ECLI:NL:RBMID:2006:AZ8673

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
8 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB-06-217
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de functiebeschrijving en plaatsing van een tactisch rechercheur A binnen de Politie Zeeland

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 8 november 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een tactisch rechercheur A, en de Korpsbeheerder van de Politie Zeeland. Eiseres was met ingang van 1 januari 2005 in vaste dienst aangesteld in de functie van tactisch rechercheur A, maar maakte bezwaar tegen de functiebeschrijving en de werkzaamheden die aan haar waren opgedragen. Eiseres stelde dat de feitelijk aan haar opgedragen werkzaamheden aanzienlijk afweken van de functiebeschrijving, en dat zij zelfstandig complexe (zeden) onderzoeken verrichtte, coördineerde en als vraagbaak fungeerde. Het bezwaar van eiseres werd door verweerder deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep bij de rechtbank.

De rechtbank overwoog dat verweerder in het kader van een project 'Organisatieonderhoud' de functies binnen de politie Zeeland opnieuw had beschreven. Eiseres voerde aan dat de motivering van het bestreden besluit tekort schoot, omdat niet was ingegaan op haar bezwaargronden en de verschillen tussen de werkzaamheden van een tactisch rechercheur A en B niet waren onderkend. De rechtbank concludeerde dat de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk was, omdat verweerder niet had aangetoond dat de aan eiseres opgedragen werkzaamheden overeenkwamen met de functiebeschrijving van tactisch rechercheur A.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het griffierecht worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering en de noodzaak voor bestuursorganen om adequaat in te gaan op de bezwaren van betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 06/217
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken inzake
[naam eiseres], wonende te [woonplaats eiseres], eiseres, gemachtigde mr. N.D. Dane, jurist bij de Nederlandse Politiebond te Woerden, tegen de Korpsbeheerder van de Politie Zeeland, verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2005 heeft verweerder eiseres met ingang van 1 januari 2005 in vaste dienst aangesteld in de functie tactisch rechercheur A bij de afdeling Recherche team 2 OSB van de Divisie Recherche van de politie Zeeland in de rang van hoofdagent en de functiebeschrijving van deze functie vastgesteld. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 5 januari 2006 (het bestreden besluit) deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard. Verweerder heeft voorts het verzoek van eiseres om vergoeding van kosten die zij heeft gemaakt in de bezwaarprocedure, afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is op 7 september 2006 behandeld ter zitting. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden drs. P.D. Spies en mr. M. Weimar.
II. Overwegingen
1. In het kader van het project 'Organisatieonderhoud' heeft verweerder alle functies binnen de politie Zeeland (opnieuw) eenduidig en in samenhang beschreven. In het kader daarvan heeft verweerder de functie tactisch rechercheur A beschreven. Verweerder heeft eiseres - voorheen geplaatst in de functie rechercheur A - met ingang van 1 januari 2005 op deze functie geplaatst. Het plaatsingsbesluit is met het bestreden besluit gehandhaafd.
2. Eiseres kan zich met die plaatsing niet verenigen en voert daartoe in beroep aan dat de feitelijk aan haar opgedragen werkzaamheden in belangrijke mate afwijken van hetgeen in de functiebeschrijving van de functie tactisch rechercheur A is opgenomen. Zij verricht, samengevat, zelfstandig complexe (zeden) onderzoeken, coördineert het werk wat zich in dat verband aandient, houdt zich bezig met coaching en begeleiding en zij fungeert als vraagbaak. Volgens eiseres is verzuimd om op de grondslag van het bezwaar te besluiten. Ook is aangevoerd dat de motivering van het bestreden besluit te kort schiet, onder meer doordat niet is ingegaan op de bezwaargronden inzake het weggevallen verschil tussen de werkzaamheden van een taakvolwassen rechercheur A en een rechercheur B en de hiervoor genoemde werkzaamheden van eiseres.
3. Verweerder geeft aan dat is gekozen voor een project van organisatieonderhoud, waarbij de opgedragen functies opnieuw, eenduidig en resultaatgericht zijn beschreven. De opgedragen werkzaamheden die hun grondslag vonden in die functies zijn daarbij niet aangetast. Er is slechts gekozen voor een andere wijze van functiebeschrijving. Feitelijk is er ten aanzien van de oorspronkelijke functie en de opgedragen werkzaamheden voor eiseres niets veranderd. Volgens verweerder gaat het om de vraag of de oorspronkelijk opgedragen werkzaamheden van eiseres overeenkomen met de functiebeschrijving van tactisch rechercheur A. Verweerder beantwoordt die vraag bevestigend.
