ECLI:NL:RBMID:2006:AZ1061
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident bij koopovereenkomst van een woning
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, ging het om een bevoegdheidsincident dat voortvloeide uit een koopovereenkomst van een woning. De eiser in de hoofdzaak, die tevens gedaagde in het incident was, vorderde betaling van een contractuele boete van € 19.000,-- van de gedaagden in de hoofdzaak, die eiser in het incident waren. De gedaagden stelden dat de rechtbank niet bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, omdat zij van mening waren dat de hoofdregel van bevoegdheid, zoals vastgelegd in de EG-Verordening 44/2001, niet in dit geval van toepassing was. De rechtbank moest beoordelen waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, in casu de koopovereenkomst, diende te worden uitgevoerd. Dit werd beoordeeld aan de hand van het Nederlandse IPR, met name artikel 4 van het EVO-Verdrag, dat bepaalt dat de overeenkomst wordt beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst verbonden is. De rechtbank concludeerde dat de koopovereenkomst onder Nederlands recht viel, aangezien de eiser in de hoofdzaak in Nederland woonde en de woning zich ook in Nederland bevond. Hierdoor was de Nederlandse rechter bevoegd om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank wees de vordering van de gedaagden in het incident af en veroordeelde hen in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 15 maart 2006.