vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
zaaknummer / rolnummer: 50779 / HA ZA 05-642
Vonnis van 22 november 2006
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.A. DE WITTE BEHEER B.V.,
gevestigd te 's-Gravenpolder,
eiseres,
procureur mr R. Drent,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te 's-Gravenpolder,
gedaagde,
procureur mr E.H.A. Schute,
advocaat mr W.H. Lindhout te Bergen op Zoom,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOSSEN LABORATORIES INT. B.V.,
gevestigd te Weert,
gedaagden,
procureur mr E.H.A. Schute,
advocaat mr D.M. Lamers te Eindhoven.
Partijen zullen hierna De Witte, [g[gedaagde sub 1]ub 1] en Vossen genoemd worden.
De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 maart 2006;
- het proces-verbaal van comparitie van 15 juni 2006.
De feiten
De Witte is eigenares van het bedrijfspand aan de Spoorstraat 51 te 's Gravenpolder. In dit pand is een landbouwmechanisatiebedrijf gevestigd geweest. De vloer van het bedrijfspand is daardoor verontreinigd met vuil, oliën en vetten. [gedaagde sub 1] heeft met De Witte een aannemingsovereenkomst gesloten voor de verbouwing van de loods tot winkelruimte door middel van het plaatsen van wanden, het aanbrengen van een zoldering en systeemplafonds. Aanvullend heeft [gedaagde sub 1] een offerte uitgebracht voor het ontdoen van de bestaande betonvloer van olie en vetten. De Witte heeft daartoe opdracht verleend. Omdat het resultaat De Witte tegenviel heeft De Witte zich gewend tot Vossen. Vossen is een onderneming die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie en verkoop van technische onderhoudsmiddelen, zoals reiniging-, conserveer-, smeer- en desinfecteermiddelen.
De Witte vordert - samengevat - te verklaren voor recht dat, primair [gedaagde sub 1] en subsidiair Vossen, tegenover De Witte toerekenbaar tekort is geschoten, meer subsidiair dat [gedaagde sub 1] en/of Vossen onrechtmatig tegenover De Witte hebben gehandeld, met veroordeling van [g[gedaagde sub 1]ub 1] en Vossen tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van [gedaagde sub 1] en/of Vossen tot betaling van een voorschot van € 70.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2005 en met veroordeling van [gedaagde sub 1] en Vossen in de kosten van de procedure.
De Witte legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Zij heeft medio 2004 een aannemingsovereenkomst gesloten met [gedaagde sub 1] om de vloer te ontvetten en te ontdoen van verontreiniging. [gedaagde sub 1] heeft de daarvoor benodigde middelen betrokken van Vossen. Na de schoonmaakwerkzaamheden bleek de vloer niet vrij van verontreiniging te zijn. Vossen heeft toen geadviseerd om de vloer te reinigen met een schrobmachine en met een reguliere allesreiniger en om de vloer vervolgens te etsen, schoon te maken en te behandelen met Clear Coat. Na deze behandeling zou de vloer na een halve dag zijn uitgehard. De Witte heeft de Clear Coat bij [gedaagde sub 1] besteld, die deze vervolgens heeft betrokken van Vossen. Vossen heeft de Clear Coat geleverd aan [gedaagde sub 1] die de Clear Coat op zijn beurt heeft geleverd aan De Witte. De Witte heeft de Clear Coat volgens het verwerkingsadvies van Vossen en [gedaagde sub 1] aangebracht. Spoedig daarna begon de coating af te bladderen. Een andere medewerker van Vossen, Groenendijk, heeft tegenover De Witte verklaard dat het eerder door Vossen gegeven verwerkingsadvies ondeugdelijk was. Hij heeft geadviseerd WB Coat (epoxy) aan te brengen. De Witte heeft een klein proefvlak aangebracht. Het resultaat was niet bevredigend. Vossen heeft bij brief van 20 januari 2005 [gedaagde sub 1] aangeboden om tegen betaling van de openstaande nota's minus een korting van € 1.250,00 10 liter Alumex en 90 liter epoxy coating te leveren. [gedaagde sub 1] heeft de brief voor akkoord ondertekend. Deskundigen hebben vastgesteld dat Vossen verkeerde adviezen heeft verstrekt. De vloer had eerst opgeruwd dienen te worden. De huidige epoxylaag dient te worden verwijderd voordat een nieuwe coating kan worden aangebracht. De kosten bedragen ongeveer € 40.000,00 exclusief omzetbelasting. De winkel zal dan 4 weken gesloten moeten zijn. Dat leidt tot een bedrag van € 94.500,00 aan omzet en extra kosten. Rekening houdende met de kosten van het aanbrengen van een nieuwe coating bedraagt de schade € 144.000,00 exclusief omzetbelasting.
[gedaagde sub 1] voert verweer. [gedaagde sub 1] is bij de door Vossen gegeven adviezen niet meer betrokken geweest. De Witte heeft zich door Vossen laten adviseren om Clear Coat toe te passen. Vossen heeft de Clear Coat in de winkelruimte afgeleverd. De Witte heeft de extra benodigde Clear Coat ook rechtstreeks bij Vossen opgehaald. [gedaagde sub 1] betwist dat hij op enig moment heeft aangegeven dat de Clear Coat is aangebracht overeenkomstig het advies van Vossen. [gedaagde sub 1] heeft daar geen bemoeienis mee gehad. Tussen De Witte en [gedaagde sub 1] heeft geen andere contractuele relatie bestaan dan de opdracht tot het verbouwen van de loods tot winkelruimte en het ontdoen van de vloer van olie en vetten. [gedaagde sub 1] is niet verantwoordelijk voor de door Vossen gegeven adviezen. Zij betwist de door De Witte gepresenteerde schadeopstelling.
Vossen voert eveneens verweer. Zij betwist dat een contractuele relatie heeft bestaan tussen haar en De Witte. Zij heeft een koopovereenkomst gesloten met [gedaagde sub 1]. Nadat [gedaagde sub 1] de vloer in opdracht van De Witte had gereinigd en De Witte over het resultaat niet tevreden was, heeft [gedaagde sub 1] Vossen gevraagd om naar de vloer te komen kijken. Vossen heeft vervolgens aan [gedaagde sub 1] voorgesteld om een coating met de naam Clear Coat aan te brengen. De Witte heeft deze coating vervolgens zelf aangebracht. Het is voor Vossen niet duidelijk wanneer De Witte het middel heeft toegepast, of zij de voorschriften heeft nageleefd en of zij lang genoeg heeft gewacht met het belasten van de vloer. Vossen betwist dat zij zelf rechtstreeks advies heeft gegeven aan De Witte. Vossen heeft vrijblijvend meegewerkt aan het vinden van een oplossing. Zij betwist de door De Witte geraadpleegde deskundigen gegeven adviezen. Haar voorstel om een laag epoxy coating aan te brengen is door [gedaagde sub 1] geaccepteerd. Zij betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld en de door De Witte gestelde exorbitant hoge schade.
De beoordeling
De rechtbank zal eerst het verweer van [gedaagde sub 1] behandelen en vervolgens het door Vossen gevoerde verweer.
De Witte baseert haar vordering op het feit dat de door haar aangebrachte Clear Coat zich onvoldoende heeft gehecht. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft De Witte verklaard dat zij contact heeft opgenomen met [gedaagde sub 1] met de vraag of de heer [V.] langs kon komen en dat de heer [V.] Clear Coat heeft geadviseerd en dat zij, De Witte, vervolgens de Clear Coat volgens het advies van [V.] heeft aangebracht. Nu bovendien volgens de eigen stelling van De Witte deskundigen hebben geconstateerd dat de oorzaak van de onvoldoende hechting is gelegen in de verkeerde adviezen van [V.] en Groenendijk, beiden vertegenwoordigers in dienst van Vossen, valt niet in te zien welk verwijt [gedaagde sub 1] in dit verband treft. Aan [gedaagde sub 1] kan niet worden verweten dat hij het op dit gebied gespecialiseerde bedrijf Vossen erbij heeft betrokken. Het enkele feit dat Vossen de bestelling van de Clear Coat vervolgens via [gedaagde sub 1] heeft laten lopen maakt [gedaagde sub 1] niet aansprakelijk. Niet gebleken is dat [gedaagde sub 1] enige rol van betekenis heeft gespeeld bij de door Vossen verstrekte adviezen of de uitvoering daarvan. De rechtbank zal de vordering voor zover gericht tegen [gedaagde sub 1] derhalve afwijzen.
Als niet weersproken staat vast dat [V.] heeft geadviseerd om de vloer te reinigen met een schrobmachine en met een reguliere allesreiniger, daarna de vloer te etsen, schoon te maken en tenslotte te behandelen met Clear Coat. Na een halve dag zou de vloer volgens hem zijn uitgehard. Uit het door De Witte als productie 5 overgelegde bericht van Groenendijk aan [gedaagde sub 1] leidt de rechtbank af dat De Witte de Clear Coat heeft aangebracht overeenkomstig het door [V.] gegeven advies, maar dat de door [V.] geadviseerde methode het beschermen van metalen tegen roest ten doel heeft, en dat voor het conserveren van vloeren nodig is om meerdere lagen aan te brengen en dat dit laatste niet is gebeurd. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het door [V.] gegeven advies onjuist is geweest en geleid heeft tot de ontstane situatie en de mogelijk daaruit voortvloeiende schade. Vossen heeft niet bestreden dat zij aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit de door haar vertegenwoordigers, waaronder [V.], gegeven adviezen. Vossen heeft de hoogte van de door De Witte gestelde schade betwist. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de door De Witte gestelde schade niet eenvoudig, zonder nader bewijs en/of deskundigenbericht is vast te stellen. De rechtbank zal de vorderingen, door Vossen in de inleidende dagvaarding onder l meer subsidiair, en ll, voor zover betrekking hebbende op Vossen, toewijzen. Gesteld noch gebleken is dat De Witte reeds kosten in verband met de door haar gestelde schade heeft moeten maken of op korte termijn zal moeten maken, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet voor het toewijzen van het gevorderde voorschot.
De Witte dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [g[gedaagde sub 1]ub 1] en Vossen dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van De Witte.
De beslissing
De rechtbank
- wijst de vordering van De Witte op [g[gedaagde sub 1]ub 1] af;
- veroordeelt De Witte in de kosten van het geding welke aan de zijde van [g[gedaagde sub 1]ub 1] tot aan dit moment worden begroot op € 1.100,00 wegens griffierecht en € 904,00 wegens procureurssalaris;
- verklaart voor recht dat Vossen tegenover De Witte onrechtmatig heeft gehandeld;
- veroordeelt Vossen tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- veroordeelt Vossen in de kosten van het geding welke aan de zijde van De Witte tot aan dit moment worden begroot op € 1.540,00 wegens griffierecht, € 71,93 wegens overige verschotten en € 904,00 wegens procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad met uitzondering van de gegeven verklaring voor recht;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2006.?