ECLI:NL:RBMID:2006:AY9128

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
22 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
53505 KG 2006-139
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van beslag op zeiljacht en inventaris

In deze zaak vorderden eisers, de kinderen van gedaagde sub 2, de opheffing van een beslag dat door gedaagde sub 1 was gelegd op hun zeiljacht en de bijbehorende inventaris. De eisers stelden dat het zeiljacht eigendom van hen was, gebaseerd op een koopovereenkomst en betalingen die vanuit hun bankrekening waren gedaan. Gedaagde sub 1 betwistte de eigendom en stelde dat het zeiljacht aan hem was geschonken door gedaagde sub 2. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat het zeiljacht aan de eisers toebehoorde, en dat het beslag op het zeiljacht en de inventaris opgeheven moest worden. De rechter overwoog dat gedaagde sub 1 niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claim op het zeiljacht en dat de eisers als bezitters vermoed werden rechthebbende te zijn. De rechter wees ook de vordering van eisers tot schadevergoeding af, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De kosten van het geding werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen, gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 22 augustus 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 139/2006
1. [eiser sub 1],
wonende te Arnhem,
2. [eiser sub 2],
wonende te Utrecht,
eisers,
procureur: mr. C.J. IJdema,
advocaat: mr. S.A.A.C. van Gassen,
tegen:
1. [gedaagde [gedaagde sub 1],
wonende te Amsterdam,
advocaat: mr. R.A. Schram,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Utrecht,
advocaat: mr. A.S. Bakker,
gedaagden.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als [eisers], [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- dagvaarding met producties;
- brief d.d. 9 augustus 2006 met producties zijdens [gedaagde sub 1];
- pleitnotities zijdens [eisers] en [gedaagde sub 1].
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 15 augustus 2006, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
De voorzieningenrechter heeft bij telefaxberichten van zowel [eisers] als van [gedaagde sub 2] d.d. 16 en 17 augustus 2006 een beschikking van de rechtbank Utrecht d.d. 16 augustus 2006 in de echtscheidingsprocedure tussen enerzijds [gedaagde sub 1] en anderzijds [gedaagde sub 2] ontvangen.
2. De feiten
2.1. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. In het kader van die procedure claimt [gedaagde sub 1] de eigendom van een zeiljacht met de naam Lyv van het merk Contest 38S Ketch met bouwnummer [nummer].
2.2. [eisers] zijn de kinderen van [gedaagde sub 2].
De vader van [eisers] is overleden. Uit de nalatenschap van hun vader hebben [eisers] in ieder geval een bedrag van € 140.000,00 overgemaakt gekregen op de bankrekening met nummer [rekeningnummer].
2.3. Van voormelde bankrekening is op 10 en 12 juli 2002 het aankoopbedrag van het zeiljacht voldaan.
2.4. Op 29 mei 2006 heeft [gedaagde sub 1] met daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank conservatoir beslag tot afgifte gelegd op het zeiljacht en de zich daarin bevindende inventaris.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen, kort samengevat, opheffing van het door [gedaagde sub 1] op het zeiljacht en de inventaris gelegde beslag, veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede veroordeling van [gedaagde sub 1] in de kosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts vorderen [eisers] om [gedaagde sub 2] te veroordelen om de opheffing van het beslag te gehengen en te gedogen.
