ECLI:NL:RBMID:2006:AY8267

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
27 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
51982 KG 2006-058
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom van een hond na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 27 april 2006, gaat het om een geschil tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden. Tijdens hun relatie hebben zij een hond aangeschaft, een witte herder genaamd Ska Wanagi, roepnaam Gina. Na de beëindiging van hun relatie ontstond er onenigheid over wie de rechtmatige eigenaar van de hond is. De eiseres, die stelt dat zij de enige eigenaresse is, beroept zich op de koopovereenkomst en het afstammingsbewijs waar haar naam als eigenaresse op staat. Zij argumenteert dat het in de bedoeling van partijen lag dat de hond bij haar zou blijven, vooral omdat zij beter voor de hond kan zorgen en haar kinderen, die lijden aan het Asperger Syndroom, er baat bij hebben dat de hond bij hen blijft.

De gedaagde daarentegen betwist dat de eiseres de enige eigenaresse is en stelt dat hij ook mede-eigenaar is. Hij verwijst naar de aankoop van de hond, waarbij zijn naam op de koopovereenkomst staat en hij als mede-eigenaar op het afstammingsbewijs is vermeld. De gedaagde beweert dat hij een aanzienlijk deel van de kosten voor de hond heeft betaald en dat de hond bij hem verblijft in een omgeving waar altijd iemand thuis is.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling de omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Hij concludeert dat het belang van de eiseres bij het verblijf van de hond bij haar zwaarder weegt dan dat van de gedaagde. De rechter oordeelt dat de gedaagde de hond binnen drie dagen na betekening van het vonnis aan de eiseres moet afgeven, op straffe van een dwangsom. Tevens wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.386,87, inclusief griffierechten en procureurskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 27 april 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 58/2006
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
procureur: mr. A.A.J. Maat,
advocaat: mr. J.M.C. van Gorkum te Uden;
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [adres] ,
gedaagde,
in persoon.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als [eiseres] en [gedaagde] .
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- dagvaarding met produkties d.d. 11 april 2006;
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 25 april 2006, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben gedurende enkele jaren een affectieve relatie gehad en hebben samengewoond. Tijdens deze relatie is een hond gekocht, een witte herder met de naam Ska Wanagi, roepnaam Gina, verder – de hond -.
Begin 2006 is de relatie tussen partijen beëindigd.
De hond is door [gedaagde] meegenomen.
2.2. [gedaagde] staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Hulst op het adres [adres] en logeert in verband met zijn werk van maandag tot en met vrijdag op een adres te Uden.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert kort samengevat om [gedaagde] , op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag te veroordelen de hond aan haar af te geven, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten.
3.2. [eiseres] stelt daartoe dat zij eigenaresse van de hond is. Zij heeft de koopovereenkomst ondertekend en zij staat als eigenaresse vermeld op het afstammingsbewijs van de hond dat is afgegeven door de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland. Dat houdt in dat haar handtekening bepalend is voor allerlei handelingen met betrekking tot de hond, zoals bijvoorbeeld het chippen en het afgeven van een paspoort.
Volgens [eiseres] is in het kader van het uiteengaan van partijen besproken dat de hond bij haar blijft.
Nog afgezien daarvan stelt zij ook beter voor de hond te kunnen zorgen omdat zij hele dagen thuis is, terwijl [gedaagde] een volledige werkweek werkt en van huis is zodat de hond de hele dag alleen is en ook tussentijds niet uitgelaten wordt.
Zij stelt voorts belang te hebben bij teruggave van de hond nu haar beide kinderen lijden aan het Asperger Syndroom en door het plotselinge, onvoorbereide, vertrek van de hond, naast het verdriet dat zij daarvan ondervinden, helemaal uit hun doen zijn en hun gezondheidstoestand daaronder lijdt.
