RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 25 januari 2006 in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiser],
handelend onder de naam Aqua Mossel,
gevestigd te Yerseke,
eiseres,
procureur: mr. N.H. van Everdingen,
de vennootschap naar Belgisch recht A. Verbiest D. Storm & Zonen BVBA,
gevestigd te Brussel, België,
gedaagde,
procureur: mr. C.J. IJdema.
1. Het verloop van de procedure
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 10 maart 2004. De comparitie heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2004. Van deze comparitie is proces-verbaal opgemaakt.
Partijen hebben vervolgens de volgende stukken gewisseld:
- conclusie van repliek d.d. 20 april 2005;
- conclusie van dupliek d.d. 10 augustus 2005;
- antwoordakte aan de zijde van eiser d.d. 7 september 2005;
- antwoordakte aan de zijde van gedaagde d.d. 5 oktober 2005;
- antwoordakte aan de zijde van eiser d.d. 19 oktober 2005.
2.1 Aqua Mossel heeft gedurende een aantal jaren zeevruchten verkocht en geleverd aan Verbiest.
2.2 Aqua Mossel en Verbiest zijn een betalingsregeling overeengekomen inhoudende dat zeventig procent van een bestelling die Verbiest plaatste bij Aqua Mossel aan Verbiest in België werd gefactureerd en door Verbiest per bank werd betaald en dat dertig procent contant door Verbiest werd betaald. Over het gedeelte dat Verbiest contant betaalde berekende Aqua Mossel 6 % BTW. Aqua Mossel heeft de BTW afgedragen.
2.3 Aqua Mossel heeft facturen opgemaakt met betrekking tot het gedeelte van de bestellingen dat contant zou worden voldaan. Zij heeft deze onder vermelding van het debiteurnummer [nummer 1] opgenomen in haar administratie. De facturen betreffende het gedeelte van de bestellingen dat door Verbiest giraal zou worden voldaan werden door Aqua Mossel onder vermelding van het debiteurnummer [nummer 2] in haar administratie verwerkt.
2.4 Verbiest heeft de facturen met debiteurnummer [nummer 2] voldaan.
2.5 Verbiest heeft een aantal facturen welke contant dienden te worden voldaan, onbetaald gelaten. In oktober 2002 heeft Verbiest een cheque ten bedrage van € 97.240,- aan Aqua Mossel overhandigd ter betaling van de openstaande facturen. Deze cheque is aanvankelijk geïnd maar later door de Fortis Bank gestorneerd.
2.6 De administratie van Aqua Mossel is door de Nederlandse Belastingdienst onderzocht. De administratie van Verbiest is aan een onderzoek van de Belgische belastingdienst onderhevig.
3.1 Aqua Mossel vordert dat de rechtbank Verbiest bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van € 117.577,52, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de verschillende vervaldata van de onderliggende facturen, alsmede buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 11.757,-, met veroordeling van Verbiest in de proceskosten. Aqua Mossel voert hiertoe het volgende aan. Aqua Mossel heeft Verbiest op bestelling zeevruchten geleverd. Verbiest heeft een aantal facturen, die 30% van de op bestelling geleverde zeevruchten betreffen en welke volgens de betalingsafspraak tussen partijen contant betaald dienden te worden, niet voldaan. Verbiest weigert tot betaling over te gaan, ook nadat zij hiertoe is gesommeerd. Aqua Mossel vordert derhalve nakoming van de betaling van die facturen. Zij vordert tevens buitengerechtelijke kosten ten bedrage van 10% van de hoofdsom. Zij voert daartoe aan dat het beding dat hieromtrent in de Algemene Voorwaarden is opgenomen, moet worden gezien als boetebeding. De rechter is dan ook niet tot matiging verplicht. Tevens is de complexiteit van de zaak aan Verbiest te wijten. Voorts is 10% toegestaan nu het rapport Voorwerk de grens legt bij 15%.
3.2 Verbiest betwist dat de partijen zeevruchten, waarvan Aqua Mossel betaling vordert, zijn geleverd. De door Aqua Mossel overgelegde vermeende exportlijsten zijn door de exporteur noch door Verbiest ondertekend en vormen derhalve geen bewijs. Ook de in het geding zijnde facturen kunnen niet tot bewijs van de levering van de zeevruchten dienen omdat Verbiest deze facturen niet heeft ontvangen. Verbiest biedt nadrukkelijk tegenbewijs aan in de vorm van het onderzoeksrapport van de Belgische Belastingdienst indien de rechtbank voorshands zou aannemen dat de zeevruchten waarvan nakoming van de betaling wordt gevorderd, geleverd zijn.
