ECLI:NL:RBMID:2006:AZ8618

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
4 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB-05-922
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving tegen illegaal recreatief gebruik van een woning in Zoutelande

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 4 augustus 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een eigenaar van een woning in Zoutelande, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder om handhavend optreden tegen het recreatieve gebruik van een aangrenzende woning, die in strijd met het bestemmingsplan als zomerwoning werd gebruikt, te weigeren. Eiser vreesde overlast en een waardedaling van zijn eigen woning door het toeristische gebruik van het pand. De rechtbank heeft vastgesteld dat het pand in kwestie sinds 1973 als recreatiewoning wordt gebruikt en dat er geen concreet uitzicht op legalisatie bestaat. De rechtbank overwoog dat handhavend optreden in deze situatie onevenredig zou zijn in verhouding tot de belangen van de eigenaar van het pand, die het al jarenlang als zomerwoning gebruikt. De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiser, die momenteel geen overlast ondervindt, niet opwegen tegen het belang van de eigenaar van het pand. Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat er geen bewijs was van ongelijke behandeling in vergelijkbare gevallen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, waarmee het besluit van verweerder in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 05/922
Inzake: [eiser], wonende te Zoutelande, eiser,
tegen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 23 maart 2005, verzonden 29 maart 2005, heeft verweerder geweigerd handhavend op te treden tegen het recreatieve gebruik van de woning [adres 3e belanghebbende] te Zoutelande.
Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij besluit van 16 augustus 2005, verzonden 22 augustus 2005, het bezwaar ongegrond verklaard.Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 29 juni 2006 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde W. Boogaard. Derde-belanghebbende, de eigenaar van het pand [adres 3e belanghebbende], is niet ter zitting verschenen.
II. Overwegingen
1.Eiser is sinds 6 december 2004 eigenaar en bewoner van de woning [adres eiser] te Zoutelande. Het aangrenzende pand [adres 3e belanghebbende] is in eigendom bij [3e belanghebbende]. De eigenaar heeft het pand in gebruik als zomerwoning.
2.Eiser heeft in verband met het recreatieve gebruik van het pand verweerder - onder meer bij brief van 13 december 2004 - verzocht om helderheid te verschaffen over de geldende bestemming voor het pand [adres 3e belanghebbende].
3.Verweerder heeft dit verzoek opgevat als een verzoek om handhavend op te treden en dit verzoek bij besluit van 23 maart 2005 afgewezen.
4.Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld, dat het pand [adres 3e belanghebbende] in strijd met het geldende bestemmingsplan in gebruik is als zomerwoning, zodat verweerder bevoegd is tot handhaven. Verweerder meent echter dat handhavend optreden in dit geval zodanig onevenredig zou zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden behoort te worden afgezien. Verweerder heeft daartoe in aanmerking genomen dat het pand [adres 3e belanghebbende] reeds sinds een groot aantal jaren, tenminste vanaf 1973, recreatief wordt gebruikt en dat jegens de opvolgende eigenaren nimmer vanuit de gemeente te kennen is gegeven dat de woning wordt gebruikt in strijd met de bestemming. Met betrekking tot de belangen van eiser heeft verweerder in overweging genomen dat het pand [adres 3e belanghebbende] niet voor permanente bewoning werd gebruikt op het moment dat eiser zijn woning kocht en dat hij wist of kon weten dat het pand reeds een groot aantal jaren als zomerwoning werd gebruikt. Eiser heeft bovendien aangegeven geen overlast te ondervinden van het huidige gebruik, maar dat hij gewone buren wenst te hebben, met wie hij een normale buurrelatie kan opbouwen. Verweerder meent dat deze belangen minder zwaar wegen dan het belang van de eigenaar van de woning bij het voortgezet gebruik van de woning als zomerwoning.
5.Eiser meent dat verweerder met zijn belang geen rekening houdt. Eiser vreest dat na mogelijke verkoop van [adres 3e belanghebbende] dit pand gemiddeld 40 weken per jaar door vakantie vierende toeristen zal worden bewoond. Ook is hij beducht voor een forse waardedaling van zijn woning door het toekennen van een recreatieve bestemming aan het pand [adres 3e belanghebbende].