4. De rechtbank gaat van het volgende uit.
5. Uit het primaire besluit van 11 mei 2005 is af te leiden dat de door eiseres ingediende bedenkingen tegen de voorgenomen plaatsing inhoudelijk zijn beoordeeld door het betrokken diensthoofd, ondersteund door een personeelsfunctionaris en eventueel de directe lijnchef. Bij deze beoordeling is volgens genoemd besluit antwoord gegeven op de vraag of de door eiseres genoemde werkzaamheden wel of niet zijn opgedragen, of de genoemde werkzaamheden al dan niet onder de bijdragegebieden uit de functiebeschrijving tactisch rechercheur A vallen en of er al dan niet een andere functie beschreven moet worden dan wel dat een andere functie moet worden toegewezen. Uit het besluit blijkt voorts dat de hiervoor genoemde beoordeling naar aanleiding van de bedenkingen marginaal door een door verweerder ingestelde commissie is getoetst. Volgens verweerder betekent dit dat is bekeken of de argumentatie voor de getrokken conclusies compleet, voldoende en redelijk is.
6. In genoemd besluit van 11 mei 2005 is naar aanleiding van de bedenkingen van eiseres onder meer het volgende overwogen: 'Door omstandigheden (ziekte collega rechercheur B met als taakaccent zeden) lag de coördinatie van zedenzaken tijdelijk bij u. U bent echter nooit betrokken geweest bij het stellen van prioriteiten en het optreden als informant bij beoordelingen. Daarmee heeft u de coördinatie niet in de volle breedte uitgevoerd. In een onderzoek heeft u de werkzaamheden van tactisch coördinator opgedragen gekregen. Het is niet gewenst u deze werkzaamheden in
de toekomst op te dragen. Bij het uitvoeren van piketdiensten is sprake van het verzamelen en verifiëren van relevante gegevens (o.a. op plaats delict) en het treffen van de eerste maatregelen. Deze taken vallen onder de bijdragegebieden van de functie. Ook de overige door u genoemde werkzaamheden vallen onder de bijdragegebieden van de functie tactisch rechercheur A. Uw functiebeschrijving c.q. plaatsing op de functie behoeft daarom geen aanpassing.'.
7. In haar bezwaarschrift van 1 juli 2005, met bijlagen, is eiseres tegen het besluit van 11 mei 2005 opgekomen, waarbij gemotiveerd en onder vermelding van voorbeelden, is gesteld dat in haar taakuitoefening sprake is van onder meer het opnemen van complexe aangiften in zedenzaken, het verrichten van complexe onderzoeken en dat tevens sprake is van coördinatie en begeleiding. In het bezwaarschrift is vermeld dat dit kan worden bevestigd door de teamleider van eiseres. Als bijlagen zijn onder andere gespreksverslagen van functioneringsgesprekken van 11 juli 2003 en 4 november 2004 opgenomen.
8. Het bestreden besluit is gebaseerd op de overwegingen van het advies van 13 december 2005 van de bezwaaradviescommissie (hierna: de bezwaarcommissie). In dit advies is een weergave opgenomen van hetgeen namens eiseres en verweerder tijdens de hoorzitting van 29 september 2005 van de bezwaarcommissie naar voren is gebracht. Verweerder was, behalve door zijn gemachtigden, ook vertegenwoordigd door J. Dalebout, divisiechef recherche. Uit het advies kan worden afgeleid dat de bezwaarcommissie haar advies heeft gebaseerd op de inhoud van het bezwaardossier en op hetgeen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht. Het advies bevat, voor zover van belang voor de beoordeling van de rechtbank, de volgende overwegingen:
- Naast het structureel uitvoeren van complexe onderzoeken is het onderscheid tussen tactisch rechercheur A en tactisch rechercheur B te vinden in de bijdrage gebieden Coördinatie en Begeleiding.
- Naar het oordeel van de commissie zijn de aan bezwaarde opgedragen werkzaamheden in grote lijnen beschreven in de functiebeschrijving tactisch rechercheur A.
- De beschrijving van tactisch rechercheur B is niet op bezwaarde van toepassing omdat de onderscheidende taakbestanddelen (dagelijkse) Coördinatie en Begeleiding niet aan bezwaarde zijn opgedragen of door haar worden uitgevoerd op de manier zoals dat in de functiebeschrijving tactisch rechercheur B is opgenomen en beschreven.
