ECLI:NL:RBMID:2006:BA2317

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
25 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
53133 KG ZA 2006-123
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van contractuele verplichtingen en spoedeisend belang in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg werd behandeld, heeft het Nederlands Instituut voor Verkeersveiligheid B.V. (NIV) een kort geding aangespannen tegen Verkeerscentrum Zeeland Holding B.V. (VZH) met betrekking tot de nakoming van contractuele verplichtingen die voortvloeien uit huurovereenkomsten. NIV vorderde onder andere dat VZH zou stoppen met het geven van verkeersveiligheidstrainingen en dat VZH een schadevergoeding zou betalen van € 15.000,--. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat NIV een spoedeisend belang heeft bij de vorderingen, maar dat de grondslag voor de vorderingen in kort geding niet voldoende is komen vast te staan. De voorzieningenrechter oordeelde dat NIV niet aannemelijk heeft gemaakt dat VZH zich niet aan de contractuele verplichtingen heeft gehouden. De vorderingen van NIV werden dan ook afgewezen.

In reconventie vorderde VZH dat NIV haar planning tijdig zou doorgeven, wat volgens de voorzieningenrechter voortvloeit uit de bestaande contractuele relatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat NIV niet vrijstond om eenzijdig te besluiten om deze planning niet meer door te geven. De vordering van VZH werd toegewezen, en NIV werd veroordeeld om haar planning tijdig aan VZH door te geven. Tevens werd NIV als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 25 september 2006 door mr. M.C. de Regt, voorzieningenrechter.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 25 september 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 123/2006
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Het Nederlands Insituut voor Verkeersveiligheid B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Barneveld,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
procureur: mr. C.J. IJdema,
advocaat: mr. F.A. Janse,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Verkeerscentrum Zeeland Holding B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Goes,
gedaagde,
advocaat: mr. B. van Leeuwen.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als NIV en VZH.
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- dagvaarding met bijlagen;
- fax d.d. 1 september 2006 van mr. Van Leeuwen met bijlagen;
- pleitnotities van mr. Janse en van mr. Van Leeuwen;
- stukken overgelegd door mr. Janse ter zitting d.d. 4 september 2006;
- akte houdende wijziging van eis overgelegd door mr. Janse ter zitting d.d. 4 september 2006;
- fax d.d. 5 september 2006 van mr. Janse met bijlage;
- brief d.d. 8 september 2006 van mr. Van Leeuwen met bijlagen;
- aanvullende pleitnotitie van mr. Janse overgelegd ter gelegenheid van de aanvullende mondelinge behandeling op 14 september 2006.
De feiten
2.1. VZH is eigenaresse van het verkeersveiligheidscentrum te Goes. Bij huurovereenkomsten d.d. 28 september 2000 en 9 oktober 2000 heeft VHZ dit verkeersveiligheidscentrum met ingang van 1 oktober 2000 verhuurd aan NIV voor een periode van 5 jaren. Na afloop van die periode is NIV op grond van de overeenkomst gerechtigd de huurtermijn met nogmaals 5 jaren te verlengen, hetgeen inmiddels is gebeurd.
2.2. Voornoemde huurovereenkomsten luiden, voor zover relevant, als volgt:
“(…) in aanmerking nemende dat:
(…)
Partij B de activiteiten zoals die tot op heden op het verkeersveiligheidscentrum plaatsvonden onder eigen naam en voor eigen rekening en risico wenst voort te zetten
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:”
Partij A verhuurt het verkeersveiligheidscentrum, inclusief alle voorzieningen (…) met ingang van 5 oktober 2000 voor een periode van vijf jaren aan partij B.
(…)”
2.3. Voorts is op 9 oktober 2000 tussen Verkeersveiligheidscentrum Zeeland B.V., een dochtervennootschap van VZH, en NIV een overeenkomst gesloten die, voor zover relevant, luidt als volgt:
“(…)
in aanmerking nemende dat:
Partij A per 01 oktober 2000 alle activiteiten die betrekking hebben op het geven van verkeersveiligheidstrainingen (hieronder niet begrepen het geven van rijlessen aan leerlingen in opleiding voor het rijbewijs) wenst over te dragen aan partij B.
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Partij A draagt alle lopende opdrachten per 01 oktober 2000 over aan partij B en verplicht zich er voor in te spannen de overdracht van clienten zo goed mogelijk te doen verlopen.
(…)”
2.4. Sinds de aanvang van de huurovereenkomst in oktober 2000 is tussen partijen gebruik geweest dat NIV tijdig haar planning aan VZH doorgeeft teneinde VZH in de gelegenheid te stellen het gebruik van de terreinen en gebouwen te optimaliseren. NIV weigert inmiddels al enige maanden ondanks verzoek, aanmaning en sommatie daartoe van VZH, deze planning aan VZH door te geven.
