ECLI:NL:RBMID:2006:AZ0928

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
29 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
36626 HA ZA 02-532
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterechte weigering van opdracht tot het maken van de onderbouw van een scheidingsinstallatie door Sagro Holding Zeeland B.V.

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg, stond de weigering van Sagro Holding Zeeland B.V. om een opdracht tot het maken van de onderbouw van een scheidingsinstallatie centraal. De rechtbank oordeelde dat Sagro deze opdracht ten onrechte had geweigerd, aangezien het maken van dergelijke installaties tot haar core-business behoort. De zaak volgde op een tussenvonnis van 12 oktober 2005, waarin Sagro werd uitgenodigd om zich uit te laten over eerdere overwegingen van de rechtbank. In haar akte betwistte Sagro de stellingen van de rechtbank, maar de rechtbank oordeelde dat de door Sagro aangevoerde argumenten niet voldoende waren om haar eerdere oordeel te wijzigen.

De rechtbank constateerde dat Sagro in haar communicatie naar buiten toe, met name op haar website, had aangegeven ruime ervaring te hebben met beton- en bouwkundige werken. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de opdracht tot het maken van de onderbouw van de scheidingsinstallatie wel degelijk tot de core-business van Sagro behoort. Ondanks dat Sagro stelde dat zij deze werkzaamheden vaak in onderaanneming laat uitvoeren, was dit niet in lijn met de informatie die zij zelf had verstrekt.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat Sagro in schuldeisersverzuim was en dat de schade die zij had geleden, te wijten was aan haar eigen handelen. De vordering van Kombinatie Middelplaat Westerschelde V.O.F. (KMW) tot schadevergoeding werd afgewezen. Sagro werd veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank werden begroot op een totaal van € 13.632,--, inclusief griffierecht en salaris van de procureur. Dit vonnis werd uitgesproken op 29 maart 2006 door mr. S.M.J. van Dijk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 29 maart 2006 in de zaak van:
rolnr: 532/02
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sagro Holding Zeeland B.V.,
kantoorhoudende te ’s-Heerenhoek, gemeente Borsele,
eiseres (hierna: Sagro),
procureur: mr. S.D. Spruijt,
tegen:
1. de vennootschap onder firma Kombinatie Middelplaat Westerschelde V.O.F,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch en kantoorhoudend te Hoek, gemeente Terneuzen,
alsmede haar beherende vennoten:
2. de naamloze vennootschap Heymans N.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Rosmalen,
3. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging Wayss & Freytag A.G.,
gevestigd en kantoorhoudend in Frankfurt, Duitsland,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TBI Beton- en Waterbouw Voormolen B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
5. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging S.A. Franki Construct N.V.,
gevestigd te Luik, België, en
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BAM NMB Beton-Industrie-bouw B.V.,
gevestigd te Breda,
gedaagden (hierna in enkelvoud: KMW),
procureur: mr. I.P. de Groot.
1. Het verdere verloop van de procedure
Bij tussenvonnis van 12 oktober 2005 is de zaak aangehouden, opdat Sagro zich bij akte kon uitlaten. Vervolgens heeft Sagro een akte genomen.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1. In haar akte gaat Sagro eerst in op – en betwist zij – hetgeen de rechtbank in haar tus-senvonnis heeft overwogen met betrekking tot de gestelde incomplete offerte inzake het de-monteren en afvoeren van de zgn. blindringen. Sagro was evenwel niet in de gelegenheid gesteld op die overwegingen te reageren. Voorts geldt dat Sagro in haar akte slechts verwijst naar en citeert uit al eerder ingediende processtukken; zij doet geen beroep op nieuwe omstan-digheden. Al om deze twee redenen ziet de rechtbank in hetgeen haar aldus wordt aangereikt geen grond om haar oordeel te wijzigen; zij blijft bij hetgeen zij in voormeld tussenvonnis omtrent de bedoelde incomplete offerte heeft overwogen.
2.2. Voorts laat Sagro zich – zoals haar was gevraagd – uit over mededelingen op haar web-site, waarnaar KMW in haar laatste akte ter onderbouwing van haar stellingen heeft verwezen. Die verwijzing vond plaats in het kader van aan KMW toegelaten bewijs; zij diende (voor zo-ver thans van belang) te bewijzen dat Sagro (onder meer) een opdracht tot het maken van de onderbouw van een scheidingsinstallatie ten onrechte had geweigerd omdat die opdracht wel haar core-business betrof. In haar tussenvonnis heeft de rechtbank reeds overwogen dat het door KMW aangedragen bewijs – getuigenverklaringen en uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zeeland – wijzen in de richting van het wel tot de core-business van Sagro behoren van deze opdracht. De verklaringen van door Sagro voorgebrachte getuigen riepen daaromtrent evenwel weer twijfel op; echter constateerde de rechtbank ook dat hetgeen door laatstgenoemde getuigen was verklaard niet overeen kwam met de – door KMW genoemde – website van Sagro, waarin Sagro zelf stelt “ruime ervaring te hebben opgedaan met uitvoeren van hei- beton- en bouwkundige werken”. Uit die “ruime ervaring” mag immers worden afgeleid dat betonbouw wèl tot de core-business van Sagro behoort.
2.3. Sagro erkent in haar akte dat voormelde zinsnede op haar website stond. Zij betwist ook niet de daar genoemde “ruime ervaring”. Zij stelt wel dat zij de bedoelde hei- beton- en bouw-kundige werken veelal in onderaanneming laat uitvoeren. Dat stond evenwel niet op de web-site. Op grond van de inhoud van door KMW overgelegde stukken – uittreksels uit het han-delsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zeeland en voormelde website – moet naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat Sagro zelf naar buiten uitdroeg dat de uitvoering van opdrachten in de sfeer van betonbouw één van haar activiteiten was – en derhalve tot haar core-business behoren. Onder die omstandigheden zal het feit dat Sagro (kennelijk) zelf geen expertise voor dit soort opdrachten in huis heeft en deze in onderaanne-ming laat uitvoeren, niet tot het oordeel kunnen leiden dat die opdrachten toch niet tot haar core-business behoren.
2.4. Aldus staat als voldoende bewezen vast dat Sagro de opdracht tot het maken van de on-derbouw van een scheidingsinstallatie ten onrechte heeft geweigerd omdat die opdracht wel haar core-business betrof. Ten aanzien van die opdracht – met een waarde van € 541.716,-- – staat vast dat Sagro in schuldeisersverzuim was. Zoals reeds in het tussenvonnis onder 2.5 overwogen, moet thans worden vastgesteld dat Sagro het niet hebben gekregen van opdrach-ten tot in ieder geval een bedrag van € 783.127,07 aan zichzelf te wijten heeft. Had zij deze opdrachten wel aangenomen, dan had zij voor het volle, tussen partijen overeengekomen be-drag van € 680.670,32 opdrachten gekregen.
2.5. Gelet op het hiervoor overwogene stelt de rechtbank vast dat de door Sagro gestelde schade aan haarzelf is te wijten. De vordering tot vergoeding ervan door KMW zal worden afgewezen. Sagro zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3. De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt Sagro – uitvoerbaar bij voorraad – in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van KMW begroot op € 3.632,-- aan griffierecht en € 10.000,-- aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 maart 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
SD