ECLI:NL:RBMID:2006:AY8268

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
27 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
52109 KG 2006-067
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslagverlof en gerechtelijke bewaring in kort geding tussen Fast Bekistingen B.V. en Hünnebeck Nederland B.V.

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg op 27 april 2006, is een kort geding aan de orde waarin Fast Bekistingen B.V. (eiseres in conventie) en Hünnebeck Nederland B.V. (gedaagde in conventie) tegenover elkaar staan. Fast Bekistingen heeft een vordering ingesteld tegen Hünnebeck, waarin zij betoogt dat Hünnebeck geen gebruik mag maken van het beslagverlof dat op 10 april 2006 is verleend. Dit beslagverlof was verleend om conservatoir derdenbeslag te leggen op goederen die aan Fast Bekistingen toebehoren, maar die Hünnebeck claimt op basis van een eigendomsvoorbehoud. Fast Bekistingen stelt dat de goederen in kwestie eigendom zijn van KBC, op basis van leaseovereenkomsten, en dat zij niet aansprakelijk is voor de vordering van Hünnebeck, die volgens haar niet opeisbaar is.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Hünnebeck een vordering heeft op Fast Bekistingen, maar dat de hoogte van deze vordering niet vaststaat. De rechter oordeelt dat de vordering van Hünnebeck opeisbaar is, ondanks de onderhandelingen die in het verleden hebben plaatsgevonden over de prijs en betaling. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van Fast Bekistingen om Hünnebeck te verbieden gebruik te maken van het beslagverlof afgewezen, maar heeft wel geoordeeld dat Hünnebeck geen gebruik mag maken van het verleende verlof voor de gerechtelijke bewaring van de inbeslaggenomen goederen. Dit omdat het afgeven van de goederen aan een gerechtelijk bewaarder zou betekenen dat Fast Bekistingen haar werkzaamheden niet meer kan uitvoeren, wat het einde van de onderneming zou betekenen.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van Fast Bekistingen toegewezen, met de bepaling dat Hünnebeck geen gebruik mag maken van het beslagverlof voor wat betreft de gerechtelijke bewaring van de in beslag te nemen goederen, op straffe van een dwangsom. Hünnebeck is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie. De uitspraak benadrukt de belangen van beide partijen en de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen de rechten van de schuldeiser en de belangen van de schuldenaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 27 april 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 67/2006
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fast Bekistingen B.V.,
gevestigd te Terneuzen,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
procureur: mr. H.M. den Hollander,
advocaat: mr. C.G. Matze te Breda,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hünnebeck Nederland B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Klundert, gemeente Moerdijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur: mr. E.H.A. Schute,
advocaat: mr. P.N. van Schaik te Helmond.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als Fast Bekistingen en Hünnebeck.
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- dagvaarding met producties;
- twee brieven d.d. 19 april 2006 met producties zijdens Hünnebeck;
- pleitnotitie en ter zitting overgelegde producties zijdens Fast Bekistingen;
- pleitnotitie, tevens conclusie van eis in reconventie, zijdens Hünnebeck.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 20 april 2006, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2. De feiten
In conventie en in reconventie:
2.1. Partijen doen al gedurende tien jaar zaken met elkaar, waarbij Hünnebeck goederen aan Fast Bekistingen levert en factureert en betaling op een later tijdstip plaatsvindt.
Met betrekking tot de betaling van de leveranties is het steeds gebruikelijk geweest dat de directeuren van partijen na een bepaalde periode onderhandelden over de prijs van een aantal leveranties en de wijze van betaling daarvan door Fast Bekistingen.
2.2. Op 10 april 2006 heeft de voorzieningenrechter aan Hünnebeck verlof verleent om ter verzekering van verhaal van een vordering van € 1.331.230,88 conservatoir derdenbeslag te doen leggen op de aan het beslagrekest gehechte lijst met goederen op de locaties Handelspoort 3 te Terneuzen, P.J. Haarmanweg 14 te Terneuzen en de Michel Gillemanstraat 6 te Zelzate in België, met een bevel tot afgifte van die goederen aan de aan te wijzen bewaarder, opslagbedrijf de besloten vennootschap De Koornwaard B.V. te Appeldijk 17a te Heukelum.
2.3. Blijkens het proces-verbaal van beslaglegging van 13 april 2006 van kandidaat-gerechtsdeurwaarder M.L. Scheepbouwer te Zierikzee is op die datum getracht beslag te leggen op voornoemde goederen aan de P.J. Haarmanweg te Terneuzen, hetgeen op grond van in dat proces-verbaal vermelde redenen niet is gelukt.
