ECLI:NL:RBMID:2006:AZ1061

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
49922 HA ZA 05-531
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident bij koopovereenkomst van een woning

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, ging het om een bevoegdheidsincident dat voortvloeide uit een koopovereenkomst van een woning. De eiser in de hoofdzaak, die tevens gedaagde in het incident was, vorderde betaling van een contractuele boete van € 19.000,-- van de gedaagden in de hoofdzaak, die eiser in het incident waren. De gedaagden stelden dat de rechtbank niet bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, omdat zij van mening waren dat de hoofdregel van bevoegdheid, zoals vastgelegd in de EG-Verordening 44/2001, niet in dit geval van toepassing was. De rechtbank moest beoordelen waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, in casu de koopovereenkomst, diende te worden uitgevoerd. Dit werd beoordeeld aan de hand van het Nederlandse IPR, met name artikel 4 van het EVO-Verdrag, dat bepaalt dat de overeenkomst wordt beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst verbonden is. De rechtbank concludeerde dat de koopovereenkomst onder Nederlands recht viel, aangezien de eiser in de hoofdzaak in Nederland woonde en de woning zich ook in Nederland bevond. Hierdoor was de Nederlandse rechter bevoegd om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank wees de vordering van de gedaagden in het incident af en veroordeelde hen in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 15 maart 2006.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 15 maart 2006 in de zaak van:
rolnr: 531/2005
[eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het i[eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident],
wonende te Lamswaarde, gemeente Hulst,
eiser in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident,
procureur: mr. J. Schuttkowski,
tegen:
1. [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub1] en
2. [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 2],
beiden wonende te België, 2660 Antwerpen-Hoboken, aan de Krugerstraat 251,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
procureur: mr. A.I. Cambier.
1. Het verloop van de procedure
De volgende processtukken zijn gewisseld:
In de hoofdzaak:
- dagvaarding.
In het incident:
- incidentele conclusie houdende onbevoegdheid;
- conclusie van antwoord exceptie van onbevoegdheid.
2. De feiten in het incident
2.1. Bij overeenkomst van 8 januari 2005 heeft eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident - verder: [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] - aan gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident - verder: [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] - verkocht de woning aan de [adres] te Lamswaarde, gemeente Hulst - verder: de woning - tegen een koopsom van € 190.000,--.
2.2. In de overeenkomst is een boetebeding opgenomen. Artikel 12 lid 2 luidt, voorzover hier van belang:
“Bij ontbinding van de overeenkomst zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van verbeuren die gelijk is aan tien procent (10%) van de totale koopprijs, onverminderd het recht op verdere schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal. (…)”
2.3. In de koopovereenkomst is tevens een domiciliekeuze vastgelegd. Artikel 16 luidt:
“Deze akte zal berusten, en partijen kiezen terzake van deze overeenkomst domicilie, ten kantore van de in artikel 3 genoemde notaris.”
2.4. [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] vordert in de hoofdzaak betaling door [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] aan [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] van een contractuele boete van € 19.000,-- met rente, en aanvullende schadevergoeding, met ingang van 1 september 2005 tot de dag waarop de woning zal zijn verkocht en geleverd aan een derde. Daarnaast vordert [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] veroordeling van [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] in de proceskosten.
[eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] stelt daartoe dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van de zijde van [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit voornoemde koopovereenkomst, door niet mee te werken aan de levering van de woning. [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft op grond daarvan de overeenkomst ontbonden.
3. Het geschil in het incident
3.1. Volgens [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] is deze rechtbank niet bevoegd om van onderhavig geschil kennis te nemen.
Zij stellen dat de hoofdregel aan de hand waarvan de bevoegdheid moet worden beoordeeld is vastgelegd in artikel 2 van de EG-Verordening 44/2001 - verder: de Verordening - jo. art. 6 Rechtsvordering. Volgens deze hoofdregel is bevoegd de rechter van het land waar de gedaagde partij gewoonlijk verblijft. [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] beroept zich ten onrechte op de alternatieve bevoegdheidsregel van artikel 5 lid 1 sub a van de Verordening jo. de artikelen 6 en 103 Rv. De omstandigheid dat partijen domicilie hebben gekozen ten kantore van de in de koopovereenkomst genoemde notaris, en de omstandigheid dat de onroerende zaak waarop de koopovereenkomst betrekking heeft gelegen is in het arrondissement Middelburg, doen niet ter zake. Het kiezen van een domicilie betreft geen forumkeuze als bedoeld in artikel 23 van de Verordening, terwijl de door [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] ingestelde vordering geen betrekking heeft op een onroerende zaak, maar op het betalen van een geldsom uit hoofde van een (overeengekomen) boete/schadevergoeding.
Artikel 5 lid 1 sub a van de Verordening bepaalt dat de rechter van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt is uitgevoerd of had moeten worden uitgevoerd, bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Het Hof van Justitie heeft uitgemaakt dat de aangezochte rechter aan de hand van het op de overeenkomst toepasselijke recht moet vaststellen wat de plaats van de uitvoering van de verbintenis is, welke beslissing ook van toepassing is op de bevoegdheidsregels van artikel 5 van de Verordening.
[eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] stelt dat het toepasselijke recht dient te worden beoordeeld aan de hand van artikel 4 van het EVO-Verdrag. In casu moet de kenmerkende prestatie, het betalen van een geldsom, worden geleverd door [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] wonen in België en hebben daar hun gewone verblijfplaats zodat op de overeenkomst Belgisch recht van toepassing is. Naar Belgisch recht moet de overeenkomst c.q. de verbintenis daaruit tot het betalen van een geldsom worden uitgevoerd ten huize van de schuldenaar. Er is naar Belgisch recht sprake van een “haalschuld”. Nu de overeenkomst in België moet worden uitgevoerd, mist artikel 5 lid 1 sub a van de Verordening toepassing en is op grond van de hoofdregel de Belgische rechter bevoegd van het geschil kennis te nemen.