- Gelet op de opgedragen werkzaamheden in het verleden, de rang en positie van bezwaarde acht de commissie plaatsing van bezwaarde in de functie van tactisch rechercheur A juist en is de functie van tactisch rechercheur A voor bezwaarde als een passende functie aan te merken.
9. Naast voorgaande overwegingen heeft verweerder in het bestreden besluit ten aanzien van de stelling van eiseres dat het taakaccent Zeden niet in de functiebeschrijving tactisch rechercheur A maar wel in de functiebeschrijving tactisch rechercheur B is opgenomen, nog het volgende overwogen: 'Allereerst merk ik op dat het verschil in de functiebeschrijvingen van tactisch rechercheur A en B niet zit in het al dan niet belast zijn met een taakaccent, maar in de bijdragegebieden. De bijdragegebieden binnen de functiebeschrijving van tactisch rechercheur B zijn, naast 'onderzoek' tevens 'begeleiding' en 'coördinatie'. Uw taakaccent 'zeden' is terug te vinden in de functiebeschrijving van tactisch rechercheur A, onder punt 9.1: 'het verrichten van rechercheonderzoek'. Voorts is in de kern van de functiebeschrijving aangegeven: 'Het zelfstandig verrichten van (eenvoudiger) rechercheonderzoek, dan wel het onder begeleiding in moeilijke en langduriger onderzoeken verrichten van deelonderzoeken.'.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
11. Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt: Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Artikel 7:12, eerste lid, van de Awb luidt, voor zover van belang: De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
12. Het organisatieonderhoud in welk kader het primaire besluit van 11 mei 2005 is genomen, is volgens verweerder gebaseerd op de in de Politiewet 1993 aan verweerder gegeven beheersbevoegdheid. Ten behoeve van het reorganisatieonderhoud zijn geen nadere regels in de vorm van beleidsregels of richtlijnen, zoals bijvoorbeeld een uitvoeringsregeling, opgesteld. Bij gebreke daarvan heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen welke uitgangspunten bij de besluitvorming bepalend zijn geweest, hoe de verschillende begrippen (als bijvoorbeeld: 'de opgedragen werkzaamheden', 'complexe onderzoeken' en 'complexere werkzaamheden') zijn gedefinieerd en welke criteria verweerder bij de diverse plaatsingsbesluiten heeft gehanteerd. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat aan de motivering van het bestreden besluit extra eisen moeten worden gesteld.
13. Wat partijen vooral verdeeld houdt, is het antwoord op de vraag wat onder de opgedragen werkzaamheden moet worden verstaan en of eiseres, gelet op die werkzaamheden, terecht op de functie van tactisch rechercheur A is geplaatst.
14. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft verweerder het begrip 'opgedragen werkzaamheden' niet gedefinieerd. Ter zitting is ter zake opgemerkt dat uitsluitend het bevoegd gezag, zijnde de korpsbeheerder, werkzaamheden opdraagt. Bij de beoordeling welke werkzaamheden aan eiseres zijn opgedragen, is de beschrijving van de door haar voorheen vervulde functie rechercheur A voor verweerder uitgangspunt geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid voor dit uitgangspunt kunnen kiezen. In dit kader is door de rechtbank vastgesteld dat door eiseres voorafgaand aan het besluit van 11 mei 2005 niet om functieonderhoud is verzocht.
15. Zoals uit het besluit van 11 mei 2005 blijkt, hebben de bedenkingen van eiseres geleid tot een beoordeling door het betrokken diensthoofd of de door eiseres genoemde werkzaamheden wel of niet zijn opgedragen. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat het verslag van die beoordeling onderdeel uitmaakt van de stukken. De motivering in genoemd besluit als hiervoor vermeld onder 6 is niet als zodanig aan te merken. Voorts ontbreekt in het dossier een stuk waaruit blijkt wat het oordeel is geweest van de commissie die genoemde beoordeling heeft getoetst. De bezwaarcommissie heeft haar advies vervolgens gebaseerd op de inhoud van het bezwaardossier en op hetgeen door partijen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht. Namens verweerder hebben gemachtigden en de betrokken divisiechef recherche het woord gevoerd. Tijdens de zitting van de rechtbank is desgevraagd namens verweerder meegedeeld dat de divisiechef recherche naar aanleiding van gesprekken met de betrokken teamchefs en op basis van eigen ervaring heeft vastgesteld dat aan eiseres geen coördinerende en begeleidende werkzaamheden waren opgedragen. Verslagen van deze gesprekken bevinden zich niet in het dossier. Ter zitting is voorts meegedeeld dat de divisiechef recherche naar aanleiding van het bezwaar van eiseres geen nader contact met het diensthoofd of de teamchef van eiseres heeft gehad. Gelet op genoemde feiten en omstandigheden, waaronder het ontbreken van onder andere gespreksverslagen, en gegeven de aard van de bezwaargronden van eiseres, had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van de bezwaarcommissie gelegen gericht onderzoek te doen naar de aan eiseres opgedragen werkzaamheden. In dit verband komt ook betekenis toe aan de door eiseres in bezwaar overgelegde verslagen van functioneringsgesprekken en de vermelding dat haar teamleider de door haar genoemde werkzaamheden kan bevestigen. Uit het advies, waarvan het verslag van de hoorzitting deel uit maakt, blijkt niet dat de bezwaarcommissie dit onderzoek heeft gedaan. Het bestreden besluit is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet zorgvuldig voorbereid.
