ECLI:NL:RBMID:2006:AY8469

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
2 februari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
50917 KG 2006-004
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot beëindiging huurovereenkomst hobbyterrein na overlijden huurder

In deze zaak vordert eiser, wonende te Vlissingen, dat de gemeente Vlissingen de huurovereenkomst met betrekking tot een hobbyterrein beëindigt en het terrein aan hem aanbiedt. Eiser stelt dat hem door de gemeente is toegezegd dat hij als eerste in aanmerking komt voor een hobbyterrein zodra er een vrij komt. De aanleiding voor de vordering is het overlijden van de huurder van het hobbyterrein in oktober 2005, waarna de weduwe van de overleden huurder de gemeente heeft verzocht het huurcontract op naam van hun zoon te zetten. Eiser betoogt dat de gemeente onrechtmatig handelt door de huurovereenkomst niet te beëindigen en het terrein aan de zoon aan te bieden, terwijl hij recht heeft op het terrein op basis van de toezegging van de gemeente.

De gemeente betwist de vordering van eiser en stelt dat de huurovereenkomst niet eindigt door het overlijden van de huurder, en dat de weduwe en haar zoon recht hebben op de huurovereenkomst. De gemeente wijst erop dat de toezegging aan eiser afhankelijk was van de beschikbaarheid van een vrijgekomen terrein, wat op dat moment niet het geval was. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 26 januari 2006 en heeft in zijn vonnis van 2 februari 2006 geoordeeld dat de vorderingen van eiser worden afgewezen. De rechter oordeelt dat de huurovereenkomst niet is geëindigd door het overlijden van de huurder en dat de weduwe de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst heeft overgenomen. Eiser kan geen aanspraak maken op het hobbyterrein zolang de huurovereenkomst voortduurt.

De voorzieningenrechter heeft eiser als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.298,00, inclusief griffierechten en procureurssalaris.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 2 februari 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 4/2006
[eiser],
wonende te Vlissingen,
eiser,
procureur: mr. P. Buijs,
tegen:
de openbare rechtspersoon de gemeente Vlissingen,
zetelend te Vlissingen,
gedaagde,
procureur: mr. U.T. Hoekstra.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als [eiser] en de gemeente.
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- dagvaarding met bijlagen;
- brief d.d. 20 januari 2006 met productie zijdens de gemeente;
- pleitaantekeningen zijdens beide partijen.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 26 januari 2006, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2. De feiten
2.1. De gemeente verhuurt aan woonwagenbewoners een aantal hobbyterreinen.
Eén van die terreinen is gelegen aan de [adres] te Vlissingen.
2.2. Voormeld hobbyterrein is door de gemeente verhuurd [s.]sr.]
De[s.]sr.] is in oktober 2005 overleden.
2.3. Nadat [eiser] in 1998 heeft aangegeven voor het huren van een hobbyterrein in aanmerking te willen komen, heeft de gemeente onder meer per brief d.d. 11 juni 1998 aan hem de toezegging gedaan dat hij als eerste in aanmerking komt voor de huur van een hobbyterrein zodra er een hobbyterrein vrij valt.
2.4. Onder rolnummer 177/2005 is tussen partijen een bodemprocedure aanhangig over de vraag of de gemeente de huur na het overlijden van de huurder had dienen te beëindigen en het hobbyterrein in huur aan [eiser] diende aan te bieden.
2.5. Bij brief d.d. 6 december 2005 [s.]evrouw [es.] met instemming van haar oudste zoon de gemeente verzocht om het huurcontract van het hobbyterrein wegens overlijden van de[s.]sr.] te wijzigen en op naam van de[s.]jr.] te zetten.
2.6. Tot op heden heeft de gemeente nog geen te huren hobbyterrein aan [eiser] aangeboden.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert, kort samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente te veroordelen tot beëindiging van de huurovereenkomst met betrekking tot het hobbyterrein over te gaan en de huur van dat hobbyterrein aan hem aan te bieden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1000,00 per dag voor iedere dag dat de gemeente weigerachtig blijft om aan de veroordelingen te voldoen.
Hij stelt daartoe dat de gemeente op grond van de aan hem gedane toezegging gehouden is om de huurovereenkomst na het overlijden van de[s.]sr.] te beëind[s.]evrouw [es.] verkrijgt op grond van artikel 4:13 BW van rechtswege de goederen uit de nalatenschap van de[s.]sr.] Zij treedt derhalve van rechtswege in de rechten van haar overleden echtgenoot en kan worden aangemerkt als huurster. Zij heeft echter aangegeven dat zij de huurovereenkomst niet voort wenst te zetten. Hierdoor komt het hobbyterrein vrij. De gemeente wenst de huurovereen-komst voort te zetten met de heer [s.] jr., maar hij treedt niet in de rechten van zijn vader. Door de huurovereenkomst aan hem aan te bieden, handelt de gemeente in strijd met de toezeggingen aan [eiser]. Op grond van de huurovereenkomst met de gemeente is het verboden om een hobbyterrein aan een derde in gebruik te geven.
Doordat de gemeente de huurovereenkomst niet wil beëindigen en aan [eiser] wil aanbieden, handelt zij onrechtmatig jegens [eiser].
3.2. De gemeente betwist dat [eiser] een beter recht heeft om het hobbbyterrein te mogen huren dan de[s.]jr.] [eiser] had de familie [s.] ook in het geding moeten betrekken omdat het noodzakelijk is dat de beslissing dat de gemeente voorrang moet geven aan [eiser] boven [s.] jr. ten aanzien van alle partijen gelijkluidend is.
Door de dood van de huurder eindigt de huurovereenkomst niet en is de gemeente op grond van artikel 7:229 BW gehouden om mee te werken aan toedeling van de huurrechten van de[s.]sr.] aan zijn erfgenamen, tenzij de gemeente tegen die erfgenamen redelijke bezwaren heeft. Bij de heer [s.] jr., erfgenaa[s.]sr.], is door de gemeente de verwachting gewekt dat de huurovereenkomst op zijn naam zal worden gesteld. Tegen [s.] jr. als huurder heeft de gemeente geen redelijke bezwaren. Op grond van het voorgaande heeft [s.] jr. derhalve een zwaar contractueel recht. Bovendien is sprake van een bestaand feitelijk gebruik, aangezien [s.] jr. het terrein al enige tijd gezamenlijk met zijn vader in gebruik had. Hiertegenover stelt [eiser] een toezegging, derhalve een zorgvuldigheids-verplichting voor de gemeente en kan hij zich niet beroepen op een bestaand, feitelijk gebruik.
De gemeente betwist dat sprake is van een schending van de toezegging, aangezien onderdeel van die toezegging is dat [eiser] in aanmerking komt voor een hobbyterrein zodra er een terrein vrijvalt. Er is thans geen sprake van het vrijvallen van een hobbyterrein. Op basis van die toezegging kan niet van de gemeente worden verlangd dat zij actief tot huurbeëindiging overgaat zoals door [eiser] is gevorderd. De brief van de echtgenot[s.]sr.] houdt geen opzegging van de huurovereenkomst in. Zij heeft deze brief geschreven in de veronderstelling dat [s.] jr. huurder zou kunnen worden. Indien dit anders is, dan heeft zij bij het opstellen van die brief gedwaald en kan zij de huurovereenkomst voortzetten en het terrein in gebruik geven aan haar zoon. De gemeente heeft hiertegen, gelet op de omstandigheden van het geval, geen bezwaar. Het in gebruik geven van een hobbyterrein aan familie levert tegen de achtergrond van de huurovereenkomst geen wanprestatie jegens de gemeente op. Wel waakt de gemeente er voor dat er handel in hobbyterreinen ontstaat.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen staat vast dat aan [eiser] de toezegging is gedaan dat hij als eerste in aanmerking komt voor het huren van een hobbyterrein, zodra er een hobbyterrein vrijvalt. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] aan andere gronden een recht om een hobbyterrein te mogen huren kan ontlenen.
Voornoemde toezegging is afhankelijk gesteld van de beschikbaarheid van een vrijgevallen terrein. Hiervan is vooralsnog geen sprake. De huurovereenkomst t[s.]sr.] en de gemeente is niet geëindigd door diens overlijden. Gesteld noch gebleken is dat in die huurovereenkomst een daartoe strekkend beding is opgenomen, zodat de regel van art. 7:229 BW, inhoudende dat de dood van de huurder de huurovereenkomst niet doet eindigen, geldt.
Op grond van artikel 7:229 BW jo. artikel 4:13 BW heeft de echtgenot[s.]sr.] na zijn overlijden de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst toegedeeld gekregen. Zij is op dit moment derhalve huurster van het hobbyterrein. Haar brief van 6 december 2005 aan de gemeente houdt voorshands geen opzegging van de huur-overeenkomst in, maar een verzoek tot indeplaatsstelling van [s.] jr. Indien de gemeente hiertoe besluit, dan handelt zij daarmee niet onrechtmatig jegens [eiser]. Immers het gaat om een indeplaatsstelling die wordt gevraagd door de langstlevende ten behoeve van haar zoon, [s.] jr., die tevens erfgenaam i[s.]sr.] en samen met zijn vader het hobbyterrein feitelijk heeft gebruikt.
Op grond van het voorgaande bestaat geen grond voor toewijzing van de vorderingen van [eiser]. De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.2. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen van [eiser] af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 244,00 wegens griffierechten en € 1.054,00 wegens procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 2 februari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
cb