3.2. [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] heeft gemotiveerd bestreden dat de rechtbank Middelburg niet bevoegd zou zijn om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
Hij stelt dat partijen voor wat betreft de uitvoering van de koopovereenkomst uitdrukkelijk en schriftelijk zijn overeengekomen domicilie te kiezen ten kantore van de notaris te Hulst. Partijen hebben daarmee bedoeld dat geschillen voortvloeiend uit de uitvoering van de koopovereenkomst zullen worden afgewikkeld in Nederland. De rechter in het arrondissement van de notaris te Hulst, rechtbank Middelburg, is derhalve bevoegd van onderhavig geschil kennis te nemen.
[eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] stelt voorts dat zijn vordering tot voldoening van de contractueel bedongen boete en vergoeding is gebaseerd op de tekortkoming van [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] in de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst. Van een autonome verbintenis tot vergoeding van schade en contractuele boete is dan ook geen sprake. Aan de hand van artikel 4 EVO-Verdrag dient vervolgens te worden bepaald welk recht van toepassing is op de koopovereenkomst. Als de meest kenmerkende prestatie heeft te gelden de levering van de woning door [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] en de medewerking daaraan door [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] In de koopovereenkomst is domicilie gekozen ten kantore van de notaris te Hulst, de betaling van de koopsom door [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] verliep via het administratiekantoor Haulez te Hulst, de leveringsakte moet op grond van artikel 1 van de Wet op het notarisambt ten overstaan van een Nederlandse notaris gepasseerd worden omdat het onroerend goed in Nederland is gelegen en de levering moet in het Nederlandse Kadaster worden ingeschreven. Nu de koopovereenkomst in Nederland had moeten worden uitgevoerd en de vorderingen van [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] tot ontbinding van de koopovereenkomst en vergoeding van schade en de contractuele boete voortvloeien uit de niet-nagekomen verbintenis van [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] uit de koopovereenkomst is op grond van artikel 5 lid 1 a van de Verordening de Nederlandse rechter bevoegd van onderhavig geschil kennis te nemen.
4. De beoordeling van het geschil in het incident
4.1. Ingevolge artikel 2 van de Verordening worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Daarnaast kent de verordening nog regels van bijzondere bevoegdheid.
Ingevolge artikel 5 lid 1 sub a van de Verordening kan een (rechts)persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat ten aanzien van een verbintenis uit overeenkomst worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd.
Artikel 23 van de Verordening bepaalt dat het gerecht of de gerechten van een lidstaat bevoegd is of zijn, dat/die partijen hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen onstaan.
4.2. De rechtbank zal eerst beoordelen of zij op grond van artikel 5 lid 1 sub a van de Verordening bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
In dat opzicht is van belang wat moet worden verstaan onder “een verbintenis uit overeenkomst” zoals bedoeld in artikel 5 sub 1. Partijen verschillen daarover van mening.
In het algemeen geldt dat tot “verbintenissen uit overeenkomst” als bedoeld in artikel 5 sub 1 niet alleen de verplichtingen behoren die rechtstreeks uit de overeenkomst voortvloeien, maar ook de verplichtingen die in de plaats treden van de niet-nagekomen contractuele verplichtingen, zoals de verplichting tot schadevergoeding wegens wanprestatie, ook wanneer deze vervangende verplichting direct uit de wet voortvloeit. Is, zoals in het onderhavige geval, de eis gebaseerd op een vervangende verplichting, dan is niet de plaats van uitvoering van die vervangende verplichting, maar de plaats van uitvoering van de contractuele verplichting waarvan de niet-nakoming wordt aangevoerd ter rechtvaardiging van de vervangende verplichting beslissend voor de bevoegdheid ex artikel 5 sub 1 van de Verordening. Niet de vervangende maar de vervangen verplichting is dus competentiescheppend, in casu de koopovereenkomst.
In verband met de beoordeling van de bevoegdheid is vervolgens aan de orde de vraag waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, in casu de koopovereenkomst, dient te worden uitgevoerd.
Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van het Nederlandse IPR, in dit geval in het bijzonder artikel 4 EVO-Verdrag. Ingevolge lid 1 van dit artikel wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst verbonden is, terwijl in lid 2 wordt bepaald dat vermoed wordt dat de overeenkomst het nauwst verbonden is met het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten haar gewone verblijfplaats heeft. Als kenmerkende prestatie heeft in casu te gelden de levering van de woning door [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident].
[eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] woont in Nederland en de woning ligt in Nederland.
Uit het voorgaande volgt dat de koopovereenkomst wordt beheerst door Nederlands recht en dat derhalve de Nederlandse rechter, in casu deze rechtbank, bevoegd is.
4.3. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank Middelburg reeds op grond van artikel 5 lid 1 sub a van de Verordening bevoegd om van onderhavig geschil kennis te nemen.
De standpunten van partijen over en weer met betrekking tot de vraag of de domiciliekeuze in de koopovereenkomst moet worden beschouwd als een forumkeuze, en daarmee samenhangend of de rechtbank op grond van artikel 23 van de Verordening bevoegd is, behoeven dan ook geen nadere bespreking.
De rechtbank zal de vordering in het incident afwijzen en [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten.
5. De beslissing
De rechtbank:
in het incident:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident] begroot op € 452,--aan procureurssalaris;
in de hoofdzaak:
- verwijst de zaak naar de rolzitting van 5 april 2006 voor het nemen van een conclusie van antwoord door [eiser in de hoofdzaak, gedaagde in het incident];
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende- Mulder Smit en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 maart 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
FM