ECLI:NL:RBMID:2006:AZ9276

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
5 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
54961 KG ZA 06-222
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op belaging en benadering in kort geding tussen eiseres en gedaagde

In deze zaak vorderde eiseres, die algemeen directeur is van de Dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving van de gemeente Rotterdam, een verbod op belaging door gedaagde, die haar plaatsvervangend directeur was. Eiseres stelde dat gedaagde haar stelselmatig lastigviel door middel van ongewenste correspondentie, waaronder brieven, e-mails en ongevraagde bestellingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sinds augustus 2005 geen stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eiseres meer had plaatsgevonden, en dat gedaagde ter zitting had verklaard eiseres niet meer in de persoonlijke sfeer te benaderen. Hierdoor was er onvoldoende grond om het gevorderde verbod te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wees de vordering van eiseres af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak vond plaats op 5 december 2006.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 5 december 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 222/2006
[eiseres],
wonende te Castricum,
eiseres,
procureur: mr C.J. IJdema,
advocaat: mr J.D. Loorbach,
tegen
[gedaagde],
wonende te Middelburg,
gedaagde,
procureur: mr M.W. Dieleman.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- de dagvaarding;
- de faxbrief van 24 november 2006 van mr Dieleman met productie;
- de faxbrief van 27 november 2006 van mr Dieleman met productie;
- de faxbrief van 27 november 2006 van mr Loorbach met producties;
- de pleitnotities van mr Loorbach;
- de pleitnotities van mr Dieleman.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is algemeen directeur van de Dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (voorheen: Dienst Stedelijk Onderwijs (DSO)) van de gemeente Rotterdam. In die hoedanigheid is zij leidinggevende geweest van [gedaagde], die plaatsvervangend directeur DSO en hoofd van de Directiestaf was. Met betrekking tot het functioneren van [gedaagde] zijn verschillen van inzicht ontstaan. Het geschil is uiteindelijk, onder meer na mediation, aldus opgelost dat in een vaststellingsovereenkomst is vastgelegd dat het dienstverband eindigde per 1 januari 2002.
2.2. Op 5 oktober 2002 heeft [gedaagde] [eiseres] een uitgebreide persoonlijke brief gestuurd, die zich bij de overgelegde stukken bevindt en over de toon en strekking waarvan partijen van mening verschillen. Hierop heeft de wethouder Sociale Integratie van de gemeente Rotterdam [gedaagde] bij brief van 10 oktober 2002 dringend verzocht onmiddellijk te stoppen met dit soort activiteiten. [gedaagde] heeft hierop bij brief van 16 oktober 2002 gereageerd.
2.3. Op 6 oktober 2003 heeft [gedaagde] [eiseres] wederom een persoonlijke brief gestuurd, die zich bij de overgelegde stukken bevindt, en over de toon en strekking waarvan partijen eveneens van mening verschillen.
2.4. Medio juli 2004 heeft [gedaagde] [eiseres] een verjaardagskaart gestuurd. [eiseres] heeft deze bij brief van 17 augustus 2004 geretourneerd en [gedaagde] meegedeeld daar niet van gediend te zijn, net zo min als van zijn e-mails en e-cards. Zij heeft hem dringend verzocht daarmee te stoppen.
Hierop heeft [gedaagde] bij brief van 3 september 2004 gereageerd, welke brief zich bij de overgelegde stukken bevindt en over de toon en strekking waarvan partijen van mening verschillen.
2.5. In de nacht van 22 op 23 juli 2005 heeft [eiseres] vlak na middernacht een verjaardagssms’je ontvangen van [gedaagde].
2.6. Op 22 augustus 2005 heeft [gedaagde] [eiseres] een verjaardagsmail gestuurd, waarin hij onder meer meedeelt bij haar woonhuis in Castricum te zijn geweest.
2.7. Tussen oktober 2002 en augustus 2005 is [eiseres] zowel thuis als op haar werk bedolven onder niet door haar bestelde abonnementen, goederen, boekingen voor weekends in bungalowparken en dergelijke, in totaal 64 bestellingen.
