ECLI:NL:RBMID:2006:AY6575

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
19 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 05/795
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WOZ-waarde en cultuurgrondvrijstelling in geschil

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Reimerswaal, dat op 13 juli 2005 is genomen. Het betreft de vaststelling van de waarde van een object, een schuur/stal omgeven door weiland, voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De waarde was oorspronkelijk vastgesteld op € 48.000,--, maar na bezwaar is deze verlaagd naar € 12.000,--. Eiser stelt dat de waarde van het weiland buiten aanmerking moet worden gelaten op grond van de cultuurgrondvrijstelling, omdat er sprake zou zijn van bedrijfsmatige exploitatie.

De rechtbank heeft op 2 mei 2006 de zaak behandeld. Eiser was aanwezig, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door T.L. Simmelink-Flohil, taxateur van TOG Nederland Zuid-West B.V. De rechtbank overweegt dat de ondertekening van het bestreden besluit door W.J. van Pelt, namens burgemeester en wethouders, een kennelijke verschrijving betreft, aangezien de heffingsambtenaar zelf bevoegd was om het besluit te nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er op de waardepeildatum van 1 januari 2003 sprake was van een bedrijfsmatige exploitatie van het weiland. De enkele stelling van eiser dat er niets is veranderd ten opzichte van eerdere waardepeildata, is onvoldoende. De rechtbank concludeert dat de cultuurgrondvrijstelling niet van toepassing is en dat de waarde van het object correct is vastgesteld door de verweerder. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. G.H. Nomes, rechter, en is openbaar uitgesproken op 19 juli 2006. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open, mits de wederpartij schriftelijk instemt met het instellen van beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
belastingkamer, enkelvoudig
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 05/795
Inzake: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
tegen: de heffingsambtenaar van de gemeente Reimerswaal, verweerder.
I. Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen een op bezwaar genomen besluit van 13 juli 2005 van verweerder (het bestreden besluit).
Het beroep is op 2 mei 2006 ter zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door T.L. Simmelink-Flohil, taxateur van TOG Nederland Zuid-West B.V.
II. Overwegingen
1. Het bestreden besluit is ondertekend door W.J. van Pelt, namens burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal. Nu echter vaststaat dat de ondertekenaar is aangewezen als heffingsambtenaar en niet het college maar hijzelf ter zake bevoegd is, het besluit ziet op een bij de heffingsambtenaar ingediend bezwaarschrift en ten slotte namens de heffingsambtenaar ter zitting is bevestigd dat het onderhavige besluit door hem als zodanig is genomen, houdt de rechtbank bedoelde ondertekening voor een kennelijke verschrijving.
2. Eiser is eigenaar van het object [adres object] te [woonplaats] met kadastrale gegevens: [kadastrale gegevens] (hierna: het object). Het is een schuur/stal omgeven door weiland. De oppervalkte van het object is 5.154 m2. Bij beschikking met dagtekening 28 februari 2005 en nummer 87019 (hierna: de beschikking) heeft verweerder de waarde van het object in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de wet) vastgesteld op € 48.000,--, uitgaande van waardepeildatum en toestandsdatum 1 januari 2003 en geldend voor het tijdvak 2005 tot en met 2006. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de beschikking gegrond verklaard en de waarde nader vastgesteld op € 12.000,--.
3. In geschil is het antwoord op de vraag of de vastgestelde waarde overeenkomt met de waarde in het economische verkeer per waardepeildatum 1 januari 2003. In dat kader is ondermeer ter beoordeling of het weiland dient te worden vrijgesteld op grond van de zogeheten cultuurgrondvrijstelling als bedoeld in artikel 2, lid 1 en onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Uitvoeringsregeling).
4. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarde van het weiland op grond van de cultuurgrondvrijstelling buiten aanmerking dient te worden gelaten. Slechts het dierenverblijf met ondergrond dient te worden gewaardeerd. In de procedure over de waarde van het object per waardepeildatum 1 januari 1999 is deze vrijstelling door de belastingkamer van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage in een uitspraak van 9 april 2003 bevestigd.
5. Verweerder is van mening dat de waarde juist is vastgesteld en dat het tot het object behorende weiland bij de waardering dient te worden betrokken omdat eiser geen agrariër is en hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze grond bedrijfsmatig geëxploiteerd wordt. Verweerder distantieert zich van het standpunt van de inspecteur in de vorige procedure, zoals verwoord in de uitspraak van 9 april 2003 van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage.
6. De rechtbank overweegt het volgende.
7. De tekst van artikel 2, lid 1 en onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling luidt:
1. Bij de bepaling van de waarde wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van:
a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, voor zover die niet de ondergrond vormt van gebouwde eigendommen.
8. Verweerder heeft de waarde van het object gebaseerd op een naar aanleiding van het bezwaar opgemaakt taxatierapport van 27 september 2005. Uit dit rapport blijkt dat de waarde van het object is bepaald op € 12.000,--. In dit taxatierapport is een oppervlakte vermeld van 5.154 m2. Ter zitting heeft verweerder de waarde toegelicht. Aan het dierenverblijf is een waarde toegekend van € 2.272,--. Voor het perceel van 5.154 m2 is een m2 -prijs gehanteerd van € 2,--. De waarde is vastgesteld op grond van de agrarische taxatiewijzer en gespiegeld aan de agrarische grondprijs welke gemiddeld ligt op een m2 -prijs van € 3,--. Verweerder heeft toegelicht dat de gehanteerde m2 -prijs lager ligt omdat het een kleiner kavel betreft.
9. Aanspraak op voornoemde cultuurgrondvrijstelling bestaat alleen indien sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie van de cultuurgrond. De bewijslast van deze exploitatie ligt bij eiser. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er ten tijde van de waardepeildatum 1 januari 2003 sprake was van een bedrijfsmatige exploitatie van het weiland. De enkele stelling van eiser dat in vergelijk met de eerdere waardepeildatum niets is veranderd, is onvoldoende om bedrijfsmatige exploitatie op 1 januari 2003 aannemelijk te achten. Ditzelfde geldt voor de verklaring van eiser ter zitting dat het weiland op 1 januari 2003 was verhuurd en de huurder een paard in de wei had staan. Het vorenstaande brengt mee dat de waarde van het weiland volgens artikel 2, eerste lid, onder a van de Uitvoeringsregeling niet buiten aanmerking moet worden gelaten en dat verweerder de cultuurgrondvrijstelling terecht niet heeft toegepast.
10. De rechtbank is verder van oordeel dat de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 9 april 2003 in de huidige procedure zonder betekenis is omdat het in onderhavige zaak gaat om de beoordeling van de vrijstelling van de cultuurgrond per waardepeildatum 1 januari 2003. De uitspraak van het Gerechtshof had betrekking op waardepeildatum 1 januari 1999.
11. Op grond van de inhoud van het verweerschrift van verweerder, genoemd taxatierapport en hetgeen ter zitting door verweerder naar voren is gebracht, acht de rechtbank aannemelijk dat verweerder de waarde van het object niet hoger heeft vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer per waardepeildatum 1 januari 2003. De conclusie van het voorgaande is dat verweerder de beschikking met het bestreden besluit op juiste gronden heeft gehandhaafd. Het bestreden besluit houdt dan ook in rechte stand en het beroep is ongegrond.
III. Uitspraak
De rechtbank Middelburg
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2006 door mr. G.H. Nomes, rechter, in tegenwoordigheid van F.L. Blok, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 – bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.
Afschrift verzonden op: