II. Overwegingen
1. Bij besluit van 15 juni 2005 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat haar uitkering op grond van de Algemene Weduwen en Wezenwet (AWW) dan wel de Algemene nabestaandenwet (Anw) (hierna: de uitkering) over de periode van juli 1996 tot en met augustus 1999 is herzien. Tevens is meegedeeld dat is besloten om het teveel betaalde bedrag van de uitkering over de periode van 1 september 1994 tot en met 30 juni 1996 niet terug te vorderen. In een begeleidende brief is het voornemen tot terugvordering van een bedrag van € 19.605,03 aangekondigd.
2. Het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 15 juni 2005 is met het bestreden besluit ongegrond verklaard. Het bezwaar tegen de aangekondigde terugvordering is niet-ontvankelijk verklaard.
3. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht tot herziening van de uitkering heeft besloten. De niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen de aankondiging terugvordering is geen onderwerp van geschil.
4. Eiseres heeft in bezwaar en in beroep aangevoerd dat de Amerikaanse uitkering die zij met ingang van 1 september 1996 in verband met het bereiken van de 62-jarige leeftijd heeft ontvangen, naar aard en strekking niet met de uitkering overeenkomt. Als dat wel het geval was geweest dan had zij er niet voor gekozen om de Amerikaanse uitkering al op 62-jarige leeftijd uit te laten betalen. Het gaat bij die uitkering om een ouderdomspensioen. Voorts is aangevoerd dat de herziening in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Verweerder was, zo blijkt uit een rapport van 2 september 1983 van de Raad van Arbeid te Middelburg, op de hoogte van het feit dat eiseres bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd in aanmerking zou komen voor een Amerikaans weduwepensioen. Bij de aanvraag van uitkering op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) heeft eiseres melding gemaakt van het feit dat zij vanaf 1994 een Amerikaanse uitkering ontving. Zij heeft hiervan bij verweerder geen melding gemaakt aangezien haar door een medewerker van de ambassade was verzekerd dat de Amerikaanse uitkering, aangezien het een ander soort uitkering betrof, geen gevolgen had voor haar uitkering in Nederland. Vanwege de mededeling van de ambassademedewerker, de wetenschap bij verweerder en de inmiddels verstreken tijd mocht zij er op vertrouwen dat het recht op uitkering en de hoogte van de uitkering juist waren vastgesteld. Verweerder heeft pas na een onredelijk lange termijn tot herziening besloten. Er is door verweerder onvoldoende reke-ning gehouden met de verzachtende omstandigheden in de zin dat steeds veel onduidelijkheid heeft bestaan over de gevolgen van de sociale wetgeving in Nederland en Amerika. Tevens moet worden meegewogen dat eiseres ook nog eens is geconfronteerd met een strafrechtelijke procedure.
5. Verweerder heeft gesteld dat eiseres verplicht was om door te geven dat zij in Amerika uitkering is gaan ontvangen. Nu dat is nagelaten, is er sinds 1 juli 1996 de verplichting om de uitkering te herzien. Herziening heeft plaatsgevonden op grond van het Koninklijk Besluit van 20 maart 1968 (KB 174) en vanaf 1 januari 1998 op grond van het Inkomens- en Samenloopbesluit Anw. Zowel de buitenlandse nabestaandenuitkering als de ouderdomsuitkering is een aan de uitkering gerelateerde soortgelijke uitkering. Volgens de beleidsregels van verweerder is sprake van dringende redenen als de uitkeringsgerechtigde niet kan worden verweten een verplichting te hebben geschonden en zij voorts niet heeft kunnen begrijpen dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. Aangezien eiseres wist, dan wel had kunnen weten dat de Amerikaanse uitkering van invloed was op de uitkering, is er geen sprake van dringende redenen. De ambassademedewerker was niet bevoegd om mee te delen dat de Amerikaanse uitkering niet van invloed zou zijn. Er is voorts geen sprake van kennelijke onredelijkheid aangezien het eiseres is te verwijten dat zij verweerder niet tijdig heeft geïnformeerd. Het is niet gebleken dat verweerder een verwijt treft en de herziening voor eiseres onevenredig ingrijpend is.