2.8. Bij de door [eiseres] overgelegde stukken bevindt zich een grafologisch rapport van 7 december 2005 van AGB de Monchy c.s., Algemeen Grafisch Bureau, waarin wordt geconcludeerd dat het handschrift op de bestelbonnen waarschijnlijk is “geproduceerd” door [gedaagde].
Bij de door [gedaagde] overgelegde stukken bevindt zich een brief van drs. P.L. Zevenbergen van 23 november 2006, met betrekking tot een door hem uitgevoerde “second opinion”. Drs. Zevenbergen komt tot de conclusie dat hij met aanvullend vergelijkingsmateriaal niet tot een andere conclusie kan komen dan mevrouw De Monchy. Dit laat volgens hem echter onverlet dat een combinatie van in de brief genoemde factoren in zijn beroepspraktijk tot gevolg heeft dat niet is bewezen dat betrokkene de betreffende bonnetjes heeft ingevuld. Volgens hem anders gezegd: “het zou best kunnen, maar het kan niet worden bewezen.”
2.9. In februari 2006 heeft [eiseres] een valentijnskaart ontvangen met de tekst:
“Ook deze valentijn weet jou te vinden. Je bent nooit uit mijn gedachten. Mijn verlangen wordt steeds sterker.”
2.10. Bij brief van 16 maart 2006 heeft de raadsman van [eiseres] [gedaagde] een sommatie gestuurd zijn stalkingsgedrag te staken.
2.11. In oktober 2006 heeft [eiseres] ongevraagd een abonnement op het Veronica MagazinE ontvangen.
3. Het geschil
3.1.1. [eiseres] vordert [gedaagde] met onmiddellijke ingang te verbieden om haar te “belagen” (lastig te vallen) en met name om [eiseres] in enige vorm te benaderen (brieven, e-mail, telefoon of anderszins) en om [eiseres] te (doen) confronteren met door haarzelf niet gedane bestellingen, of met andersoortige acties van derden, op verbeurte van een boete van € 25.000,-- per overtreding, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.1.2. [eiseres] stelt dat zij langdurig en stelselmatig wordt lastiggevallen door [gedaagde]. De door [gedaagde] gestuurde brieven, e-mails, en kaarten, hebben een zodanig persoonlijk, verwijtend/insinuerend en ook bedreigend karakter dat sprake is van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Alleen al hieruit blijkt het onrechtmatig, en ook strafbaar gedrag, met name ook omdat bij herhaling is aangegeven dat [eiseres] hiervan niet is gediend.
Daar komt bij dat tegelijkertijd en volgend op de genoemde correspondentie een lawine van ongevraagde bestellingen over [eiseres] is neergedaald. Er is geen andere verklaring voor een dergelijke malicieuze campagne dan dat [gedaagde] daar achter zit. Bovendien blijkt uit het door [eiseres] overgelegde grafologisch rapport dat het waarschijnlijk is dat [gedaagde] de bestelbonnen heeft ingevuld. [gedaagde] gaat er onder meer blijkens het verjaardagssms'je van uit dat de verjaardag van [eiseres] op 23 juli valt. Dit is echter niet de verjaardag van [eiseres]. Die foute geboortedatum is bij herhaling vermeld op de bestelbonnen, en ook weer op de Veronica-bestelling, die heeft plaatsgevonden na verzending van de sommatiebrief.
3.2. [gedaagde] stelt dat bij hetgeen hem wordt verweten, namelijk belaging, sprake is van stelselmatige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. Indien de gestelde gedragingen alle aan [gedaagde] toegerekend kunnen worden, zou sprake kunnen zijn van stalking.