Verbiest concludeert daarnaast tot niet-ontvankelijkheid van Aqua Mossel in haar vordering. Zij stelt daartoe dat de overeenkomsten, ter uitvoering waarvan de contante betalingen plaatsvonden, nietig zijn. Zij voert hiertoe het volgende aan. De door partijen gemaakte betalingsafspraak beoogde de belastingdienst te misleiden. Derhalve is deze betalingsafspraak in strijd met de wet, de openbare orde en de goede zeden. Omdat deze betalingsafspraak in onverbrekelijk verband staat met de onderliggende overeenkomsten - indien het betalingsbeding niet was gemaakt zou Verbiest een kleinere hoeveelheid zeevruchten hebben afgenomen gelijk aan 70% van de bestellingen die genoeg waren om de witte markt te bedienen - zijn de onderliggende overeenkomsten nietig.
In het geval de rechtbank zou oordelen dat de nietigheid van het betalingsbeding niet de gehele nietigheid van de overeenkomsten met zich zou brengen, stelt Verbiest zich op het standpunt dat de overeenkomsten in elk geval nietig zijn met betrekking tot de afspraak omtrent de contante betalingen.
Verbiest concludeert voorts dat zij geen buitengerechtelijke kosten verschuldigd is. Zij voert daartoe aan dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn omdat de overeenkomst nietig is en derhalve het boetebeding waar Aqua Mossel zich op beroept niet van toepassing is. Indien de rechtbank anders zou oordelen concludeert Verbiest tot matiging van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, omdat uit de overgelegde facturen niet blijkt dat Aqua Mossel buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en een percentage van 10% derhalve niet redelijk is.
3.3 Aqua Mossel betwist hetgeen Verbiest heeft aangevoerd en stelt zich op het standpunt dat de partijen zeevruchten, zoals door Verbiest besteld, aan Verbiest geleverd zijn. Zij wijst daarbij op de gefaxte bestellingen, exportlijsten en facturen. Zij voert voorts aan dat Verbiest in een eerder stadium heeft erkend dat de partijen zeevruchten waarvan nakoming van de betaling wordt gevorderd, zijn geleverd. Verbiest heeft immers in oktober 2002 een cheque ten bedrage van € 97.240,- aan Aqua Mossel overhandigd ter betaling van de litigieuze openstaande facturen. Dat deze cheque aanvankelijk wel is geïnd maar later door de Fortis Bank is gestorneerd doet hier niet aan af.
Aqua Mossel betwist voorts dat de met Verbiest gemaakte betalingsafspraak in strijd was met de wet en de goede zeden. Aqua Mossel heeft geen voordeel getrokken uit de met Verbiest gemaakte afspraak. De betalingsafspraak creëerde de mogelijkheid voor Verbiest om bepaalde inkomsten niet bij de Belgische belastingdienst aan te geven. De keuze daaromtrent was aan Verbiest. Dat Verbiest die keuze had, maakt de afspraak op zichzelf niet ongeoorloofd of in strijd met een wetsbepaling.
Voorts stelt Aqua Mossel dat eventuele nietigheid van de betalingsafspraak niet kan leiden tot nietigheid van de onderliggende koopovereenkomsten, nu deze niet onlosmakelijk met het eventuele nietige beding verbonden waren. Verbiest heeft gesteld noch is gebleken dat de betalingsafspraak van zodanig belang was dat Verbiest zonder die afspraak de overeenkomsten niet had gesloten of slechts 70% van de bestellingen zou hebben geplaatst. Daarbij betrof de afspraak 30% van de bestelling contant te kunnen betalen slechts een betalingsafspraak en had deze geen verband met de grote van de bestellingen.
Aqua Mossel stelt voorts dat in geval de betalingsafspraak tot nietigheid van de onderliggende overeenkomsten zou leiden haar vordering eveneens moet worden geacht te zijn gestoeld op ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van Verbiest dan wel op grond van onverschuldigde betaling. De verrijking is ongerechtvaardigd omdat daaraan geen titel ten grondslag ligt tengevolge van de gestelde nietigheid van de overeenkomst. Derhalve heeft Aqua Mossel onverschuldigd betaald aan Verbiest. Verbiest wordt door deze subsidiair aangevoerde grondslag niet in haar verweer benadeeld. Zij beperkt voorts haar vordering tot het bedrag van € 109.755,02 vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
Voorts betwist Aqua Mossel dat zij met Verbiest is overeengekomen dat de betaling van de facturen zou worden opgeschort.