16. De hiervoor onder 8 weergegeven motivering van het bestreden besluit, waarin bij herhaling aan 'de opgedragen werkzaamheden' wordt gerefereerd, beoordeelt de rechtbank bij gebreke van een eigen vaststelling door de bezwaarcommissie van de werkzaamheden die ten tijde van belang aan eiseres waren opgedragen, als onvoldoende deugdelijk. Voorts is de tweede overweging van de motivering waar wordt gesteld dat de opgedragen werkzaamheden in grote lijnen beschreven zijn in de functiebeschrijving tactisch rechercheur A niet begrijpelijk voorzover het de vergelijking betreft van de te verrichten onderzoeken. In de functiebeschrijving rechercheur A is als hoofdbestanddeel van de functie onder meer bepaald dat de rechercheur rechercheonderzoeken verricht, de benodigde informatie verzamelt, alleen en in groepsverband, gericht op alle delicten van meer complexe aard. In de functiebeschrijving tactisch rechercheur A is als kern van de functie onder meer bepaald dat de rechercheur zelfstandig (eenvoudiger) rechercheonderzoek verricht, dan wel dat hij onder begeleiding in moeilijke en langduriger onderzoeken deelonderzoeken verricht. Gelet op het voorgaande had verweerder nader en gemotiveerd moeten ingaan op de gronden van bezwaar waarin door eiseres gemotiveerd is gesteld dat zij zelfstandig complexe onderzoeken verricht. Voorts is uit de derde overweging van de motivering op te maken dat voor toepasselijkheid van een functiebeschrijving niet alleen beslissend is of de werkzaamheden zijn opgedragen maar dat die toepasselijkheid ook kan volgen uit de vaststelling dat de in de functiebeschrijving vermelde werkzaamheden worden uitgevoerd. Hiervan uitgaande had een nadere motivering moeten worden gegeven waarom desondanks plaatsing op de functie van tactisch rechercheur A juist is te achten. Ook in voornoemde zin schiet de motivering tekort.
17. Naar het oordeel van de rechtbank is ook de hiervoor onder 9 weergegeven motivering niet deugdelijk in de zin dat, anders dan wordt gesteld, het belast zijn met een taakaccent wel onderscheidend is in de functiebeschrijvingen van tactisch rechercheur A en B. Uitsluitend in de beschrijving van de functie tactisch rechercheur B is onder 'Kern van de functie' bepaald dat daaronder is te verstaan: het (in projectverband) zelfstandig verrichten van gespecialiseerde uitvoerende werkzaamheden/taakaccenten en/of het coördineren van werkzaamheden ter realisatie van gestelde doelen'. Gelet op het voorgaande is de motivering dat het taakaccent Zeden is op te vatten als 'het verrichten van rechercheonderzoek' als vermeld in de functiebeschrijving van tactisch rechercheur A, onbegrijpelijk. Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat in het bestreden besluit ten onrechte niet is ingegaan op de stelling van eiseres dat er feitelijk geen verschil bestaat tussen de werkzaamheden van een taakvolwassen rechercheur A en een rechercheur B.
18. De conclusie van het voorgaande is dat het bestreden besluit in rechte geen stand houdt. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb worden vernietigd.
19. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met in achtneming van deze uitspraak; bepaalt dat Politie Zeeland aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,- (honderdenachtendertig euro) vergoedt; veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op € 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door Politie Zeeland aan eiseres. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2006 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier. De griffier is buiten staat om te tekenen.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene: In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd. Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld. Afschrift verzonden op: