ECLI:NL:RBMID:2006:AZ5774

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
24 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/1407
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een onherroepelijke uitspraak inzake besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 24 maart 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 2 maart 1995. De verzoeker had tegen deze eerdere uitspraak geen hoger beroep ingesteld, waardoor deze onherroepelijk was geworden. De verzoeker diende op 12 maart 2002 een verzoek tot herziening in, dat door de rechtbank werd afgewezen. Op 15 december 2005 diende de verzoeker opnieuw een verzoek tot herziening in, ditmaal op basis van nieuwe gegevens die voortkwamen uit een klacht tegen de orthopedisch chirurg E.T. Schuijt, die in 1994 als deskundige was aangewezen. De verzoeker stelde dat de tuchtrechtelijke procedures die volgden op deze klacht nieuwe feiten aan het licht hadden gebracht die een andere kijk op de zaak gaven.

De rechtbank overwoog dat de procedures bij het Regionaal Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege na de eerdere uitspraak van 2 maart 1995 plaatsvonden. Hierdoor was er geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hadden plaatsgevonden, zoals vereist volgens artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het herzieningsverzoek kennelijk ongegrond was en besloot het onderzoek te sluiten en onmiddellijk uitspraak te doen.

De rechtbank verklaarde het verzoek tot herziening ongegrond, en de indiener van het verzetschrift heeft de mogelijkheid om verzet te doen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De uitspraak werd gedaan door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Smeenk, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________
UITSPRAAK
met toepassing van artikel 8:54, eerste lid,
van de Algemene wet bestuursrecht
_____________________________________________
Reg.nr.: Awb 05/1407
Inzake: [verzoeker], wonende te Ouddorp, verzoeker,
tegen: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
I. Procesverloop
Bij uitspraak van 2 maart 1995 heeft de rechtbank de beroepen van verzoeker tegen de besluiten van het bestuur der Nieuwe Industriële Bedrijfsvereniging (thans: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) van 19 oktober 1993 (AAW/WAO 93/732) en 19 april 1994 (AAW/WAO 94/432) ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft hiertegen geen hoger beroep ingesteld, zodat genoemde uitspraak na het verstrijken van de daarvoor geldende termijn onherroepelijk is geworden.
Bij verzoekschrift van 12 maart 2002 heeft verzoeker om herziening van de uitspraak van 2 maart 1995 verzocht. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen.
Verzoeker heeft op 15 december 2005 opnieuw een verzoek tot herziening ingediend.
II. Overwegingen
1. De aanleiding voor het herzieningsverzoek is de klacht van verzoeker tegen de orthopedisch chirurg E.T. Schuijt, die in 1994 door de rechtbank als deskundige werd aangewezen. Volgens verzoeker heeft de op deze klacht gevolgde tuchtrechtelijke procedure - de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege Den Haag (beslissing van 12 oktober 2004) en bij het Centraal Tuchtcollege (beslissing van 10 november 2005) - nieuwe gegevens opgeleverd die een wezenlijk andere kijk geven op de gegevens zoals die ten tijde van de uitspraak van de rechtbank van 2 maart 1995 bekend waren.
2. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
3. Ingevolge 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de rechtbank op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4. De rechtbank stelt vast dat de procedures bij het Regionaal Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege plaatsvonden na de uitspraak van de rechtbank van 2 maart 1995. Derhalve is geen sprake van nieuwe feiten en omstandigheden die reeds voor de uitspraak (2 maart 1995) hebben plaatsgevonden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. Hetgeen door verzoeker is aangevoerd kan dan ook niet leiden tot herziening van voornoemde uitspraak. Het herzieningsverzoek is aldus kennelijk ongegrond.
5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het onderzoek met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb te sluiten en onmiddellijk uitspraak te doen.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het verzoek tot herziening ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2006 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Smeenk, griffier.
Ingevolge artikel 8:55, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen deze uitspraak verzet doen bij de rechtbank. Het doen van verzet geschiedt door een gemotiveerd verzetschrift in te dienen bij de rechtbank binnen een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Afschrift verzonden op: