geen toegang heeft tot haar gebouwen.
Het Gors betwist het bestaan van een verband tussen de psychische klachten van [benadeelde partij] en het feit dat [eiser] hem niet meer thuis bezoekt.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter constateert aan de hand van de stellingen van beide partijen dat er omstreeks een jaar geleden een incident is geweest waarbij [betrokkene] sterk op [eiser] heeft gereageerd. In het kader van dit kort geding zal geen onderzoek worden gedaan naar de vraag of de beschuldiging van het plegen van ontuchtige handelingen door [eiser] terecht is geweest. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Het Gors gezien de situatie in december 2005 in redelijkheid heeft mogen overgaan tot het nemen van de maatregel die zij heeft genomen ter bescherming van (met name) [betrokkene]. Nu partijen dit niet ter discussie hebben gesteld, gaat de voorzieningenrechter er bij beoordeling van het onderhavige geschil met partijen van uit dat Het Gors hiertoe ook bevoegd was.
Gezien het feit dat [benadeelde partij] vanwege zijn verstandelijke beperkingen gedwongen is in een voorziening van Het Gors te wonen, is deze maatregel, waarbij de vrije toegang van de vader tot zijn zoon wordt belet, aan te merken als een zware maatregel.
De rechtvaardiging van deze zware maatregel was gelegen in het vermijden van contact tussen [betrokkene] en [eiser]. De voorzieningenrechter overweegt dat nu [betrokkene] niet woont in de voorziening waar [benadeelde partij] binnenkort naartoe verhuist, de kans op een ontmoeting tussen haar en [eiser] daar gering is. Verder weegt in het kader van de belangenafweging mee dat de officier van justitie de zaak heeft geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.
De voorzieningenrechter is gelet op het vorenstaande voorshands van oordeel dat de ingrijpende maatregel die Het Gors genomen heeft van beperkte duur behoort te zijn en in redelijkheid beëindigd kan worden zodra [benadeelde partij] in het Mauritshuis te Middelburg woont en dan alleen voor zover het die woonvoorziening betreft. Voor zover de maatregel verder strekt zal deze niet worden opgeheven.
De voorzieningenrechter gaat er van uit dat Het Gors zich aan de beslissing zal houden, zodat het opleggen van een dwangsom achterwege kan blijven.
4.2. Gelet op de aard van het geschil zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
veroordeelt Het Gors om [eiser] toegang te verlenen Het Mauritshuis aan de Koepoortstraat te Middelburg zodra zijn zoon [benadeelde partij] daar woont;
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 23 november 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
AIJ