ECLI:NL:RBMID:2006:AZ5804
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van premievaststelling werknemersverzekeringen en procesorde in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 29 november 2006 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Zwemer, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de premievaststelling over de jaren 2000 tot en met 2003, na een eerdere beslissing van verweerder op 19 oktober 2005. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiseres tegen de premievaststelling over 1999 gegrond, maar het bezwaar tegen de premievaststelling over de jaren 2000 tot en met 2003 ongegrond. Eiseres had ook bezwaar gemaakt tegen een boete-oplegging, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in haar bezwaarschrift van 12 september 2005 geen gronden had aangevoerd met betrekking tot de premievaststelling over de jaren 2000 tot en met 2003. Verweerder had eiseres de gelegenheid gegeven om deze gronden aan te vullen, maar eiseres heeft hier geen gebruik van gemaakt. In het bestreden besluit heeft verweerder de premievaststelling gehandhaafd, omdat eiseres de gronden van bezwaar niet had kenbaar gemaakt. Eiseres voerde aan dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd en dat verweerder ten onrechte niet op de gronden van bezwaar was ingegaan die in een eerdere brief waren opgenomen.
De rechtbank overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bezwaarschrift de gronden van bezwaar moet bevatten. Aangezien eiseres niet tijdig de gronden had aangevoerd, heeft de rechtbank geoordeeld dat de gronden pas in beroep zijn aangevoerd en dat dit strijdig was met de goede procesorde. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en verklaarde het beroep ongegrond.