RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Inzake: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. J. Lamme, adviseur te Naarden,
tegen: de bestuurscommissie van de Stedelijke Scholengemeenschap De Rede, gevestigd te Terneuzen, verweerder.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van 29 augustus 2005 waarbij verweerder aan eiser met ingang van 1 september 2005 ontslag heeft verleend uit zijn functie van medewerker financiële administratie (het bestreden besluit).
Op verzoek van eiser heeft verweerder ingestemd met rechtstreeks beroep bij de rechtbank.
Een verzoek van eiser om een voorlopige voorziening is bij uitspraak van 2 december 2005 (kenmerk: 05/1100) door de voorzieningenrechter van deze rechtbank afgewezen.
Het beroep is op 16 februari 2006 behandeld ter zitting. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.A. Geerdink en E.R. van den Hooven. Het onderzoek is ter zitting geschorst teneinde partijen de gelegenheid te bieden een schikking te beproeven. Na ontvangst van nadere stukken van partijen, heeft de rechtbank met toestemming van partijen bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven. Op 27 maart 2006 is het onderzoek door de rechtbank gesloten.
1. Bij besluit van 15 oktober 2001 is eiser aangesteld in tijdelijke dienst met ingang van 1 oktober 2001 voor de periode van één jaar in de functie assistent hoofd administratie bij Stedelijke Scholengemeenschap 'De Rede' te Terneuzen. Bij besluit van 4 oktober 2002 is deze aanstelling met ingang van 1 oktober 2002 omgezet in één voor onbepaalde tijd. Bij besluit van 22 april 2005 is - in het kader van een nieuw functiewaarderingssysteem - de functie van eiser met ingang van 1 april 2005 gewijzigd in eerste medewerker financiële administratie. Eiser is op 28 januari 2005 met psychische klachten uitgevallen.
2. Volgens een probleemanalyse van 14 maart 2005 van bedrijfsarts S. Kruit is de uitval te wijten aan diverse problemen op het werk, de oorzaken: de arbeidsomstandigheden, een arbeidsconflict en intra-persoonlijke factoren. Kruit heeft verweerder geadviseerd om met mediation te starten om te bezien of er nog mogelijkheden zijn om eiser te laten terugkeren. Er is geen sprake meer van arbeidsongeschiktheid, maar eiser kan volgens Kruit niet onder dezelfde condities terugkeren naar zijn oude werkplek.
3. Door middel van mediation is geprobeerd tot een oplossing van de ontstane situatie te komen maar op 27 april 2005 heeft eiser kenbaar gemaakt dat hij met verweerder de mogelijkheden wil verkennen om afscheid van elkaar te nemen. Vervolgens zijn eiser en verweerder in onderhandeling gegaan over de beëindiging van de aanstelling en de voorwaarden waaronder. Dit heeft niet tot een voor partijen aanvaardbare regeling geleid.
4. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen. De primaire grond voor het ontslag is onbekwaamheid of ongeschiktheid anders dan op grond van ziekte of gebreken. De subsidiaire ontslaggrond is het bestaan van redenen van gewichtige aard in de zin dat sprake is van verstoorde verhoudingen. Aan dit besluit is een vergoeding van € 5.000,-- bruto verbonden voor de daling in inkomsten die eiser na het ontslag heeft te verwachten, welke vergoeding desgewenst ook kan worden aangewend voor de financiering van loopbaanbegeleiding, outplacement of een vorm van scholing.
5. Eiser kan zich hiermee niet verenigen. Er is geen sprake van onbekwaamheid of ongeschiktheid. De arbeidsongeschiktheid was het gevolg van de spanningen en hoge werkdruk die hij in zijn werk ondervond. De organisatie en aansturing van de administratie van De Rede was al geruime tijd niet op orde; in ieder geval al vanaf het moment van indiensttreding van eiser. Dit blijkt uit diverse rapporten. Het ontstaan van de verstoorde verhoudingen is De Rede te verwijten. De structurele organisatorische problemen en de manco's in de aansturing van de administratie zijn de voornaamste oorzaken van de ontstane situatie. Gegeven de omstandigheden acht eiser een terugkeer niet meer reëel. De aan het ontslag verbonden vergoeding biedt volgens eiser echter onvoldoende compensatie voor de door De Rede veroorzaakte schade (inkomensderving, gemaakte medische kosten en de immateriële schade). Eiser heeft verzocht om een vergoeding van in totaal € 51.300.