3.4 Verbiest maakt bezwaar tegen de eiswijziging. Indien Aqua Mossel deze grondslag in een eerder stadium had aangevoerd, zou Verbiest met succes hebben kunnen aanvoeren dat de rechtbank niet bevoegd was. Omdat deze grondslag rauwelijks wordt aangevoerd geldt ter zake van deze vordering niet dat deze onbetwist is. Ingevolge artikel 13 van de algemene voorwaarden dient het geschil ter zake de toewijsbaarheid van deze vordering aan een arbitragecommissie te worden voorgelegd.
Ingeval de rechtbank de wijziging wel zou toestaan voert Verbiest aan dat zij betwist dat de zeevruchten, indien geleverd, een waarde vertegenwoordigen die gelijk is aan de factuurbedragen. Bovendien is over deze bedragen 6% BTW berekend en is Verbiest is in elk geval ter zake van dat deel (€ 5504,14) niet verrijkt. Subsidiair betwist Verbiest dat Aqua Mossel voor het bedrag van € 97.239,98 is verarmd.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Alvorens tot de inhoudelijke behandeling van de zaak over te gaan, zal de rechtbank beoordelen welk materieel recht in de onderhavige zaak dient te worden toepast nu Verbiest in België gevestigd is. Blijkens paragraaf 4.6 van het tussenvonnis van 21 januari 2004 zijn de algemene voorwaarden van Aqua Mossel van toepassing op de rechtsverhouding tussen Aqua Mossel en Verbiest. Artikel 1.4 van de algemene voorwaarden (productie 2 bij de dagvaarding) bepaalt dat het Nederlandse recht van toepassing is met betrekking tot overeenkomsten gesloten met Aqua Mossel. Blijkens voornoemd artikel worden de overeenkomsten geacht in Nederland tot stand te zijn gekomen en worden ze geacht aldaar te zijn uitgevoerd. Derhalve zal de rechtbank de onderhavige zaak beoordelen aan de hand van het Nederlandse recht. De in het voornoemde tussenvonnis genoemde argumenten worden hier overgenomen.
4.2 Aqua Mossel stelt dat Verbiest een aantal van de facturen betreffende door haar bestelde en aan haar geleverde zeevruchten niet heeft voldaan. Verbiest betwist die leveringen te hebben ontvangen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Tussen partijen staat vast dat zij zijn overeengekomen dat de betaling van een leverantie zeevruchten gesplitst zou worden in een giraal en een contant gedeelte betreffende respectievelijk 70% en 30% van de bestelling. Voorts staat vast dat Verbiest de facturen betreffende 70% van haar bestellingen heeft betaald. Uit de stukken, gedeponeerd door Aqua Mossel, blijkt dat Verbiest per fax bestellingen heeft geplaatst bij Aqua Mossel. De faxen met bestellingen worden niet door Verbiest betwist. Bij het naast elkaar leggen van de facturen en de faxen met de bestellingen blijkt telkens dat van elke gefaxte bestelling twee facturen zijn opgemaakt die bij elkaar opgeteld de gefaxte bestelling vormen. Dit komt ook overeen met de betalingsafspraak van partijen. Nu Verbiest de facturen met debiteurnummer [nummer 2] heeft voldaan en zij, ondanks dat zij blijkens de onbetwiste faxen 30% meer had besteld, dit deel niet heeft gereclameerd en zij voorts onbetwist heeft gelaten dat zij een cheque tot betaling van de litigieuze openstaande facturen reeds in oktober 2002 aan de Fortis Bank heeft aangeboden, is de rechtbank van oordeel dat voldoende vast staat dat Verbiest tevens voornoemd deel zeevruchten betreffende 30% van haar bestelling heeft ontvangen.
Dat Verbiest stelt de facturen niet te hebben ontvangen en dat het nepfacturen zou betreffen, is voor de vraag of geleverd is niet van belang nu uit de facturen niet blijkt of daadwerkelijk geleverd is. Evenmin is van belang of de exportlijsten al dan niet zijn ondertekend nu uit betaling van de 70% blijkt dat Verbiest de partijen overeenkomstig zijn bestelling heeft ontvangen en niet is gesteld of gebleken dat de bestelde partijen gescheiden in gedeelten van 70% en 30% werden vervoerd.