3. Het geschil
in conventie en in reconventie
3.1. NIV vordert, kort samengevat, VZH te bevelen om alle activiteiten met betrekking tot het geven van verkeersveiligheidstrainingen met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden, aan de raadsman van NIV een schriftelijke opgave te verstrekken met een inhoud als onder 2 van de dagvaarding is weergegeven, alles op straffe van een dwangsom, VZH voorts te bevelen aan al haar opdrachtgevers voor wie zij in de periode vanaf 1 oktober 2000 tot heden verkeersveiligheidstrainingen heeft verzorgd een brief te verzenden met de onder 3 van de dagvaarding weergegeven inhoud, VZH te veroordelen tot het vergoeden van schade die NIV heeft geleden en mogelijk nog zal lijden als gevolg van de door VZH in de periode 1 oktober tot heden verzorgde verkeersveiligheidstrainingen, nader op te maken bij staat en veroordeling van VZH tot betaling aan NIV van een bedrag van € 15.000,--, zijnde een voorschot op de schadevergoeding, alsmede veroordeling van VZH in de proceskosten.
NIV stelt daartoe, onder verwijzing naar de door haar overgelegde stukken, dat VZH activiteiten die betrekking hebben op het geven van verkeersveiligheidstrainingen heeft voortgezet dan wel heeft laten voortzetten na 1 oktober 2000, hetgeen in strijd is met de tussen partijen op 28 september 2000 en 9 oktober 2000 gesloten overeenkomsten en de daaraan ten grondslag liggende bedoeling van partijen.
Door dit handelen van VZH lijdt NIV schade, welke schade tenminste een bedrag van
€ 15.000,-- zal belopen.
3.2. Ten aanzien van de reconventionele vordering stelt NIV dat zij niet verplicht was nog is om haar weekplanning aan VZH door te geven. Overigens is het niet langer doorgeven van de planning te wijten aan de onrechtmatige handelwijze van VZH en is zij wel bereid het doorgeven van de planning te hervatten vanaf het moment dat vaststaat dat VZH deze onrechtmatige activiteiten zal (moeten) staken en gestaakt
3.3. VZH heeft verweer gevoerd. Zij betwist het spoedeisend belang van NIV bij het gevorderde. Voorts stelt zij dat VZH ten onrechte in rechte is betrokken nu zij onroerend goed verhuurt maar geen activiteiten ontplooit. Daarnaast betwist zij dat er sprake is van activiteiten in strijd met enige contractuele verhouding dan wel aan te merken als onrechtmatig en doet zij een beroep op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Tenslotte betwist zij dat er sprake is van schade, en tevens de omvang van de gestelde schade.
3.4. Nu zij belang heeft bij een goede planning van het gebruik van het terrein en NIV de tussen partijen gemaakte afspraak betreffende het indienen van een planning, ondanks aanmaning en sommatie door VZH, niet nakomt, vordert VZH, kort samengevat, veroordeling van NIV tot nakoming van deze afspraak op straffe van een dwangsom.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. NIV heeft, gelet op haar ter zitting naar voren gebrachte stellingen, een spoedeisend belang bij het gevorderde. Uit hetgeen ter zitting door NIV naar voren is gebracht, staat voorts voldoende vast dat NIV (mede) beoogt VZH aan te spreken in haar hoedanigheid van bestuurder van Verkeersveiligheidcentrum Zeeland B.V. NIV is derhalve ontvankelijk in haar vorderingen.
4.2. NIV baseert haar vordering in feite op de overtreding door VZH van tussen partijen geldende contractuele verplichtingen voortvloeiende uit de tussen hen op 28 september en 9 oktober 2000 gesloten overeenkomsten. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een kort geding zich niet leent om de inhoud van een tussen partijen gesloten overeenkomst vast te stellen. Ten aanzien van de onderhavige overeenkomsten is tussen partijen echter niet in geschil dat op grond daarvan de verkeersveiligheidstrainingen per 1 oktober 2000 door VZH dan wel haar dochtervennootschap Verkeersveiligheidscentrum Zeeland B.V., zijn overgedragen aan NIV. Tegenover de gemotiveerde betwisting door VZH is door NIV echter voorshands niet voldoende aannemelijk gemaakt dat door VZH verkeersveiligheidstrainingen zijn c.q. worden gegeven en dat daarmee sprake is (geweest) van overtreding van contractuele verplichtingen door VZH. De vorderingen van NIV dienen te worden afgewezen, nu de grondslag daarvoor in kort geding voorshands niet is komen vast te staan.
4.3. Ten aanzien van de reconventionele vordering overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Tussen partijen is vanaf de aanvang van de huurovereenkomst gebruik geweest dat NIV haar planning tijdig aan VZH doorgaf teneinde VZH in de gelegenheid te stellen het gebruik van de terreinen en gebouwen te optimaliseren. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat dit gebruik voortvloeit uit de tussen partijen bestaande contractuele relatie en dat het NIV niet vrijstond om daar eenzijdig een einde aan te maken. In zoverre is de vordering derhalve toewijsbaar. Er van uitgaande dat NIV zich aan die veroordeling zal houden zal aan de veroordeling tot nakoming van dit gebruik vooralsnog geen dwangsom worden verbonden.
4.4. NIV zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, zowel in conventie als in reconventie.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie
wijst het gevorderde af;
in reconventie
beveelt NIV om telkens uiterlijk vier weken tevoren een planning aan VZH door te geven ter zake het gebruik van het verkeerscentrum te Goes bevattende buitenterrein en gebouwen;
in conventie en in reconventie
veroordeelt NIV in de proceskosten aan de zijde van VZH gevallen en tot op heden begroot op € 248,-- wegens griffierechten en € 1.054,00 wegens procureurssalaris;
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 25 september 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
AIJ