[eisers] stellen daartoe dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door [gedaagde sub 1] ingeroepen recht is gebleken. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het zeiljacht en de inventaris, voorzover onderdelen van dit laatste niet aan [gedaagde sub 1] toebehoren, aan hen in eigendom toebehoort. Dit volgt met name uit de koopovereenkomst die op naam van [eisers] is gesteld, uit de omstandigheid dat de aankoopsom en alle overige kosten die betrekking hebben op het zeiljacht van de bankrekening van [eisers] zijn betaald, alsmede uit de omstandigheid dat zij opdracht hebben gegeven om het zeiljacht te verkopen. Bovendien worden [eisers] als bezitters van het zeiljacht vermoed rechthebbende op dat zeiljacht te zijn. [gedaagde sub 1] is wel bij de aankoop van het schip betrokken geweest aangezien hij meer deskundig is op het gebied van zeiljachten. De aan [gedaagde sub 2] verstrekte volmacht ten aanzien van de bankrekening van [eisers] is bedoeld om [gedaagde sub 2] andere, geringe, kosten met betrekking tot het zeiljacht te kunnen laten betalen, aangezien [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] overwegend gebruik maakten van het zeiljacht.
[eisers] betwisten dat het zeiljacht aan [gedaagde sub 1] in eigendom toebehoort en dat hij de eigendom door middel van een schenking door [gedaagde sub 2] heeft verkregen. Voor deze stelling van [gedaagde sub 1] ontbreekt ieder bewijs. Bovendien is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor een schenking.
Voorts stellen [eisers] dat het beslag dient te worden opgeheven wegens verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, aangezien het beslag door [gedaagde sub 1] niet aan hen is overbetekend.
Door de handelwijze van [gedaagde sub 1] hebben [eisers] schade geleden omdat zij het zeiljacht niet kunnen verkopen. [gedaagde sub 1] is aansprakelijk voor die schade.
3.2. [gedaagde sub 1] betwist de vorderingen van [eisers]
Op 16 augustus 2006 wordt een beschikking verwacht in de echtscheidingsprocedure tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], welke beschikking tevens ziet op de eigendom van het zeiljacht. Toewijzing van de vorderingen van [eisers] loopt te veel op die beschikking vooruit. Bovendien is [gedaagde sub 1] bereid om tot opheffing van het beslag over te gaan op voorwaarde dat bij verkoop van het zeiljacht een eventuele verkoopopbrengst onder de notaris wordt gestort.
[gedaagde sub 1] stelt dat het zeiljacht aan hem in eigendom toebehoort. Hij heeft het zeiljacht van [gedaagde sub 2] geschonken gekregen door bezitsverschaffing via de overhandiging van de sleutels. Deze schenking voldoet aan alle wettelijke vereisten. [gedaagde sub 1] heeft de eerste aanbetaling op het zeiljacht gedaan. [gedaagde sub 2] kon door middel van een volmacht ten aanzien van de bankrekening van [eisers] beschikken over het saldo op die bankrekening. Zij heeft dan ook het zeiljacht aangekocht. Voor deze constructie is gekozen in verband met schuldeisers van [gedaagde sub 2] en ter voorkoming van het verschuldigd worden van schenkingsrechten. Deze constructie is besproken met een notaris. Hij kan hierover verklaren, maar is hiertoe alleen bereid in het bijzijn van alle partijen. Verder stelt [gedaagde sub 1] dat hij de enige is die kan zeilen en die lid is van de vereniging van kustzeilers. Voorts werd alle post in verband met het zeiljacht naar zijn adres gezonden. Het bezit van het zeiljacht is hem ontnomen door [eisers] door de sleutels zonder toestemming mee te nemen uit zijn woning toen hij in het ziekenhuis verbleef. [eisers] zijn derhalve geen bezitters te goeder trouw.
[gedaagde sub 1] betwist de door [eisers] geleden schade. Deze had bovendien kunnen worden voorkomen door op het voorstel tot opheffing van het beslag zijdens [gedaagde sub 1] in te gaan.
3.3. [gedaagde sub 2] voert aan dat zij de tegen haar ingestelde vordering niet bestrijdt.
Zij betwist dat zij op enig moment eigenaar is geweest van het zeiljacht en dat zij dit aan [gedaagde sub 1] heeft geschonken. Het zeiljacht is immer eigendom geweest van [eisers] Voorts betwist zij dat zij zelfstandig en ten behoeve van haarzelf kon beschikken over het saldo op de bankrekening van [eisers]
[gedaagde sub 1] heeft ten opzichte van de echtscheidingsprocedure niets nieuws aangevoerd ter onderbouwing van zijn stellingen. Het had, gelet op de bewijsstukken van [eisers], op zijn weg gelegen om een verklaring van de betreffende notaris over te leggen als begin van bewijs van zijn stellingen.
4. De beoordeling
4.1. Nadat de behandeling van de zaak is gesloten hebben zowel [eisers] als [gedaagde sub 2] de beschikking in de echtscheidingsprocedure tussen enerzijds [gedaagde sub 1] en anderzijds [gedaagde sub 2] overgelegd, dit terwijl zij desgevraagd ter zitting hebben aangegeven daaraan geen behoefte te hebben. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter die beschikking dan ook niet bij de beoordeling van onderhavige zaak betrekken.
4.2. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de door [gedaagde sub 1] aangevoerde procedurele verweren tegen de vorderingen van [eisers]
Gelet enerzijds op de omstandigheid dat [gedaagde sub 1] ter zitting heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan het overleggen van de beschikking in de echtscheidings-procedure met [gedaagde sub 2] en gelet anderzijds op het door hem gedane voorstel om te komen tot opheffing van het beslag, is zijn stelling dat de uitspraak in voormelde echtscheidingsprocedure door een beslissing in de onderhavige procedure wordt doorkruist naar voorlopig oordeel niet vol te houden. Bovendien is niet aannemelijk dat [eisers] geen verhaal meer bieden na een eventuele verkoop van het zeiljacht en is het [gedaagde sub 1], gelet op het door hem gedane voorstel, niet alleen om dit zeiljacht te doen aangezien hij ook genoegen wenst te nemen met financiële zekerheid.
Voorts rust op [eisers] geen verplichting om in te stemmen met het voorstel van [gedaagde sub 1] ter opheffing van het beslag. Niet valt derhalve in te zien dat dit een grond voor afwijzing van hun vordering moet zijn.
4.3. Uitgangspunt is dat het beslag zal worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht is gebleken.
[gedaagde sub 1] heeft het beslag op het zeiljacht gelegd op grond van het door hem gepretendeerde eigendomsrecht met betrekking tot het zeiljacht.
Op grond van de stellingen van partijen over en weer en de overgelegde stukken, waaronder de koopovereenkomst van het zeiljacht op naam van [eisers], de bankafschriften op naam van [eisers] waarvan betalingen in verband met de aanschaf van en betrekking hebbend op het zeiljacht zijn verricht, aangevuld met de omstandigheid dat alle overgelegde stukken die betrekking hebben op het zeiljacht op naam van [eisers] zijn gesteld, is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat het zeiljacht aan [eisers] in eigendom toebehoort. Hierbij komt dat voor de door [gedaagde sub 1] gepretendeerde schenking van het zeiljacht door [gedaagde sub 2] vereist is dat [gedaagde sub 2] op enig moment de eigendom van het zeiljacht heeft gehad, wil zij dit kunnen schenken. Hieromtrent is naar voorlopig oordeel onvoldoende gesteld, noch is hiervan anderszins gebleken. De enkele omstandigheid dat [gedaagde sub 2] een volmacht heeft ten aanzien van voornoemde bankrekening van [eisers] en dat de aankoop met gelden van die rekening is betaald, zegt niets over het in eigendom verkrijgen van het zeiljacht door [gedaagde sub 2].
In het licht van het bovenstaande is derhalve summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door [gedaagde sub 1] ingeroepen recht gebleken, zodat het beslag zal worden opgeheven. Op de stelling van [eisers] dat ook niet is voldaan aan een op straffe van nietigheid voorgeschreven verzuim in het kader van de beslaglegging behoeft, gelet op de opheffing van het beslag, niet meer te worden ingegaan.