6. De rechtbank gaat op grond van de stukken van het volgende uit.
7. Eiseres (geboortedatum: l september 1934) en haar echtgenoot hebben van 8 mei 1956 tot 22 november 1971 in Amerika gewoond. De echtgenoot van eiseres is daar verzekerd geweest, of wordt geacht daar verzekerd te zijn geweest. De echtgenoot is op 11 januari 1972 overleden waarna eiseres een nabestaandenuitkering uit Amerika ('parents benefits') ontving. Met ingang van 1 februari 1972 ontving zij in Nederland een AWW-uitkering, waarop de nabestaanden-uitkering uit Amerika in mindering werd gebracht. Na beëindiging van laatstgenoemde uitkering in verband met het bereiken van de 18 jarige leeftijd van het jongste kind, ontving eiseres met ingang van 1 september 1983 een volledige AWW-uitkering. Op 1 juli 1996 is de Anw in werking getreden en is de AWW-uitkering omgezet in een uitkering op grond van artikel 14 van de Anw.
8. Uit aantekeningen van 6 november 1981 van een medewerker van de Raad van Arbeid te Middelburg van een telefoongesprek dat in reactie op een brief van 5 november 1981 van eiseres, met eiseres is gevoerd, is op te maken dat haar toen is meegedeeld dat de uitkering bij ontvangst van een weduwepensioen uit Amerika op 60-jarige of 62-jarige leeftijd, weer zal worden gereduceerd.
9. Uit een aan eiseres gerichte brief van maart 1983 van Social Security Notice te Baltimore in Amerika is op te maken dat zij op 60-jarige leeftijd in aanmerking kan komen voor zogeheten `widow's benefits'. Van deze brief wordt melding gemaakt in aantekeningen van september 1983 van de Raad van Arbeid te Middelburg.
10. Bij de beschikking van 17 november 1983 waarbij de AWW-uitkering met ingang van 1 september 1983 is herzien, is eiseres gewezen op de verplichting om binnen 14 dagen schriftelijk mededeling te doen van elke verandering van feiten of omstandigheden, die tot intrekking of vermindering van de uitkering aanleiding kan geven. Hieronder valt de situatie dat sprake is van een uitkering aan nagelaten betrekkingen ingevolge de sociale wetgeving van een andere mogendheid.
11. Op een aanvraag AOW van 24 maart 1999 heeft eiseres onder meer vermeld dat zij zich er van bewust is dat zij 30% minder AOW zal ontvangen maar dat zij als aanvulling recht heeft op `retirement benefits' (ouderdomspensioen) uit Amerika. In vervolg op deze aanvraag heeft verweerder na onderzoek vastgesteld dat eiseres sinds september 1994 een Amerikaanse weduwe-uitkering ('survivors insurance benefits') ontving. Dit heeft geleid tot het besluit van 15 juni 2005 waarin onder meer tot herziening is besloten op grond van het feit dat eiseres, ondanks de verplichting daartoe, heeft nagelaten verweerder te informeren over het feit dat aan haar per 1 september 1994, in verband met het bereiken van de 60-jarige leeftijd, een Amerikaans weduwepensioen is betaald. De herziening per 1 september 1994 heeft plaatsgevonden op grond van het KB 174 en de herziening per 1 januari 1998 op grond van het Inkomens- en Samenloopbesluit Anw.
12. Eiseres heeft in de periode van 1 september 1994 tot 1 september 1996 een Amerikaanse weduwe-uitkering ontvangen. In de periode van 1 september 1996 tot 1 september 1999 ontving zij een Amerikaans ouderdomspensioen.
13. De rechtbank overweegt het volgende.
14. Ingevolge artikel 76, vijfde lid, van de Anw is artikel 30a van de AWW tot 1 januari 1998 van toepassing voor de persoon die op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Anw per 1 juli 1996, recht had op een uitkering op grond van artikel 8 van de AWW