ECLI:NL:RBMID:2006:AZ0497
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot opheffing van beslag en beëindiging van bewaring door de Ontvanger van de Belastingdienst
In deze zaak vorderde eiser, [eiser], de opheffing van beslag op zijn gereedschappen en de beëindiging van de bewaring door de Ontvanger van de Belastingdienst Zuidwest. Eiser had een onderneming, Houtbouw Staalconstructie Zeeland, en was in financiële problemen geraakt, wat leidde tot het opleggen van verschillende belastingaanslagen. De Ontvanger had op 17 mei 2006 beslag gelegd op de roerende zaken van eiser en had besloten tot afsluiting van het bedrijfspand, omdat eiser in hechtenis was genomen en niet in staat was om een pandakte te ondertekenen. Eiser stelde dat het beslag onrechtmatig was, omdat de gereedschappen niet vatbaar waren voor beslag volgens artikel 447 Rv.
De rechtbank oordeelde dat de Ontvanger onrechtmatig had gehandeld door het bedrijfspand van eiser af te sluiten, omdat er onvoldoende aanleiding was voor deze maatregel. De rechtbank stelde vast dat de afsluiting van het bedrijfspand verder ging dan wat artikel 446 Rv toestaat, namelijk het behoud van de beslagen zaken. De rechtbank oordeelde dat de Ontvanger aansprakelijk was voor de schade die eiser had geleden door de onrechtmatige afsluiting van zijn bedrijf. Eiser had recht op een voorschot op de schadevergoeding van € 10.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot opheffing van het beslag op de gereedschappen werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat het beslag niet onrechtmatig was gelegd.
De uitspraak werd gedaan door voorzieningenrechter mr. H.A. Witsiers op 11 juli 2006. De Ontvanger werd veroordeeld in de kosten van het geding en de vordering tot beëindiging van de bewaring en afsluiting werd toegewezen, met een dwangsom voor het geval de Ontvanger hier niet aan voldeed.