4.4. Gelet op hetgeen onder 4.3. is overwogen en nu daaromtrent verder onvoldoende is gesteld en gebleken is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de zich aan boord van het zeiljacht bevindende inventaris, waaronder ook de aanwezige navigatieapparatuur, behoort bij het zeiljacht. Deze inventaris komt derhalve eveneens toe aan [eisers] Hiervan zijn uitgezonderd die inventaris-goederen, waarvan duidelijk is dat deze aan [gedaagde sub 1] toebehoren, zoals een vaarbewijs en kaarten en dergelijke waarop de naam van [gedaagde sub 1] staat. Ten aanzien van laatstgenoemde goederen hebben [eisers] echter toegezegd dat zij deze aan [gedaagde sub 1] zullen overhandigen.
In het licht van het bovenstaande zal het beslag op de inventarisgoederen dan ook worden opgeheven.
4.5. Het door [eisers] gevorderde voorschot op de schadevergoeding zal worden afgewezen, aangezien deze schade tegen de achtergrond van de betwisting door [gedaagde sub 1], thans onvoldoende is onderbouwd, dan wel anderszins aannemelijk is geworden. Niet valt in te zien dat het te koop aanbieden van het zeiljacht wordt belemmerd door het beslag. Weliswaar staat het beslag aan levering in de weg, maar het onder 4.2. aangehaalde voorstel van [gedaagde sub 1] had in dat geval uitkomst kunnen bieden en schade kunnen voorkomen. Voorts is onvoldoende aannemelijk geworden dat [eisers] potentiële kopers voor het zeiljacht hebben.
4.6. De onweersproken gebleven vordering jegens [gedaagde sub 2] komt de voorzieningenrechter voorshands niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze zal worden toegewezen op onderstaande wijze.
4.7. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld, tot aan deze uitspraak begroot op € 71,32 wegens kosten dagvaarding, € 248,00 wegens griffierechten en € 1.054,00 wegens procureurssalaris.
Gelet op het aantal vorderingen dat enerzijds jegens [gedaagde sub 1] is ingesteld en toegewezen en dat anderzijds jegens [gedaagde sub 2] is ingesteld en toegewezen en op de omstandigheid dat [gedaagde sub 2] vrijwillig in het geding is verschenen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de kosten van de dagvaarding ten laste van [gedaagde sub 1] te laten komen en voor wat betreft de griffierechten en het procureurssalaris hiervan tweederde ten laste van [gedaagde sub 1] te brengen en eenderde ten laste van [gedaagde sub 2] te brengen.
De door [eisers] gevorderde vermeerdering met de wettelijke rente over de proceskosten indien deze niet binnen twee weken worden voldaan zal worden afgewezen, aangezien thans onzeker is of deze kosten niet tijdig zullen worden voldaan.
De gevorderde nakosten zullen eveneens worden afgewezen, aangezien thans onzeker is of dergelijke kosten dienen te worden gemaakt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- heft op het door [gedaagde sub 1] op 29 mei 2006 gelegde beslag op het niet in het scheepsregister ingeschreven polyester zeiljacht van het merk Contest 38S Ketch, bouwnummer [nummer] dragende de naam Lyv;
- heft op het door [gedaagde sub 1] op 29 mei 2006 gelegde beslag op de inventaris van het niet in het scheepsregister ingeschreven polyester zeiljacht van het merk Contest 38S Ketch, bouwnummer [nummer] dragende de naam Lyv;
- veroordeelt [gedaagde sub 2] om voormelde opheffing van de beslagen te gehengen en te gedogen;
- veroordeelt [gedaagde sub 1] in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eisers] begroot op € 71,32 wegens kosten dagvaarding, € 165,33 wegens griffierechten en € 702,67 wegens procureurssalaris;
- veroordeelt [gedaagde sub 2] in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eisers] begroot op € 82,67 wegens griffierechten en
€ 351,33 wegens procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 22 augustus 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
cb