[gedaagde] stelt echter dat de door hem gestuurde brieven en e-mails niet als stalking kunnen worden aangemerkt. Het gaat om ongeveer één bericht per jaar. De inhoud van de brieven is naar objectieve maatstaven niet bedreigend of intimiderend. [gedaagde] heeft ook niet de bedoeling gehad om [eiseres] te kwetsen of te intimideren. Hij geeft vooral lucht aan zijn ongenoegen over de afwikkeling van het dienstverband. Er is daarnaast geen sprake van enigerlei directe fysieke benadering. Bovendien is de frequentie van ongeveer één keer per jaar niet als stelselmatig aan te merken. [gedaagde] ontkent dat hij de onder r.o. 2.9 genoemde kaart heeft verstuurd.
[gedaagde] betwist gemotiveerd dat de door [eiseres] ontvangen ongevraagde bestellingen door hem zijn gedaan. Het door [eiseres] overgelegde rapport kan volgens hem niet als bewijs worden gebruikt. Hij verwijst hiertoe naar de door hem overgelegde brief van drs. Zevenbergen.
[gedaagde] voert aan dat de kans dat hij [eiseres] nog zal benaderen erg klein is. In de persoonlijke sfeer zal hij misschien alleen nog zijn excuses aanbieden, nu [eiseres] kennelijk zijn brieven als overlast heeft ervaren.
[gedaagde] stelt dat een verbod als gevorderd hem ernstig zou kunnen duperen in zijn beroepsuitoefening, aangezien hij in de zakelijke sfeer mogelijk met [eiseres] te maken krijgt in haar nieuwe werkkring.
4. De beoordeling
4.1. Met uitzondering van de valentijnskaart, genoemd onder 2.9. staat vast dat [gedaagde] de onder het kopje “Feiten” genoemde correspondentie aan [eiseres] heeft gestuurd.
Voorstelbaar is dat het sturen van brieven, kaarten en e-mails, met een inhoud zoals die waarvan in onderhavig geval sprake is als hinderlijk en zelfs intimiderend en bedreigend wordt ervaren door [eiseres], te meer nu [eiseres] meermalen heeft aangegeven aan [gedaagde] niet van dergelijke bejegening gediend te zijn. Het handelen van [gedaagde] betreft een zodanige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] dat het als onrechtmatig moet worden beschouwd. Hieraan doet niet af dat [eiseres] zelf in de dagvaarding heeft gesteld dat “de enkele correspondentie nog te overkomen zou zijn geweest.”
Ten aanzien van de door [eiseres] ontvangen ongevraagde bestellingen, acht de voorzieningenrechter, mede gelet op het overgelegde grafologisch rapport van mevrouw De Monchy, voorshands voldoende aannemelijk dat de betreffende bestelbonnen afkomstig zijn van [gedaagde]. De conclusie van mevrouw De Monchy, dat het handschrift op de bestelbonnen waarschijnlijk is “geproduceerd” door [gedaagde], wordt in de namens [gedaagde] overgelegde second opinion van drs. Zevenbergen niet weersproken. Zoals [gedaagde] zelf ook erkent moet het bestoken van iemand met dergelijke ongewenste bestellingen eveneens als onrechtmatig worden beschouwd.
4.2. Gebleken is echter dat [gedaagde], naar hij zelf stelt na de zomer van 2005, maar in ieder geval na februari 2006 - het tijdstip waarop [eiseres] de onder r.o. 2.9 bedoelde valentijnskaart ontving - geen correspondentie aan [eiseres] meer heeft verstuurd.
Ook de stroom aan ongevraagde bestellingen is sinds augustus 2005 opgedroogd, met uitzondering van het abonnement op het Veronica MagazinE, dat volgens [eiseres] de aanleiding was voor het entameren van onderhavig kort geding.
Gelet op het feit, dat zich sinds augustus vorig jaar geen, althans geen stelselmatige, inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] meer heeft voorgedaan, acht de voorzieningenrechter op dit moment onvoldoende grond aanwezig om een verbod als gevorderd te rechtvaardigen. Daarbij is van belang dat [gedaagde] ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij [eiseres] in de persoonlijke sfeer niet meer zal benaderen.
4.3. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de vordering van [eiseres] af;
- compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
FM