ECLI:NL:RBMID:2006:AY9320

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
24 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
53327 KG 06-133
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen vader en zoon over ontruiming van woning binnen maatschap akkerbouwbedrijf

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 24 augustus 2006, gaat het om een geschil tussen een vader en zijn zoon die samen een akkerbouwbedrijf exploiteren in maatschapsverband. De zoon woont met zijn gezin in een woning die door de vader in de maatschap is ingebracht. Door jarenlange verstoorde verhoudingen heeft de vader zijn deelneming in de maatschap beëindigd en vordert hij de ontruiming van de woning door de zoon. De vader stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, terwijl de zoon betwist dat hij de woning moet verlaten en stelt dat hij financieel in staat is het bedrijf over te nemen. De voorzieningenrechter heeft de zaak verwezen voor mediation, waarbij een deskundige is benoemd om te bemiddelen tussen de partijen. De voorzieningenrechter heeft de beslissing in deze zaak aangehouden in afwachting van de uitkomst van de mediation. De vader heeft de woning ingebracht in de maatschap en stelt dat de zoon geen recht heeft om in de woning te blijven wonen, terwijl de zoon aanvoert dat hij altijd de bedoeling heeft gehad het bedrijf over te nemen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat partijen moeten meewerken aan de mediation en dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot de pro forma zitting op 2 november 2006.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 24 augustus 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 133/2006
[eiser],
wonende te Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland,
eiser,
procureur: mr. B. van Leeuwen,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland,
gedaagde,
procureur: mr. H. van Es.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als de vader en de zoon.
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- dagvaarding met bijlagen;
- akte overlegging stukken zijdens de vader;
- brief d.d. 11 augustus 2006 met bijlage zijdens de vader;
- pleitnotitie zijdens de zoon.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 17 augustus 2006, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2. De feiten
2.1. Partijen exploiteren sinds 1 mei 1985 in maatschapsverband een akkerbouwbedrijf. Met ingang van 1 mei 1998 hebben partijen hiertoe een akte van maatschap opgesteld en ondertekend. In die akte is, voorzover van belang, het navolgende opgenomen:
“(…)
Einde van de maatschap
Artikel 17
17.1 Elk der vennoten heeft het recht om zonder opgaaf van redenen zijn deelneming in de maatschap te beëindigen door opzegging, tegen het einde van een boekjaar, zulks met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 6 maanden. Opzegging dient bij aangetekend schrijven of deurwaardersexploot te geschieden.
(…)
Voortzetting
Artikel 19
19.1 In geval van ontbinding van de maatschap op de gronden, genoemd in artikel 17, heeft de overblijvende vennoot het recht om de maatschapsactiviteiten hetzij alleen, hetzij met anderen, voort te zetten, mits zijn wens daartoe schriftelijk te kennen gevende aan de defungerende vennoot, of diens rechtverkrijgenden, binnen 6 maanden na de ontbinding van de maatschap.
19.2 Als overblijvende vennoot wordt aangemerkt:
- de vennoot, die blijft buiten de omstandigheden, als bedoeld in artikel 17;
- de vennoot aan wie wordt opgezegd, tenzij opzegging is geschied wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de maatschapsovereenkomst, in welk geval de opzeggende vennoot als overblijvende vennoot wordt aangemerkt;
- in de situaties als bedoeld in artikel 17.1 en 17.2.e: de vennoot sub 1, (vrz: de vader).
Overneming en verblijving
Artikel 20
20.1 Indien de overblijvende vennoot van het recht op voortzetting van de
maatschapsactiviteiten gebruik maakt, zal ten aanzien van het maatschaps-
vermogen het volgende geschieden:
(…)
a2. In aanvulling op het bepaalde in a1, geldt terzake van de woning, waarvan
de eigendom conform het bepaalde in artikel 3.3.1 is ingebracht, dat indien
deze ten tijde van het eindigen van de maatschap door vennoot sub 2 wordt
bewoond, terwijl de onderneming van de maatschap door vennoot sub 1 wordt
voortgezet, dat deze woning binnen drie maanden in vrije staat dient te worden
opgeleverd (derhalve onbewoond en onverhuurd);
(…).”
2.2. De woning aan de [adres] te Colijnsplaat (hierna: de woning) is door de vader ingebracht in de maatschap. De woning grenst aan de bedrijfsgebouwen en aan de landbouwgronden.
De zoon woont met zijn gezin om niet in de woning.
2.3. Sedert enige jaren zijn de verhoudingen tussen de vader en de zoon ernstig verstoord en verricht de zoon feitelijk geen werkzaamheden meer voor het akkerbouwbedrijf.
2.4. Bij aangetekend schrijven van 22 september 2005 heeft de vader zijn deelneming in de maatschap beëindigd door opzegging tegen 30 april 2006. Voorts heeft hij aan de zoon medegedeeld dat hij het bedrijf voortzet en de zaken uit de maatschap overneemt.
2.5. Bij aangetekende brief van 10 mei 2006 heeft de zoon aan de vader medegedeeld dat hij de maatschap wenst voort te zetten.
3. Het geschil
3.1. De vader vordert, kort samengevat, primair ontruiming van de woning met machtiging om die ontruiming zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, alsmede veroordeling van de zoon in de kosten van het geding.
De vader stelt daartoe dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen.
In de akte van maatschap is in artikel 19.2, derde gedachtenstreepje, geregeld dat de vader de overblijvende vennoot is in het geval de maatschap door hem wordt beëindigd door opzegging. Deze regeling is specifiek in het onderhavige geval en met reden opgenomen in de akte. Het betreft geen standaardbepaling. Op grond van artikel 20.1.a2 van de maatschapsakte dient de zoon in het onderhavige geval de woning te verlaten.
De vader heeft tot opzegging besloten in verband met de jarenlange verstoorde verhoudingen tussen partijen als gevolg van een ernstig familieconflict.
De vader betwist dat de zoon op grond van de maatschapsakte in het onderhavige geval moet worden aangemerkt als overblijvende vennoot. Hij heeft derhalve geen recht om in de woning te blijven wonen. Bovendien is dit, gelet op de verstoorde verhoudingen, onmogelijk, aangezien de woning grenst aan de bedrijfsgebouwen en aan de percelen grond. Het is niet langer wenselijk dat partijen elkaar iedere dag blijven treffen.
Voorts stelt de vader dat hij de eigendom van de woning heeft ingebracht in de maatschap en dat hij gedurende de afgelopen jaren hoofdzakelijk alleen werkzaamheden voor de maatschap heeft verricht. Verder kan de vader, gelet op zijn leeftijd, nergens meer boeren als hij dit bedrijf kwijtraakt en het bedrijf is, na het verlies van zijn zoon, nog het enige wat hij over heeft. Tenslotte betwist de vader dat de zoon in staat is om overname van het bedrijf van de vader te financieren.
Subsidiair vordert de vader aanhouding van de zaak voor de duur van een maand en benoeming van een mediator voor het geval het de voorzieningenrechter niet verstandig voorkomt om thans een uitspraak te doen ten aanzien van de primaire vordering. Indien partijen in het kader van de mediation niet tot een oplossing in der minne komen, verzoekt de vader alsnog te beslissen op de primaire vordering.
3.2. De zoon betwist het spoedeisend belang van de vader bij de gevraagde voorzieningen.
Op grond van artikel 19.2 dient de zoon, bij opzegging van de maatschapsovereenkomst door de vader, te worden aangemerkt als overblijvende vennoot. Deze bepaling is tegenstrijdig met de bepaling waarop de vader zich beroept. Indien partijen hieromtrent geen overeenstemming kunnen bereiken, dienen partijen de in de maatschapsakte in artikel 26 voorgeschreven weg ter beslechting van hun geschillen te volgen. Gelet hierop bestaat er thans geen grond om tot ontruiming van de woning door de zoon en zijn gezin te komen. Dit nog afgezien van de omstandigheid dat zij geen vervangende woonruimte hebben en hij de woning met eigen financiële middelen heeft verbouwd.
De zoon stelt verder dat het altijd de bedoeling van partijen is geweest dat hij het bedrijf van de vader over zou nemen. Voorts stelt de zoon dat hij hiertoe financieel ook in staat is. Hij is sedert zijn achttiende levensjaar in het bedrijf werkzaam geweest tot vijf jaar geleden. Sedertdien heeft de vader hem belet nog langer werkzaam te zijn in het bedrijf.
Tenslotte stelt de zoon dat de bepaling waarop de vader zich beroept in de maatschaps-overeenkomst is opgenomen zonder dat hij hiervan de mogelijke gevolgen destijds heeft overzien. Hij heeft in dat verband volledig op zijn vader en hun bedoelingen indertijd vertrouwd.
Ten aanzien van de subsidiaire vordering van de vader deelt de zoon mede dat hij bereid is om mee te werken aan mediation teneinde te bezien of ten aanzien van het zakelijke conflict een oplossing in der minne kan worden bereikt.
4. De beoordeling
4.1. Gelet op de subsidiaire vordering van de vader, de bereidheid van de zoon om hieraan zijn medewerking te verlenen en op de omstandigheid dat de voorzieningenrechter ter terechtzitting al heeft aangegeven dat het, gelet op de wederzijdse belangen van partijen, verstandig voorkomt om in ieder geval ten aanzien van het onderhavige zakelijke conflict tussen partijen te trachten door middel van mediation tot een oplossing te komen, zal de voorzieningenrechter de beslissing in deze zaak aanhouden in afwachting van de uitkomst van mediation tussen partijen.
De voorzieningenrechter zal hiertoe een mediator als deskundige benoemen.
Bepaald zal worden dat de deskundige de voorzieningenrechter dient te rapporteren over het resultaat van de bemiddelingsgesprekken, in die zin dat deze rapportage bij een positieve uitslag van de mediation tevens een weerslag bevat van de afspraken die partijen met elkaar hebben gemaakt. Bij een negatieve uitslag van de mediation kan worden volstaan met een korte rapportage met daarin de conclusie dat partijen niet tot afspraken zijn kunnen komen.
4.2. De voorzieningenrechter heeft een bij het Nederlands Mediation Instituut aangesloten bemiddelaar, de heer D. Meijer, Prof. Bronkhorstlaan 10, bld. H, 3723 MB Bilthoven, benaderd. Deze heeft zich in staat en bereid verklaard de opdracht te aanvaarden, zodat de voorzieningenrechter hem zal benoemen tot bemiddelaar in deze zaak. De voorzieningenrechter heeft van de mediator begrepen dat met hem afspraken zijn te maken over de plaats waar de mediation plaats kan vinden.
Hij wordt verzocht te trachten om, vooralsnog alleen ten aanzien van het zakelijke geschil tussen partijen, partijen begrip te laten opbrengen voor hun standpunten over en weer en de communicatie tussen hen op gang te brengen zodat zij kunnen komen tot afspraken met betrekking tot de afwikkeling van de maatschap dan wel voortzetting van de bedrijfsactiviteiten en de bewoning van de woning in welke vorm en hoedanigheid dan ook, los van de ernstig verstoorde familieband tussen partijen. Indien daartoe ruimte is, kan getracht worden om in het kader van de bemiddeling, geheel of op onderdelen, overeenstemming te bereiken.
4.3. Gelet op de aard van het geschil zullen partijen, in afwachting van de definitieve kostenveroordeling, in beginsel ieder voor de helft worden belast met betaling van het voorschot terzake de kosten van de deskundige.
4.4. De behandeling van de zaak zal in afwachting van de bemiddeling en de rapportage daaromtrent, alsmede rekeninghoudend met de in de vordering van de vader opgenomen termijn, worden aangehouden en worden verwezen naar de terechtzitting van 2 november 2006 pro forma. Partijen zullen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op de rapportage en zich uit te laten omtrent het door hen gewenste verdere verloop van de procedure.
4.5. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- bepaalt dat een deskundigenbericht door één deskundige zal worden uitgevoerd, en verzoekt deze uitvoering te geven aan de onder 4.2. omschreven bemiddeling;
- benoemt tot deskundige: de heer D. Meijer
Prof. Bronkhorstlaan 10, bld. H
3723 MB Bilthoven;
- bepaalt dat de procureur van de vader zal zorgdragen voor spoedige toezending van (afschriften) van de processtukken aan de deskundige;
- beveelt partijen gevolg te geven aan de oproep van de deskundige om te verschijnen voor de bemiddelingsgesprekken;
- verzoekt de deskundige een schriftelijk rapport van zijn bevindingen ter griffie te deponeren voor de datum waarnaar deze zaak pro forma zal worden verwezen;
Indien er voorafgaand aan de pro forma datum nog niet gerapporteerd kan worden, verzoekt de voorzieningenrechter de deskundige daarvan, en van de oorzaak, mededeling te doen;
- bepaalt dat de verwijzing voor 10 uren zal plaatsvinden;
- bepaalt dat in afwachting van een beslissing over de proceskosten door ieder van partijen voor de helft een door de rechtbank, op basis van de door de deskundige aan de griffier van deze rechtbank ingezonden begroting, te bepalen voorschot ter griffie dient te worden gedeponeerd en dat de bemiddeling niet zal aanvangen voordat dit is geschied;
- houdt de behandeling van deze zaak aan tot de terechtzitting van 2 november 2006 pro forma;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 24 augustus 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
cb