3.3. [gedaagde] bestrijdt dat [eiseres] alleen eigenaresse van de hond is. Hij stelt mede-eigenaar te zijn. Hij verwijst daartoe naar de gang van zaken bij de aankoop van de hond. De hond is door hem samen met [eiseres] en haar beide kinderen uitgezocht. Zijn naam staat op de koopovereenkomst naast die van [eiseres] vermeld als “Koper” en op het afstammingsbewijs dat is afgegeven door de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland staat hij als mede-eigenaar vermeld. Ook stelt hij aan te kunnen tonen een groot deel van het aankoopbedrag van de hond te hebben betaald. De koopovereenkomst is alleen door [eiseres] ondertekend omdat hij moest werken toen de hond afgehaald werd.
[eiseres] heeft in het kader van zijn vertrek uit de gezamenlijk bewoonde woning slechts aangekondigd dat de hond bij haar bleef. Hij heeft de hond meegenomen omdat hij alleen de hond nog heeft nadat hij door [eiseres] het huis uit is gezet.
[gedaagde] bestrijdt dat de hond als hij werkt alleen is. De hond verblijft in het gezin te Uden waar hij, in verband met zijn werk, van maandag tot en met vrijdag logeert en daar is de hele dag iemand thuis.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter zal in het kader van dit kort geding de door partijen over en weer aangevoerde argumenten met betrekking tot het feit wie als eigenaar van de hond heeft te gelden niet beoordelen, maar mede gelet op de tenaamstelling van de koopovereenkomst in samenhang met de inhoud van het afgegeven afstammingsbewijs, vooralsnog, veronderstellenderwijs, uitgaan van gezamenlijk eigendom. In het kader van dit kort geding is dan aldus aan de orde bij wie de hond, in afwachting van een beslissing in de hoofdzaak, moet verblijven.
4.2. In dat kader acht de voorzieningenrechter de navolgende omstandigheden van belang.
Onbestreden is dat [gedaagde] een veertig-urige werkweek heeft en dus de gehele dag van huis is, gedurende welke tijd de hond in een voor haar vreemde omgeving verblijft terwijl [eiseres] , hetgeen eveneens onbestreden is, heeft aangegeven de hele dag thuis te zijn en zelf in de gelegenheid te zijn om voor de hond te zorgen.
Voorts heeft [eiseres] kennelijk bij het vertrek van [gedaagde] uit de door partijen gezamenlijk bewoonde woning aangegeven dat de hond bij haar zou blijven. Door [gedaagde] is niet aangegeven dat hij toen te kennen heeft gegeven daar niet mee in te kunnen stemmen. Voorshands is dan ook aannemelijk geworden dat het aanvankelijk in de bedoeling van partijen lag dat de hond bij [eiseres] zou blijven, hetgeen, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, ook het meest voor de hand lag.
De voorzieningenrechter is voorts van mening dat het belang van [eiseres] bij het verblijf van de hond bij haar zwaarder moet wegen dan het belang dat [gedaagde] daarbij heeft. Immers, onbestreden is door [eiseres] gesteld dat haar beide kinderen aan het Asperger Syndroom lijden en dat het onvoorbereide vertrek van de hond daardoor niet slechts het nodige verdriet tot gevolg heeft maar zij daardoor ook gezondheidsproblemen ondervinden.
4.3. De vordering van [eiseres] zal worden toegewezen met dien verstande dat de dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als na te melden.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om, binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, de hond aan [eiseres] af te geven, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag voor iedere dag, of een gedeelte van een dag, dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 5.000,--;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 84,87 wegens kosten dagvaarding, € 248,-- wegens griffierechten en € 1.054,00 wegens procureurssalaris;
- bepaalt, nu [eiseres] met een toevoeging procedeert, dat die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening
A. aan de griffier van deze rechtbank:
- wegens het in debet gestelde deel griffierecht € 248,--
- wegens procureurssalaris € 1.054,--
B. aan [eiseres] :
- de dagvaardingskosten ad € 84,87
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van donderdag 27 april 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
MdB