3. Het geschil
In conventie en in reconventie:
3.1. De voorzieningenrechter begrijpt de vorderingen van Fast Bekistingen aldus, dat zij, kort samengevat, na een vermeerdering en wijziging van eis en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, vordert:
- dat Hünnebeck geen gebruik mag maken van het beslagverlof van 10 april 2006, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaart om van het geschil kennis te nemen;
- dat partijen worden terugverwezen naar de onderhandeltafel;
- dat het Hünnebeck wordt verboden om ten laste van Fast Bekistingen beslag te leggen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Fast Bekistingen stelt daartoe dat de gronden waarop het beslagrekest is gebaseerd onjuist zijn.
De goederen die aanwezig zijn op het terrein aan de P.J. Haarmanweg 14a te Terneuzen behoren aan KBC toe in eigendom, gelet op de in 2004 met instemming van Hünnebeck gesloten lease-overeenkomsten en zijn derhalve niet van Fast Bekistingen. Bovendien is het terrein aan de P.J. Haarmanstraat 14a te Terneuzen rechtsgeldig verhuurd aan Fast Materieel Verhuur N.V. De goederen van Fast Bekistingen bevinden zich op verschillende bouwlocaties.
Partijen hebben in het verleden afgesproken dat zij over de goederen zouden mogen blijven beschikken en dat betaling op een later moment zou plaatsvinden, nadat daarover tussen partijen is onderhandeld. Dit is gedurende tien jaar ook altijd zo gegaan. Fast Bekistingen erkent dat zij nog een bedrag aan Hünnebeck dient te betalen. Dit bedrag staat echter nog niet vast tussen partijen, hierover moet nog worden onderhandeld en er dienen nog een aantal posten te worden gecrediteerd en verrekend, waaronder retourzendingen en gedane termijnbetalingen. Partijen zijn ook nimmer overeengekomen dat Fast Bekistingen rente verschuldigd is of dat algemene voorwaarden op de handelsrelatie tussen partijen van toepassing zijn. Gelet hierop staat de hoogte van de vordering van Hünnebeck allerminst vast. Deze vordering wordt bovendien betwist omdat partijen medio 2004 na het sluiten van lease-overeenkomsten met KBC, met instemming van Hünnebeck, met een schone lei zijn begonnen. Alle openstaande vorderingen van Hünnebeck op Fast Bekistingen van voor die tijd zijn daarmee afgelost, zodat die vorderingen nu geen deel kunnen uitmaken van de vordering waarvoor verlof tot het leggen van beslag is verleend. Tenslotte hebben partijen op 16 maart 2006 afspraken gemaakt met betrekking tot de vordering van Hünnebeck, waarbij een doodhuurovereenkomst is overeengekomen. Een nader voorstel hiertoe zou door Hünnebeck worden uitgewerkt. Dit is Hünnebeck niet nagekomen, zodat het dan niet aangaat om thans beslag te leggen. In afwachting van voormelde uitwerking zijn de deelbetalingen aan Hünnebeck gestopt. Hünnebeck dient bovengenoemde afspraken tussen partijen na te komen en daarover in ieder geval verder met Fast Bekistingen in onderhandeling te treden. Gelet op het voorgaande is de vordering van Hünnebeck nog niet opeisbaar.
Het geschil tussen partijen terzake de vordering van Hünnebeck vloeit voort uit de KBC lease. Nu in die overeenkomsten is opgenomen dat uitsluitend de Belgische rechter bevoegd is om kennis te nemen van uit de overeenkomsten voortvloeiende geschillen dient de voorzieningenrechter zich onbevoegd te verklaren om van dit geschil kennis te nemen.
Fast Bekistingen stelt verder dat indien er beslag op de goederen wordt gelegd, zij haar werkzaamheden niet meer kan uitvoeren, hetgeen het einde van de onderneming betekent. Voorts brengt het opslaan van de goederen door Hünnebeck als gevolg van het beslag extra kosten met zich mee. Fast Bekistingen heeft er derhalve een groter belang bij dat de goederen in het kader van het beslag niet dienen te worden afgegeven.
3.2. Hünnebeck betwist dat de beoogde beslagobjecten aan KBC in eigendom toebehoren. Op grond van een tussen partijen op 14 oktober 2004 ondertekende akte vallen de beslagobjecten onder het eigendomsvoorbehoud van Hünnebeck en behoren zij in eigendom aan haar toe. Dit staat eveneens in de toepasselijke algemene voorwaarden opgenomen. Voorts wordt de rechtsgeldigheid van de huurovereenkomst met betrekking tot het perceel aan de P.J. Haarmanweg 14a te Terneuzen betwist.