Daarnaast stelt hij dat hij op het moment van aankoop van zijn woning meende te mogen aannemen dat het pand [adres 3e belanghebbende] op grond van de Verordening tweede woningen van de gemeente Veere na verkoop de bestemming permanente woning zou krijgen. Het niet handhavend optreden staat, aldus eiser, loodrecht op het door verweerder gevoerde beleid om de leefbaarheid in de kernen te verbeteren door het terugdringen van het aantal tweede woningen. Tenslotte doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel en een in een persoonlijk gesprek door de burgemeester ingenomen, van het standpunt van verweerder afwijkende, standpunt.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. Blijkens de stukken is het pand [adres 3e belanghebbende] in 1963 gebouwd als garage. Vervolgens is het pand in ieder geval vanaf 1973 in gebruik als recreatiewoning. De huidige eigenaar, [3e belanghebbende], heeft het pand in eigendom sinds februari 1990 en gebruikt het pand sindsdien als zomer/recreatiewoning.
7. Vanaf 5 oktober 2004 heeft eiser in brieven aan de gemeente Veere en in gesprekken met vertegenwoordigers van de gemeente om informatie verzocht met betrekking tot de bestemming, die op het perceel [adres 3e belanghebbende] rust. Verweerder is zich eerst ten gevolge van dit verzoek om informatie bewust geworden van de omstandigheid dat het gebruik als zomerwoning strijdig is met de op het perceel rustende bestemming.
8.Deze bestemming is op grond van het bestemmingsplan “Bebouwde Kom Zoutelande” de bestemming EG: eengezinshuizen in gesloten bebouwing met bijbehorende erven. Ingevolge artikel 6 van de aan het bestemmingsplan verbonden voorschriften zijn deze gronden bestemd voor de bouw van woningen. Artikel 18 van de voorschriften bepaalt dat bouwwerken en onbebouwde gronden als bedoeld in artikel 6 uitsluitend worden gebruikt voor en in verband met bewoning. Het huidige gebruik van [adres 3e belanghebbende] als zomer(recreatie)woning is derhalve strijdig met het bestemmingsplan. Verweerder is dan ook bevoegd om tot handhaving over te gaan.
9.Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
10. De rechtbank stelt vast dat in deze zaak geen concreet uitzicht op legalisatie bestaat. De belangen, die in dit geval met handhavend optreden worden gediend zijn het algemeen belang gelegen in de handhaving van het bestemmingsplan en het belang van eiser, die vooral vreest voor overlast ten gevolge van het gebruik van het pand [adres 3e belanghebbende] als recreatiewoning.
11.Met betrekking tot het belang van eiser is gebleken dat eiser thans geen enkele overlast ondervindt van het gebruik als recreatiewoning door de huidige eigenaar. Eiser vreest echter dat die situatie anders zal zijn na verkoop van het pand, omdat niet valt uit te sluiten dat dan sprake zal zijn van toeristisch gebruik van de woning gedurende 40 weken per jaar met de daarbij behorende mogelijke overlast. Nu eiser geen overlast ondervindt in de huidige situatie legt zijn belang naar het oordeel van de rechtbank thans geen groot gewicht in de schaal.
12.Ten aanzien van het belang van handhaving van het bestemmingsplan is naar het oordeel van de rechtbank van belang dat is gebleken dat verweerder een nieuw bestemmingsplan voorbereidt waarin de bestemming van het pand [adres 3e belanghebbende] nader wordt bezien. Tegen de achtergrond hiervan is er ruimte om het belang van het handhaven van het bestemmingsplan niet van doorslaggevende betekenis te achten.
13.Tegenover de voornoemde belangen staat het belang van [3e belanghebbende]. Dat belang moet als zwaarwegend worden aangemerkt. Als tot handhaving wordt overgegaan zal hij immers het pand [adres 3e belanghebbende] ofwel moeten verkopen ofwel daar permanent moeten gaan wonen. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking, dat [3e belanghebbende] de woning reeds 16 jaar als recreatiewoning heeft kunnen gebruiken, zonder dat verweerder daartegen is opgetreden.
14.Op grond van het hierboven weergegeven feitencomplex en bij afweging van de genoemde belangen komt de rechtbank tot de conclusie dat, in dit geval handhavend optreden zodanig onevenredig zou zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat moet worden geoordeeld dat verweerder daarvan terecht heeft afgezien.
15. Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet aangezien de rechtbank niet is gebleken van een situatie waarin gelijke gevallen ongelijk worden behandeld. Ditzelfde geldt voor het beroep op een door de burgemeester ingenomen standpunt in deze zaak nu de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat sprake is van een uitspraak waaraan eiser het gerechtvaardigde vertrouwen mocht ontlenen dat handhavend zou worden opgetreden.
16. De conclusie van het voorgaande is dat het bestreden besluit in rechte stand houdt. Het beroep is ongegrond.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2006 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Bins-Scheffer, griffier. Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: