ECLI:NL:RBMID:2006:AY9165

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
20 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
47984 HA ZA 2005-257
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van schuldsanering door LBC International Services B.V. en Stichting Sadra Schulden Advies Raad

In deze zaak vorderden eisers, H. [eisers] en A.J. [eiser sub 2], schadevergoeding van LBC International Services B.V. en Stichting Sadra Schulden Advies Raad, omdat zij meenden dat deze partijen hun schuldsaneringswerkzaamheden niet naar behoren hadden uitgevoerd. De eisers stelden dat er geen belastingaangifte was gedaan over het jaar 2002, wat leidde tot een hogere ambtshalve aanslag. Daarnaast waren er uitstaande verkeersboetes te laat betaald, wat resulteerde in verhogingen, en was er een betalingsregeling met incassobureau Solveon niet nagekomen, waardoor hun woning executoriaal was verkocht voor een lager bedrag dan bij onderhandse verkoop mogelijk zou zijn geweest. De eisers vorderden een verklaring voor recht dat LBC en/of Sadra schadeplichtig waren en vroegen om een schadevergoeding van € 140.000,--, vermeerderd met rente en kosten.

De rechtbank oordeelde dat de vordering tegen [gedaagde sub 4] werd afgewezen, omdat er geen grondslag voor aansprakelijkheid was aangetoond. LBC/Sadra voerde aan dat zij een inspanningsverplichting hadden en dat zij de beschikbare middelen hadden aangewend voor de aflossing van schuldeisers. De rechtbank stelde vast dat het niet doen van belastingaangifte geen tekortkoming van LBC/Sadra was, aangezien dit niet hun taak was. De eisers hadden niet voldoende onderbouwd dat de schulden bij Comfort Card en de Direktbank waren opgelopen door toedoen van LBC/Sadra. De rechtbank concludeerde dat de stellingen van de eisers onvoldoende waren om hun vordering te onderbouwen.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vordering af en veroordeelde de eisers in de proceskosten aan de zijde van LBC, Sadra en [gedaagde sub 4]. Dit vonnis werd uitgesproken op 20 september 2006 door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 47984 / HA ZA 05-257
Vonnis van 20 september 2006
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
beiden wonende te Achthuizen,
eisers,
procureur mr. E.H.A. Schute,
advocaat mr. E.S.L. Bos-Veterman te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LBC INTERNATIONAL SERVICES B.V.,
gevestigd te Goes,
2. de stichting
STICHTING SADRA SCHULDEN ADVIES RAAD,
gevestigd te Goes,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te Zierikzee,
gedaagden,
procureur mr. C.J. IJdema,
advocaat mr. M.A.D. Bol te Rotterdam.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 augustus 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 19 december 2005
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek tevens houdende overlegging producties
- akte uitlating producties.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
2.1 LBC, met betrekking tot de in geschil zijnde werkzaamheden, opgevolgd door Sadra, voert in haar onderneming activiteiten in het kader van schuldbemiddeling uit. [gedaagde sub 4] is directeur van LBC en voorzitter van Sadra.
2.2 Partijen hebben een overeenkomst gesloten, op grond waarvan LBC/Sadra gedurende de periode 2002-2004 werkzaamheden heeft verricht voor eisers (verder in enkelvoud [eisers]) bestaande uit het saneren van hun schuldenlast. In de op 6 augustus 2002 door [eisers] ondertekende overeenkomst staat vermeld:
“Ondergetekenden
De heer H. [eisers]
en
Mevrouw A.J. [eiser sub 2]
Verklaren hierbij, dat alle inkomsten die zij ontvangen tot wederopzegging zullen worden gestort op rekening … ten name van LBC BV Beheer Derdengelden.
En geven tevens toestemming om het door LBC International Services BV opgestelde en besproken aflossingsschema uit te voeren.
LBC International Services BV is niet verantwoordelijk voor de aflossingsverplichtingen van de heer en mevrouw [eisers]. Wanneer door het ontbreken van inkomsten niet aan de aflossingverplichtingen voldaan kan worden is LBC International Services BV hier niet verantwoordelijk voor.
LBC International Services BV zal geen enkele betalingsverplichting ten behoeve van een schuldeiser van de heer en mevrouw [eisers] aangaan.
De heer en mevrouw [eisers] blijven te allen tijde zelf verantwoordelijk voor de ontstane schulden en de aflossingverplichtingen.
De heer en mevrouw [eisers] zullen geen verplichtingen met derden aangaan zonder dat hier overleg is geweest met LBC International Services BV.
Wanneer mocht blijken dat niet aan de gemaakte afspraken gehouden wordt, zal LBC International Services BV direct de werkzaamheden voor de heer en mevrouw [eisers] staken en tevens alle schuldeisers hiervan op de hoogte stellen.
LBC International Services BV behoudt zich het recht voor om maandelijks een bedrag van de derdenrekening over te maken ter voldoening van uitgevoerde werkzaamheden.”
Het geschil
3.1 [eisers] vordert
- voor recht te verklaren dat LBC en/of Sadra schadeplichtig is/zijn jegens hem uit hoofde van de in de dagvaarding genoemde feiten en
- LBC, Sadra en [gedaagde sub 4] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd te veroordelen tot betaling van € 140.000,--, vermeerderd met rente en kosten en/of
- te verwijzen naar de schadestaatprocedure voor zover de schade zich nog niet laat begroten.
Daarnaast vordert hij zowel primair als subsidiair veroordeling van LBC, Sadra en [gedaagde sub 4] in de proceskosten.
[eisers] stelt dat [gedaagde sub 4] de schuldsaneringswerkzaamheden middels LBC/Sadra niet naar behoren heeft verricht. Er heeft geen belastingaangifte plaatsgevonden over 2002, hetgeen tot een (hogere) ambtshalve aanslag heeft geleid. Voor het doen van belastingaangiftes zijn wel uren in rekening gebracht door LBC/Sadra. Uitstaande verkeersboetes zijn te laat betaald, waardoor deze zijn verhoogd. Wegens het niet nakomen van een betalingsregeling met incassobureau Solveon heeft de hypotheekhouder de woning van [eisers] executoriaal verkocht voor een lager bedrag dan zij bij onderhandse verkoop zou hebben opgebracht. LBC/Sadra heeft ten onrechte de in december 2002 beschikbare
€ 737,25 niet aangewend ter aflossing van de hypotheekachterstand. Op de schulden bij Comfort Card en de Directbank is niet afgelost, waardoor zij nog hoger zijn opgelopen. Van de overgemaakte gelden op de derdenrekening zijn diverse nota’s aan een besloten vennootschap genaamd LBC International voldaan, waarvan [gedaagde sub 4] directeur-grootaandeelhouder is. [eisers] verwijt LBC/Sadra dat deze niet in heeft willen gaan op een aanbod tot borgstelling van de familie [V.] voor € 25.000,--. [V.] heeft hiervan afgezien, toen [gedaagde sub 4] hem mededeelde dat het een “bodemloze put” was. Ten slotte stelt [eisers] dat de bij conclusie van antwoord gevoegde rekening en verantwoording van LBC/Sadra niet klopt en bij haar facturen een urenspecificatie ontbreekt. [eisers] stelt dat de afspraak was dat € 40,-- per maand gedeclareerd zou worden. Hem was niet kenbaar gemaakt dat aan de hand van een tarievenlijst gedeclareerd zou worden.
3.2 [gedaagde sub 4] stelt dat de vordering jegens hem moet worden afgewezen, nu iedere grondslag voor aansprakelijkheid van hem ontbreekt.
LBC/Sadra concludeert eveneens tot afwijzing van de vordering. Op grond van de overeenkomst tussen partijen rust op haar een inspanningsverplichting, waaraan zij heeft voldaan. Zij heeft de haar door [eisers] ter beschikking gestelde gelden besteed aan de aflossing van schuldeisers van [eisers] overeenkomstig de bij haar conclusie van antwoord overgelegde staat van herkomst.
Het doen van belastingaangifte over 2002 was geen taak van LBC/Sadra. [eisers] had haar dit ook niet opgedragen. LBC/Sadra heeft, onverplicht, wel gepoogd aangifte te doen in verband met een mogelijke teruggave. Ondanks aandringen verstrekte [eisers] hiertoe echter niet de benodigde gegevens. LBC/Sadra betwist bovendien de door [eisers] gestelde schade gemotiveerd.
LBC/Sadra heeft overleg gevoerd met Solveon met betrekking tot de hypotheekachterstand. Zij stelt onder verwijzing naar diverse producties overgelegd bij conclusie van antwoord dat de beschikbare middelen nimmer voldoende waren om de hypotheekschuld te kunnen voldoen en een openbare verkoop te voorkomen. Dit is niet aan een tekortkoming van LBC/Sadra te wijten.
De nota’s van LBC/Sadra zijn overeenkomstig hetgeen hieromtrent tussen partijen is overeengekomen. De vergoeding wordt bepaald op grond van een standaardtarievenlijst, die is tegelijk met de opdrachtbevestiging aan [eisers] is overhandigd. LBC betwist dat een vergoeding van € 40,-- per maand zou zijn overeengekomen.
Dat [eisers] met een restschuld is blijven zitten is niet aan LBC/Sadra te wijten. [eisers] blijft zelf verantwoordelijk voor de aflossing van haar schulden. Overigens bleek [eisers] niet alle schulden aan LBC/Sadra te hebben gemeld, waardoor geen sluitend aflossingsschema kon worden opgesteld, en was er onvoldoende inkomen om alle schulden te voldoen. Solveon stemde niet in met de door LBC/Sadra voorgestelde aflossingsregeling. Ook heeft LBC/Sadra geprobeerd de woning onderhands te verkopen, hetgeen niet is gelukt. De hypotheekachterstand bedroeg in november 2002 € 5.113,92 en is daarna nog verder opgelopen. De eenmalige betaling van € 737,25 in december 2002 zou Solveon niet hebben weerhouden van een executoriale verkoop. Voor vaststelling van schade is het overigens aan [eisers] te bewijzen dat hij de woning voor een hoger bedrag had kunnen verkopen. Dit volgt niet uit het feit dat hij de woning zelf voor een hoger bedrag te koop heeft aangeboden.
Alle inkomsten en uitgaven van en voor [eisers] zijn verantwoord. Op het inkomen van mevrouw [eisers] werden door haar werkgever voorschotten verrekend waarna nog € 61,-- resteerde.
De schulden bij Comfort Card en de Direktbank zijn niet afgelost. [eisers] wilde dit niet, omdat op aflossing niet werd aangedrongen. Overigens waren de inkomsten hiertoe ook onvoldoende, mede gelet op alle andere schulden die er waren. Het oplopen van deze schulden is niet aan LBC/Sadra te wijten.
LBC/Sadra voert gemotiveerd aan waarom [V.] afzag van borgstelling en welke rol zij daarin heeft gespeeld. Haar is daarin niets te verwijten.
De beoordeling
4.1 De vordering jegens [gedaagde sub 4] zal worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is op grond waarvan hij in persoon aansprakelijk zou zijn voor het gestelde tekortschieten door LBC/Sadra.
4.2 Aangezien partijen zelf geen onderscheid maken in de periode waarin door LBC zou zijn gewerkt ten behoeve van [eisers] en die waarin dit door Sadra zou zijn gedaan, zal de rechtbank dit ook niet doen. In het vonnis worden gedaagden sub 1 en 2 daarom steeds als LBC/Sadra aangeduid.
4.3 De rechtbank stelt bij haar beoordeling of LBC/Sadra toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit haar overeenkomst met [eisers] voorop dat deze verplichtingen niet anders kunnen worden opgevat dan als inspanningsverbintenissen. Dit volgt niet slechts uit de tekst van de overeenkomst (r.o. 2.2), maar ook uit de aard ervan. Het goed uitvoeren van de overeenkomst ligt niet slechts in de macht van LBC/Sadra. Zij is daarvoor van [eisers] afhankelijk. [eisers] heeft niets gesteld, noch is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan op LBC/Sadra in haar relatie tot [eisers] een zwaardere verplichting rust dan de verplichting zich in te spannen voor een goed resultaat. Dit is dan ook de norm waaraan de verwijten die [eisers] aan LBC/Sadra maakt, zullen worden getoetst.
4.4 Het niet doen van belastingaangifte over 2002 is geen tekortkoming van LBC/Sadra, nu gesteld noch gebleken is op grond waarvan zij hiertoe verplicht was. [eisers] heeft op het daartoe strekkende verweer van LBC/Sadra niet, althans niet voldoende onderbouwd gereageerd. Het feit dat uit de stukken zou blijken dat LBC/Sadra wel tijd heeft besteed aan het doen van aangifte, maakt dit niet anders. [eisers] heeft niet weersproken dat de onverplichte inspanningen van LBC/Sadra op dit punt door zijn nalaten tot niets hebben geleid.
4.5 De executoriale verkoop van de woning is veroorzaakt door de achterstand in aflossing van de hypotheek, die al bestond ten tijde van het aangaan van de overeenkomst tot schuldsanering. Het is dan vervolgens de beslissing van, in dit geval Solveon, al dan niet in te gaan op een aanbod tot afbetaling van die achterstand. Onweersproken is door LBC/Sadra gesteld en met producties bij conclusie van antwoord onderbouwd, dat zij zich heeft ingespannen om het niet tot een executoriale verkoop te laten komen. Dat dit niet is gelukt, kan haar dan niet worden verweten.
4.6 [eisers] heeft zijn stelling, dat het aan LBC/Sadra te wijten is dat de schulden bij Comfort Card en de Direktbank zijn opgelopen, mede gelet op het daartegen gevoerde verweer, onvoldoende onderbouwd. Met name heeft [eisers] niet weersproken, hoewel daartoe in de gelegenheid aangezien hij nog een akte heeft genomen, dat hij LBC/Sadra zelf heeft medegedeeld aan deze schulden geen aandacht te besteden. Hij kan dit dan niet LBC/Sadra verwijten.
4.7 Voorgaande overweging gaat ook op voor het verwijt van [eisers] dat LBC/Sadra niet is ingegaan op het aanbod tot borgstelling door de familie [V.]. [eisers] ontkent niet dat [V.] zijn aanbod zelf niet gestand heeft gedaan. De door LBC/Sadra gestelde oorzaak daarvoor wordt door [eisers] onvoldoende betwist.
4.8 Dat diverse nota’s aan een besloten vennootschap genaamd LBC International zijn voldaan, is overeenkomstig de overeenkomst die partijen hebben gesloten (zie r.o. 2.2). De rechtbank gaat hier verder aan voorbij.
De nota’s zijn opgesteld aan de hand van een urentarievenlijst. [eisers] heeft niet, althans niet gemotiveerd, weersproken dat deze lijst (als productie 14 samen met de schriftelijke overeenkomst bij conclusie van antwoord gevoegd) aan hem is overhandigd bij het ondertekenen van de overeenkomst. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [eisers] dat een tarief van € 40,-- per maand is afgesproken. Hij heeft deze stelling niet nader onderbouwd, hoewel dit, gelet op het onderbouwde verweer van LBC/Sadra, wel op zijn weg had gelegen.
4.9 Uit het voorgaande volgt dat de stellingen die [eisers] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd alle moeten worden verworpen. De vordering zal dan ook worden afgewezen. H. [eisers] en A.J. [ei[eiser sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De rechtbank
wijst de vordering af;
veroordeelt H. [eisers] en A.J. [ei[eiser sub 2] in de proceskosten aan de zijde van LBC, Sadra en [gedaagde sub 4] gevallen, tot dusver begroot op € 3.080,-- aan verschotten, zijnde griffierecht en op € 4.263,-- aan salaris van hun procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2006.?