Hünnebeck stelt dat zij belang heeft bij het gevraagde beslag. Bodembeslag door de fiscus dreigt. Bovendien heeft zij een zeer aanzienlijke vordering op Fast Bekistingen, waarop niets wordt afbetaald en waarvoor zij haar eigendomsvoorbehoud kan inroepen. In het verleden overeengekomen betalingsregelingen werden ook niet door Fast Bekistingen nagekomen. Gelet hierop weegt het belang van Hünnebeck bij beslaglegging zwaarder dan het belang van Fast Bekistingen om dit beslag te voorkomen. De vordering op Fast Bekistingen heeft een onacceptabele hoogte bereikt, zodat zij thans gerechtigd is om maatregelen te nemen om tot betaling van de openstaande vordering te komen.
Betwist wordt dat de vordering niet opeisbaar is. Door de handelwijze van Fast Bekistingen is zij zonder ingebrekestelling in verzuim en is de gehele vordering opeisbaar, vermeerderd met de wettelijke schadevergoedingen.
Hünnebeck stelt dat partijen op 16 maart 2006 geen afspraken hebben gemaakt. Er zijn allerlei opties besproken tussen partijen, maar het gesprek is met een open einde afgesloten. Bovendien wist Fast Bekistingen dat voorwaarde voor een oplossing in ieder geval was dat zij zich aan de afgesproken termijnbetalingen zou houden, hetgeen niet het geval is.
Verder betwist Hünnebeck dat haar vordering allerminst vaststaat. Nu alle regelingen tussen partijen door Fast Bekistingen niet zijn nagekomen, wordt teruggevallen op de verzonden facturen en het daarop nog openstaande saldo. Dit heeft geresulteerd in de vordering, zoals die in het beslagrekest is opgenomen. Hierin zijn alle verrekeningen en crediteringen opgenomen. In de vordering zijn ook niet betaalde goederen uit de periode voor medio 2004 opgenomen, aangezien betwist wordt dat de KBC lease alle eerdere leveranties van partijen betrof en partijen daarna met een schone lei zijn begonnen. Gelet op het voorgaande is summierlijk aannemelijk geworden dat Hünnebeck een aanzienlijke vordering heeft op Fast Bekistingen. Dat de definitieve hoogte hiervan nog niet vaststaat doet daaraan niet af. Dit komt in een bodemprocedure aan de orde.
In reconventie vordert Hünnebeck, kort samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Fast Bekistingen en de haren te gebieden te gehengen en te gedogen dat beslag wordt gelegd en daaraan de noodzakelijke medewerking te verlenen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, alsmede Fast Bekistingen te verbieden de beoogde beslagobjecten te verplaatsen zonder toestemming van Hünnebeck, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Fast Bekistingen in de kosten van dit geding.
4. De beoordeling
In conventie:
4.1. Gelet op het op 10 april 2006 verleende beslagverlof is de voorzieningenrechter bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen. De vordering strekkende tot onbevoegdverklaring zal dan ook worden afgewezen.
4.2.1. Vaststaat dat Hünnebeck een vordering heeft op Fast Bekistingen. Gelet op de overgelegde stukken en de gemotiveerde betwisting door Fast Bekistingen staat de hoogte van die vordering niet vast. Wel is op basis van de overgelegde stukken en de stellingen van partijen aannemelijk geworden dat de vordering van Hünnebeck in ieder geval enkele euro tonnen bedraagt. Verder staat op basis van de stellingen van partijen over en weer vast dat Fast Bekistingen deze vordering niet heeft betaald.
De omstandigheid dat partijen in het verleden steeds geruime tijd na het versturen van diverse facturen onderhandelden over de prijs en de wijze van betaling, maakt niet dat de vordering waarvoor verlof tot het leggen van beslag is verleend niet opeisbaar is omdat die onderhandeling tussen partijen niet heeft plaatsgevonden. Vaststaat dat Hünnebeck leveringen aan Fast Bekistingen heeft gedaan, dat zij daarvoor facturen heeft verzonden, alsmede dat partijen meerdere malen hebben gesproken over betalingsregelingen en dat die door Fast Bekistingen niet zijn nagekomen. Onder die omstandigheden is de vordering van Hünnebeck opeisbaar geworden.
Gelet op het voorgaande is summierlijk de deugdelijkheid van het door Hünnebeck ingeroepen recht gebleken. Hünnebeck komt derhalve het recht toe om ter verzekering van verhaal van haar vordering beslag te mogen leggen. Dit laat onverlet dat partijen daarnaast nog kunnen onderhandelen over de exacte hoogte van de vordering en de betaling daarvan. Een dergelijke onderhandeling maakt niet dat de vordering niet opeisbaar is.
In het licht van het vorenstaande mag Hünnebeck derhalve gebruik maken van het op 10 april 2006 verleende verlof tot het leggen van conservatoir (derden)beslag. De vordering van Fast Bekistingen op dit punt zal dan ook worden afgewezen. Dit geldt eveneens voor de vordering strekkende tot een verbod tot (verdere) beslaglegging door Hünnebeck ten laste van Fast Bekistingen.