4.3 Verbiest heeft nadrukkelijk tegenbewijs aangeboden in de vorm van het nog op te maken onderzoeksrapport van de Belgische Belastingdienst waaruit na onderzoek van de administratie van Verbiest zou moeten blijken of de partijen zeevruchten waarvoor in de onderhavige procedure betaling wordt gevorderd al dan niet geleverd zijn. De rechtbank overweegt hieromtrent dat gezien het onder 4.2 overwogene een mogelijk anderszins concluderend rapport van de Belgische Belastingdienst haar oordeel niet kan veranderen, omdat het in een ander kader is opgemaakt. De rechtbank passeert derhalve het aanbod tot tegenbewijs van Verbiest.
4.4 Verbiest heeft voorts aangevoerd dat Aqua Mossel niet-ontvankelijk is in haar vordering tot betaling van de openstaande facturen nu aan deze facturen nietige overeenkomsten ten grondslag liggen. Zij voert daartoe aan dat het betalingsbeding dat partijen zijn overeengekomen, in strijd is met de goede zeden, de openbare orde of de wet. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De strekking van de betalingsafspraak tussen partijen is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de goede zeden. Aqua Mossel stelt dat deze betalingsregeling alleen in het voordeel van Verbiest was en dat deze op initiatief van Verbiest tot stand is gekomen en dat als Verbiest daadwerkelijk de aan de levering ten grondslag liggende facturen buiten haar boekhouding heeft gehouden dit alleen in het voordeel van Verbiest is geweest en de ongeoorloofdheid daarvan slechts voor rekening van Verbiest moet komen. Aqua Mossel miskent hiermee dat zij door het maken van voornoemde betalingsafspraak, waarbij het voor haar kenbaar was dat Verbiest daardoor de mogelijkheid kreeg 30% van de leveringen buiten haar boekhouding te laten, heeft meegewerkt aan het creëren van de mogelijkheid voor Verbiest om de belastingdienst te misleiden. Bij de beoordeling van de strekking van het betalingsbeding gaat de aandacht van de rechtbank vooral uit naar de individuele omstandigheden en oogmerken van partijen zoals die ten tijde van het contract luidden. Dat kan ertoe leiden dat een contract als het onderhavige dat op zichzelf niet tot ongeoorloofde prestaties verplicht, niettemin nietig kan zijn op grond van zijn strekking. Nu Aqua Mossel geen andere verklaring heeft gegeven voor het aangaan van de betalingsafspraak met Verbiest dan dat dit in het fiscaal voordeel van Verbiest was en Verbiest heeft gesteld dat zij ten doel heeft gehad de fiscus te misleiden, gaat de rechtbank ervan uit dat Aqua Mossel met dit doel bekend was en hieraan door het sluiten van de overeenkomst heeft meegewerkt. Derhalve is er sprake van een ongeoorloofde strekking van de betalingsafspraak en is de betalingsafspraak nietig.
4.5 Verbiest verbindt hieraan de conclusie dat vanwege de nietige betalingsafspraak de aan deze afspraak onderliggende overeenkomsten nietig zijn. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Voor de beantwoording van de vraag of tussen de nietige betalingsafspraak en de onderliggende overeenkomsten een onverbrekelijk verband bestaat, is het van belang of partijen de overeenkomst al dan niet zonder het beding zouden hebben gesloten. Verbiest heeft gesteld dat als de mogelijkheid van contante betaling niet had bestaan hij 30% minder zeevruchten van Aqua Mossel zou hebben afgenomen. Aqua Mossel heeft deze stelling onvoldoende gemotiveerd betwist. Indien, zoals Aqua Mossel stelt, de betalingsafspraak niet van zodanig belang was geweest als Verbiest heeft aangevoerd, dan ziet de rechtbank niet in om welke reden partijen de betalingsafspraak hebben gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank was de betalingsafspraak derhalve onlosmakelijk verbonden met de onderliggende koopovereenkomsten.
4.6 De overeenkomsten waarop de openstaande facturen waarvan Aqua Mossel nakoming vordert, zijn blijkens het hiervoor onder 4.4 overwogene nietig. Aqua Mossel is dan niet-ontvankelijk in haar vordering tot nakoming omdat daarvoor geen rechtsgrond meer bestaat. Aqua Mossel heeft echter bij conclusie van repliek de grondslag van haar eis aangevuld en haar vordering eveneens gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking dan wel onverschuldigde betaling. Verbiest heeft bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging en zich daarbij beroepen op artikel 13 van de algemene voorwaarden. De rechtbank overweegt dat artikel 13 van de algemene voorwaarden in het onderhavige geval niet van toepassing is, omdat de eiswijziging geen nieuwe vordering betreft maar een aanvulling van de grondslag van de voor het uitbrengen van de dagvaarding onbetwiste vordering. De rechtbank passeert hiermee het verweer van Verbiest. Aqua Mossel heeft in het beginsel het recht de gronden van haar vordering te vermeerderen zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. Verbiest heeft niet anderszins aangevoerd dat zij in haar verdediging is geschaad en heeft ook niet aangevoerd dat de wijziging leidt tot onredelijke vertraging. Derhalve gaat de rechtbank bij haar beoordeling uit van de gewijzigde eis.
4.7 Als onder 4.1 is weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat de partijen zeevruchten waarvan nakoming wordt gevorderd, zijn geleverd. Nu Aqua Mossel deze partijen zeevruchten aan Verbiest heeft geleverd op grond van nietige overeenkomsten zoals de rechtbank in 4.5 heeft overwogen, is Verbiest ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van Aqua Mossel. Verbiest is derhalve verplicht de schade van Aqua Mossel te vergoeden tot het bedrag van haar verrijking. Aqua Mossel heeft gesteld dat zij zeevruchten heeft geleverd ter waarde van € 109.755,02. Zij baseert zich daarbij op de openstaande facturen. Verbiest heeft aangevoerd dat niet voornoemd bedrag maar het bedrag van € 97.239,98, ter discussie staat, omdat de rechtbank zich in het tussenvonnis van 21 januari 2004 ten opzichte van factuur met [factuurnummer] onbevoegd heeft verklaard. De rechtbank volgt Verbiest daarin.
Verbiest dient daarbij de schade te vergoeden die overeenkomt met de verkoopprijs die Aqua Mossel voor de partijen geleverde zeevruchten in het normale handelsverkeer hanteerde. Had Aqua Mossel deze partijen niet aan Verbiest geleverd dan had zij deze immers voor die prijs aan een ander kunnen verkopen. De rechtbank overweegt daarbij dat in het normale handelsverkeer tussen Nederland en België het nultarief geldt en dat derhalve 6 % BTW (die vanwege de contante betaling over de koopprijs berekend werd) op de openstaande bedragen in mindering dient te worden gebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is Verbiest derhalve € 97.239,98 – € 5.834,40 (6% van 97.239,98) = € 91.405,50 te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de verschillende vervaldata van de onderliggende facturen aan Aqua Mossel verschuldigd.
4.8 Aqua Mossel heeft buitengerechtelijke kosten gevorderd. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Partijen zijn in de algemene voorwaarden een boetebeding overeengekomen waarin de buitengerechtelijke kosten worden gefixeerd op 10% van de hoofdsom. Blijkens artikel 3:90 van het Burgerlijk Wetboek volgt een boetebeding het lot van de hoofdverbintenis. De rechtbank overweegt dat nu die onderdelen van de overeenkomsten waarvan nakoming wordt gevorderd nietig zijn, als onder 4.5 overwogen, het boetebeding op de niet nakoming van deze onderdelen niet van toepassing is. Verbiest is deze boete derhalve niet verschuldigd. De rechtbank is van oordeel dat Verbiest ook overigens geen buitengerechtelijke kosten verschuldigd is. Zij overweegt daartoe dat uit de overgelegde facturen noch anderszins is gebleken dat de door Aqua Mossel gestelde verrichtingen meer omvatten dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak zijn gemaakt. De daarop betrekking hebbende kosten dienen, nu een geding is gevolgd, te worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen derhalve worden afgewezen.
4.9 Verbiest zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
- veroordeelt Verbiest aan eiseres te betalen € 91.405,50 te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de verschillende vervaldata van de onderliggende facturen tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Verbiest in de kosten van het geding, aan de zijde van eiseres tot aan deze uitspraak begroot op € 4.973,50 aan salaris van de procureur en € 2.520,18 aan verschotten, waaronder € 2.455,- aan griffierecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 januari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.