6. Verweerder heeft verweer gevoerd en heeft zich voor wat de gekozen ontslaggrond gerefereerd. De aangeboden vergoeding is, gelet op de leeftijd van eiser, de korte duur van het dienstverband, de gunstige kansen op de arbeidsmarkt voor een financieel medewerker en de overige omstandigheden, adequaat en voldoende. In dat verband is onder meer gewezen op de inspanningen die zijn verricht om de problematiek bij de administratie op te lossen. Verweerder heeft erkend dat de administratie met zijn verdeeldheid en problemen destijds geen gemakkelijke werkomgeving was en het is gebleken dat eiser zich hierin helaas niet heeft weten staande te houden. Het gaat echter te ver verweerder daarover een verwijt te maken.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
8. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitvoerig gemotiveerde uitspraak van 2 december 2005 als voorlopig oordeel uitgesproken dat er geen sprake was van onbekwaamheid of ongeschiktheid van eiser voor de vervulling van zijn functie. Verweerder heeft het bestreden besluit niet kunnen baseren op de daarin vermelde primaire ontslaggrond. Voorts is aannemelijk geoordeeld dat een situatie is ontstaan die aan een verdere samenwerking in de weg staat waardoor voortzetting van het dienstverband redelijkerwijs niet van verweerder kan worden verlangd. Onder die omstandigheden heeft verweerder eiser wegens redenen van gewichtige aard kunnen ontslaan. Deze redenen hebben volgens de voorzieningenrechter in overwegende mate in de invloedssfeer van verweerder gelegen.
9. Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting door partijen is aangevoerd komt de rechtbank tot eenzelfde oordeel als de voorzieningenrechter. De rechtbank neemt dat oordeel, de daaraan ten grondslag gelegde motivering en de feitenvaststelling als vermeld in de uitspraak van 2 december 2005 over. Met betrekking tot het ontstaan van de gewichtige redenen heeft de rechtbank overigens niet kunnen vaststellen dat eiser daarvan een verwijt is te maken. De verwijtbaarheid ligt naar het oordeel van de rechtbank aan de kant van verweerder. Het voorgaande betekent dat het beroep voor zover het gericht is tegen het ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid gegrond is. Verweerder kwam echter de bevoegdheid toe om eiser wegens redenen van gewichtige aard te ontslaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat verweerder van die bevoegdheid niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken.
10. Met betrekking tot de aan het ontslag verbonden vergoeding is de rechtbank van oordeel dat deze onvoldoende compensatie biedt. In dit verband komt onder meer betekenis toe aan het hiervoor vermelde oordeel over de verwijtbaarheid en het oordeel van de rechtbank dat het, gelet op de stukken en de toelichting van eiser ter zitting, voldoende aannemelijk is dat er een causaal verband is tussen de medische klachten van eiser en de omstandigheden waaronder hij heeft moeten werken. Voor zover het beroep gericht is tegen de hoogte van de vergoeding, is het gegrond.
11. De conclusie van het voorgaande is dat het bestreden besluit in rechte geen stand houdt. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet in het voorgaande en het verloop van het geding aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover inhoudende dat aan eiser met ingang van 1 september 2005 ontslag is verleend uit zijn functie van medewerker financiële administratie, in stand blijven. De rechtbank zal op de voet van artikel 8: 72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ter bevordering van een finale beslechting van het geschil, zelf in de zaak voorzien door een aan het ontslag te verbinden vergoeding vast te stellen. Gelet op de standpunten van partijen over de toe te kennen vergoeding, stelt de rechtbank de vergoeding als volgt vast:
- € 19.070,-- bruto (inkomensschade, in de lijn van de kantonrechtersformule)
- € 10.000,-- (immateriële schade)
- € 300,-- (gemaakte medische kosten).
12. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,--, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover inhoudende dat aan eiser met ingang van 1 september 2005 ontslag is verleend uit zijn functie van medewerker financiële administratie, in stand blijven;
bepaalt dat de Stedelijke Scholengemeenschap De Rede te Terneuzen aan eiser in het kader van voornoemd ontslag de volgende bedragen betaalt: € 19.070,-- bruto (negentienduizendenzeventig euro), € 10.000,-- (tienduizend euro) en
€ 300,-- (driehonderd euro);
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
bepaalt dat de Stedelijke Scholengemeenschap De Rede te Terneuzen aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 138,-- (honderdenachtendertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiser begroot op € 644,-- (zeshonderdenvierenveertig euro) te betalen door de Stedelijke Scholengemeenschap De Rede te Terneuzen aan eiser.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2006 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de
Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd. Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.