4.2.2. In het beslagrekest is tevens verlof verleend voor de gerechtelijke bewaring van de inbeslaggenomen goederen. Op basis van de stellingen van partijen over en weer is de voorzieningenrechter thans van oordeel dat Hünnebeck hiervan in redelijkheid geen gebruik mag maken.
Indien de inbeslaggenomen goederen door Fast Bekistingen dienen te worden afgegeven aan een gerechtelijk bewaarder, dan is aannemelijk dat zij haar werkzaamheden niet langer kan uitvoeren en dat dit het einde van de onderneming tot gevolg heeft. Onder die omstandigheden is zij eveneens niet in staat om voldoende verhaal te bieden voor de vordering van Hünnebeck.
Bovendien staat vast dat de in beslag te nemen goederen qua waarde niet in verhouding staan tot de vordering van Hünnebeck.
Voorts heeft Fast Bekistingen ter zitting toegezegd bereid te zijn om Hünnebeck op de hoogte te houden van de locaties waarop de beslagen goederen zich bevinden en voor welke termijn zij zich daar bevinden.
Met betrekking tot het gevaar voor bodembeslag door de fiscus is aannemelijk dat dit kleiner wordt indien Fast Bekistingen de inbeslaggenomen goederen mag blijven gebruiken voor haar werkzaamheden. Bovendien pretendeert Hünnebeck een eigendomsvoorbehoud op de inbeslaggenomen goederen, zodat zij vooralsnog niet in haar belangen wordt geschaad bij het blijven gebruiken van de goederen door Fast Bekistingen.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering van Fast Bekistingen, dat Hünnebeck geen gebruik mag maken van het verleende verlof voor wat betreft de gerechtelijke bewaring, worden toegewezen op onderstaande wijze, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom aan een maximum zal worden gebonden.
4.3. De door Fast Bekistingen ingestelde vordering strekkende tot dooronderhandelen is gebaseerd op nakoming van de afspraken die partijen op 16 maart 2006 in Duitsland hebben gemaakt volgens Fast Bekistingen. Hünnebeck heeft gemotiveerd betwist dat er toen tussen partijen afspraken zijn gemaakt waarvan nakoming kan worden gevorderd, aangezien de bespreking met een open einde is geëindigd. Gelet op het voorgaande is voorshands niet aannemelijk geworden dat er tijdens die bespreking afspraken zijn gemaakt waarvan Fast Bekistingen thans nakoming kan vorderen. De vordering van Fast Bekistingen op dit punt zal dan ook worden afgewezen.
4.4. Eiseres zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
In reconventie:
4.5. Op grond van de wettelijke bepalingen inzake beslaglegging dient Fast Bekistingen haar medewerking te verlenen aan de beslaglegging en kan de deurwaarder tegen haar optreden indien zij daaraan niet voldoet. Er bestaat derhalve geen belang bij toewijzing van deze vordering ten aanzien van Fast Bekistingen.
Voorzover de vordering is ingesteld tegen “de haren”, als zijnde een ieder die zich op het terrein aan de P.J. Haarmanweg 14a te Terneuzen bevindt en met name Fast Materieel Verhuur N.V., zal deze worden afgewezen aangezien die derde geen partij is in dit geding. Fast Materieel Verhuur N.V. is een zelfstandige rechtspersoon. De omstandigheid dat de persoon achter deze N.V. en Fast Bekistingen B.V. dezelfde is, doet hieraan niet af.
4.6. De vordering strekkende tot een verbod tot verplaatsing van de in beslag te nemen goederen zonder toestemming van Hünnebeck zal worden afgewezen. Fast Bekistingen heeft zich ter zitting bereid verklaard om Hünnebeck op de hoogte te houden van de locaties waarop de goederen zich bevinden, de periode waarin die goederen op die locaties blijven en de locaties waarnaar ze zullen worden verplaatst. Hierin is voor Hünnebeck, mede gelet op hetgeen onder r.o. 4.2.2. is overwogen, voldoende waarborg gelegen, zodat zij geen belang meer heeft bij haar vordering op dit punt.
4.7. Hünnebeck zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie:
- bepaalt dat Hünnebeck geen gebruik mag maken van het beslagverlof van deze voorzieningenrechter van 10 april 2006 voor wat betreft het daarin verleende verlof tot gerechtelijke bewaring van de in beslag te nemen goederen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor elke dag dat zij daaraan niet voldoet, met een maximum van € 500.000,00;
- veroordeelt Fast Bekistingen in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van Hünnebeck begroot op € 248,00 wegens griffierechten en € 1.054,00 wegens procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in reconventie:
- wijst de vorderingen van Hünnebeck af;
- veroordeelt Hünnebeck in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van Fast Bekistingen begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 27 april 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
cb