ECLI:NL:RBMID:2006:AY7065

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
5 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
47934 HA ZA 2005/251
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aantasting van persoonlijke levenssfeer, eer en goede naam in het kader van een geschil binnen een Shantykoor

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Middelburg op 5 april 2006, vorderde eiser, wonende te Sas van Gent, dat de rechtbank zou verklaren dat gedaagde, wonende te Nieuwerkerk, een onrechtmatige daad had gepleegd. Eiser stelde dat gedaagde hem in een brief aan enkele koorleden van het Shantykoor 'Het Veerse Scheepstuig' onterecht van onwaarheden had beschuldigd, wat leidde tot zijn royement uit het koor en immateriële schade. Gedaagde betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat hij een brief had gestuurd die niet onwaar was, en dat hij aangifte had gedaan van bedreiging door eiser, wat hij niet als onrechtmatig beschouwde.

De rechtbank oordeelde dat de brief van gedaagde, die op 9 maart 2004 was verzonden, niet als een aantasting van de eer en goede naam van eiser kon worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de ruzies tussen eiser en gedaagde al voor de verzending van de brief gaande waren en dat de inhoud van de brief al bekend was bij de leden van het koor. De rechtbank concludeerde dat de brief geen nieuwe informatie toevoegde aan de reeds bestaande situatie en dat eiser zijn stellingen onvoldoende had onderbouwd.

Daarom wees de rechtbank de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde waren begroot op € 768,- aan salaris van de procureur en € 291,- aan verschotten. Dit vonnis benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken en de grenzen van de persoonlijke levenssfeer in het kader van openbare geschillen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 5 april 2006 in de zaak van:
rolnr: 05-251
[eiser],
wonende te Sas van Gent, gemeente Terneuzen,
eiser,
procureur: mr. B.J. van de Wijnckel,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland,
gedaagde,
procureur: mr. H. Goedegebure.
1. Het verloop van de procedure
De volgende processtukken zijn gewisseld:
- dagvaarding met producties d.d. 10 mei 2005;
- conclusie van antwoord met producties d.d. 27 juli 2005;
- conclusie van repliek met productie d.d. 21 september 2005;
- conclusie van dupliek met productie d.d. 2 november 2005;
- antwoordakte producties zijdens eiser [eiser] d.d. 4 januari 2006.
2. De feiten
2.1 Eiser (in het vervolg [eiser]) en gedaagde (in het vervolg [gedaagde]) zijn allebei lid geweest van het Shantykoor genaamd “Het Veerse Scheepstuig”.
2.2 Zowel [eiser] als [gedaagde] zijn op 17 maart 2004 geroyeerd als lid van het Shantykoor.
2.3 [gedaagde] heeft een brief d.d. 9 maart 2004, waarin [eiser] wordt vermeld, aan de voorzitter van het bestuur verzonden en heeft enkele koorleden een afschrift van genoemde brief verstrekt.
2.4 Op 19 februari 2004 heeft [gedaagde] bij de politie aangifte gedaan van bedreiging met de dood door [eiser].
3. Het geschil
3.1 [eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat [gedaagde] jegens [eiser] een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Hij vordert tevens dat de rechtbank [gedaagde] zal veroordelen om binnen twee weken na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan [eiser] bij wijze van schadevergoeding een bedrag van € 7.500,- te voldoen althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Hij stelt daartoe dat [gedaagde] jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld waardoor [eiser] met name immateriële schade heeft geleden. [eiser] stelt dat [gedaagde] in een brief die hij aan een deel van de koorleden verzonden heeft, [eiser] van onwaarheden beschuldigd heeft. Naar aanleiding van de onenigheden tussen [eiser] en [gedaagde] is [eiser] uiteindelijk als lid van het Shantykoor geroyeerd waardoor [eiser] het contact met medekoorleden heeft verloren en zijn grootste hobby heeft moeten opgeven. Tevens heeft [gedaagde] een afschrift van de strafrechtelijke dagvaarding van [eiser] met een begeleidende brief aan [betrokkene], leden van het Shantykoor, verzonden. Tot slot heeft [gedaagde] bij de politie valse aangifte gedaan van bedreiging door [eiser]. [gedaagde] wist dat er geen sprake was van bedreiging maar heeft slechts aangifte gedaan om [eiser] dwars te zitten. Hij heeft met zijn handelen de intentie gehad de eer en goede naam en de persoonlijke levenssfeer van [eiser] aan te tasten.
3.2 [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vordering.
[gedaagde] stelt dat hij inderdaad een brief heeft gestuurd aan het bestuur van het Shantykoor. Tevens heeft hij een afschrift van deze brief aan enkele koorleden verstrekt. Hij betwist echter dat hetgeen in de brief vermeld staat onwaar is. Tevens betwist hij dat hij een afschrift van de dagvaarding aan [betrokkene] heeft verzonden.
Tot slot heeft [gedaagde] aangifte gedaan van bedreiging met de dood door [eiser]. Deze aangifte was niet vals. [gedaagde] betwist dat hij op enigerlei wijze onrechtmatig jegens [eiser] zou hebben gehandeld en betwist en ontkent elke aansprakelijkheid voor door [eiser] geleden schade.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Met betrekking tot het verstrekken van de brief van 9 maart 2004 op 12 maart 2004 overweegt de rechtbank als volgt. Voorop staat de vraag, of door het schrijven en versturen van die brief aan het bestuur van het Shantykoor en enkele koorleden, waarin volgens [eiser] onwaarheden over hem worden vermeld, [eiser] in zijn eer en goede naam is aangetast. Het gaat hierbij om de aantasting van het gevoel van eigenwaarde en de waardering die hij bij anderen, in dit geval de leden van het Shantykoor, geniet. De brief is binnen het koor verspreid. Tussen [eiser] en [gedaagde] bestond in de privé-sfeer onenigheid die uiteindelijk leidde tot hoogoplopende ruzies en woordenwisselingen. Deze ruzies en woordenwisselingen hebben openlijk plaatsgevonden binnen het Shantykoor. [eiser] stelt zelf dat alle leden van het Shantykoor op den duur op de hoogte waren van de ruzie, alsmede van de inhoud ervan. Dit was volgens [eiser] ook aanleiding voor het bestuur van het Shantykoor om op 10 maart 2004 aan te geven aan beide partijen dat zij op straffe van royement niet meer mochten spreken over de feiten en omstandigheden die tot de ruzie hadden geleid. De brief, verstrekt op 12 maart 2004, kan derhalve niet anders worden gezien dan één van de vele beschuldigingen die [eiser] en [gedaagde] over en weer, naar elkaar toe, hebben geuit. Gezien het feit dat de ruzie al voor de brief gaande was en de leden van het Shantykoor hiervan al ruimschoots deelgenoot waren gemaakt, kan de brief van 9 maart 2004 niet als een aantasting van de eer en goede naam van [eiser] worden aangemerkt. Hiervan was immers al sprake. De brief voegt hieraan niets toe wat niet al bij deze kring van personen bekend was, terwijl bovendien deze personen het in de brief vermelde konden plaatsen binnen het heersende conflict.
4.2 [eiser] heeft, gelet op de betwisting van [gedaagde], zijn stelling dat [gedaagde] een afschrift van zijn strafrechtelijk dagvaarding aan [betrokkene] heeft verzonden onvoldoende onderbouwd. De vordering van [eiser] kan op die grond derhalve niet worden toegewezen.
4.3 Ook de stelling dat [gedaagde] valse aangifte heeft gedaan, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd. De vordering van [eiser] kan dan ook niet worden toegewezen.
4.4 De rechtbank zal, gezien hetgeen zij hiervoor heeft overwogen, de vordering van [eiser] afwijzen. Zij zal tevens [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen.
5. De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze uitspraak begroot op € 768,- aan salaris van de procureur en € 291,- aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 5 april 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
EA